Een immense botsing

Op 26 april jl. Belgische en Nederlandse tijd vond waarschijnlijk een botsing van ongekende grootte plaats. Op aarde werd die dag meetbaar dat een zwart gat op ongeveer 1.200.000.000 lichtjaar afstand van Maartensdijk een neuronenster opvrat. We, nou ja, de wetenschappers die de automatische analyses onder ogen kregen, keken dus ruim een miljard jaar terug in de tijd. Ook knap.

Een neutronenster is wat over kan blijven van een ster, die voor de implosie een massa heeft gehad tussen de 10 en 30 keer de massa van de zon. Neutronensterren hebben een straal van ruwweg 10 kilometer en een totale massa van ongeveer 2 zonmassa’s. Deze sterren zijn het kleinst van alle sterren en hebben de hoogst denkbare dichtheid. Tenzij men een zwart gat ook als een ster beschouwt.

Er worden naar massa (en omvang) vier soorten zwarte gaten onderscheiden:

  1. De theoretisch bestaanbare minuscule zwarte gaten met een straal van maximaal 0,1 millimeter en een massa tot die van pakweg onze maan.
  2. Stellaire zwarte gaten met een massa van omstreeks 5 tot 100 zonmassa’s, die ontstaan zijn uit een supernova, een exploderende zware ster die gedurende enkele dagen* opvlamt met de lichtkracht van honderden miljoenen tot meer dan een miljard zonnen.
  3. Middelgrote zwarte gaten met een massa van 500 tot 1.000 zonmassa’s waarover weinig bekend is.
  4. Superzware zwarte gaten met een massa van 50.000 tot vele miljoenen malen de massa van de zon. Deze worden aangetroffen in de centra van sterrenstelsels.

De waargenomen botsing zou dus plaatsgevonden hebben tussen zo’n neuronenster en een van die zwarte gaten. Zo’n waarneming is bijzonder, hoewel het natuurlijk vaker voorkomt. Over het felste lichtgevende centrum van een sterrenstelsel, dat ons bekend is, weten we dat het elke dag wel een ster zo groot als onze zon opeet. Dat zwarte gat, J2157, is daarmee het snelst groeiende ons bekende zwarte gat in het universum. Dat ‘hongerige’ gat heeft inmiddels 34.000.000.000 maal de massa van onze zon en is 8.000 keer groter dan Sagittarius A*; het zwarte gat in het centrum van de Melkweg. Dat is het sterrenstelsel waar wij op onze schier onbeduidende aarde te gast zijn.

Hoewel, schier onbeduidend? Voor zover bekend zijn wij de enigen die weet hebben van heel dat universum met haar onopgeloste mysteries.

* Omdat een zware ster, 2.500.000.000 helderder dan de zon, in 2019 plotseling van de radar verdwenen is zonder eerst een supernova te worden, is niet helemaal zeker dat een supernova altijd een tussenstadium is tussen een grote ster van 5 tot 100 zonmassa’s en een stellair zwart gat, of dat het ‘enkele dagen’ opvlammen ook wel (een) tiental(len) jaren kan duren. Want van die verdwenen grote jongen (of dat verwenen grote meisje) op zo’n 75.000.000 lichtjaren afstand vanaf De Bilt was al zeker 10 jaar bekend dat hij/zij zich in zijn eindstadium bevond. Wellicht heeft die ster zonder supernova te worden het stadium van zwart gat bereikt.

Ja, er gebeurt best veel grotesks waar we geen weet van hebben, al kan het in dit laatste geval ook zijn dat deze ongelooflijk heldere ster op de een of andere manier beduidend minder helder is geworden en vervolgens ook nog eens door ruimtestof verduisterd is geraakt. Wie weet?

Bronnen: “Zwaartekrachtsgolf lijkt afkomstig van botsing zwart gat en neutronenster” door Leah Crane via NewScientist op 3 mei 2020, Neuronenster, Supernova en Zwart gat via Wikipedia op 25 juni 2020 en “Enorm zwart gat blijkt ‘hongerig’, eet elke dag ster zo groot als zon” & “Mysterie in de kosmos: astronomen zien ster voor hun neus verdwijnen” door en via Nu.nl op respectievelijk 1 juli en 30 juni 2020.

Eén keer net zo verstandig als een ezel

Onlangs ontmoette ik een ambitieuze, mooie, haast even oude, jonge vrouw aan de Hof in Amersfoort, die wel te porren was voor een liefdesrelatie met mij. Het klikte goed, ware het niet dat ze geen wandelaar (v) is, betwijfelde of ze ooit meer zou willen dan een LAT-relatie en ze niet wist of ze ooit nog met een ander zou kunnen slapen. Of ze dan niet keer op keer wakker zou schrikken.

Het deed mij denken aan een liefdesrelatie, die ik eerder gehad had. Voor de buitenwereld waren we een stel. Zo wilde zij het en ik vond het best. Ik was na een trouwfeest-zonder-dat-we-trouwden haar man en zij was mijn vrouw. Verder was ik een vriendje. Ze had er haar redenen voor, maar dichtbij mocht ik niet komen. Totdat ik weggestuurd werd. Toen gebeurde er iets opmerkelijkst: zij werd letterlijk ziek van het afscheid, dat zij gewenst had, en ik voelde me blij en vrij.

Nee, als het al met twijfel begint, in plaats van met enthousiasme, mag de prachtige vrouw, met haar nog zo mooie levenswijze, ondernemingszin, uitstraling en zachte huid mooi en ondernemend blijven zonder mijn aandacht, liefde en tijd.

Met zo’n vrouw zou het lot me een handje geholpen hebben als we begonnen waren met een vriendschap en konden gaan meemaken wat die vriendschap ons allemaal brengen zou, waarbij de toenadering wellicht langzaam maar zeker intiemer en intiemer werd.

Maar het lot, of zij, besloot anders. Ik moest er maar mee leven dat zij is zoals ze is. Ze nam na die ontmoeting geen enkel initiatief meer en eiste mijn begrip en instemming om maar weer met – overigens gezien haar levensverhaal voor mij begrijpelijke – mitsen en maren aan een liefdesavontuur te beginnen.

Mij niet gezien. Ik neem haar zoals ze is, maar ik ga niets met haar aan omdat haar lonkend vooruitzicht het mijne nu niet is. Zo schijt de duivel misschien voor haar wel op één hoop en handel ik één keertje net zo verstandig als een ezel.

De fikse uitdaging voor ieder mens

Gaat het in onze levens om het zijn of gaat het om het goede?

In het begin van onze levens, in de kindertijd, gaat het om het zijn. Een baby is. Niet meer en niet minder. Het past zich aan aan alle omstandigheden. Het zet het op een brullen bij ongemak, doet wat het doet met toewijding en kirt soms van tevredenheid.

Op een zeker moment, wanneer de hersenen tot wasdom komen, wordt een kind steeds meer een sociaal wezen in zijn leefomgeving. Hij gaat vanuit de eenheid, die hij met zijn moeder vormt, gaandeweg verbintenissen met anderen aan en andere juist uit de weg. Verbintenissen, die te zijner tijd de binding met zijn moeder ook losser kunnen maken, zoals een band met zijn vader, maar een kind gaat ook met andere hem welgevallige mensen verbintenissen aan. Geleidelijk ontwikkelt hij voorkeuren; sympathie en antipathie. Hij blijft het centrum van zijn wereld, maar ontwikkelt van lieverlee voor zijn begeertes en zelfbehoud broodnodige oordelen.

De oordelen van anderen, zullen op een bijzonder moment gaan botsen met zijn eigen ontwikkelde wereldbeeld. Sterker, op een zeker moment zal het zich ervan bewust worden dat zijn oordelen stuk voor stuk discutabel zijn; dat alle resultaten van de ontwikkelde oordeelsvorming ter discussie staan. Dat sommige van zijn waarheden zelfs beschamend zijn. Vanaf dat moment gaat het in ons leven langzaam maar zeker niet meer om zijn maar om het goede. Om het goede doen, om precies te zijn. Zelfs zelfbehoud kan sindsdien ten behoeve van een ander, impliciet hoger geacht doel opgeofferd worden.

Wanneer we op deze wijze uit ons Paradijs gevallen zijn en ons leven niet meer om zijn draait, komen we er tegelijk achter dat we niet in Utopia beland zijn. Er zijn veel anderen en evenzoveel losse schroeven waarop ons wereldbeeld gebaseerd is. Er is ook veel leed.

Anders dan toen ons leven om zijn-in-het-hier-en-nu draaide, neemt nu de hoop op beter, op minder lijden, op mooier en op zintuiglijk genieten een plaats in in ons leven. Om hoop bewaarheid te laten worden, moeten we het goede gaan doen. Het goede voor wie? Het goede voor iedereen, omdat we sociale wezens zijn. Dat komt er in de praktijk op neer dat het goede is om naar beste kunnen het leed van anderen te verzachten, waardoor we een ietsepietsie dichterbij Utopia komen. Dat we een iets eraan bijdragen een wereld te creëren, waarin voor iedereen plaats is, waarin iedereen wel zou willen wonen.

Per definitie wil ik wonen in een wereld waarin iedereen wil wonen. Vandaar dat het in het leven, zodra we besef hebben van het ter discussie staan van al onze bevindingen, om het goede gaat. We maken deel uit van en hebben invloed op onze omgeving. We kunnen de ander ondersteunen waar mogelijk, we kunnen hem negeren en we kunnen hem disciplineren of breken. Vanwege deze ongevraagde verantwoordelijkheid voor de ander, we zijn inmiddels immers van kinderen uitgegroeid tot handelingsbekwame, sociale volwassenen, draait het leven er nu alleen nog om het goede te doen.

Feitelijk is het met ons nog heftiger gesteld: …om het goede gedaan te hebben. Ondanks goede bedoelingen kunnen we nog altijd bewerkstelligen de wereld, onze omgeving, verder van Utopia te doen verwijderen. Daarmee zouden we onze hoop op beter ridiculiseren. Daarom telt wat we gedaan hebben op basis van het resultaat, waardoor we in de praktijk vechten tegen de bierkaai en ook nog eens altijd te laat zijn. Dàt is – volgens mij – de betekenis van elk mensenleven; het goede gedaan hebben voor de ander, of niet het goede gedaan hebben.

Ik schreef dit zojuist na het doornemen van het boek “De ander in ons; Emmanuel Levinas in gesprek: een inleiding op zijn denken”, en met name daarin het interview met Rudy Visker, als hoogleraar verbonden aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte in Leuven, (2008) door France Guwy, uitgegeven door Uitgeverij SUN in Amsterdam.

Iets gemeenschappelijks

In het zonnetje tussen de buien door op een Utrechts terras vroeg een van mijn kinderen me gisteren wat ik dacht van de anti-racisme-demonstratie, die eergisteren op het Jaarbeursplein had plaatsgevonden; of ik eraan deelgenomen zou hebben als ik ervan had geweten. Ik antwoordde dat ik benieuwd ben wat de demonstranten beogen; je kunt immers ook voor mooier weer of een betere wereld demonstreren. Waar zijn de demonstranten concreet op uit?

Overigens hebben de anti-racisme betogers mijn sympathie. Ook al zouden deze wereldwijde demonstraties als stok dienen om een andere hond mee te slaan: we demonstreren tegen racisme door de politie, maar zijn eigenlijk tegen het asocialisme van Donald Trump en zijn republikeinse partij, tegen ongelijkheid in het algemeen, of tegen de vooringenomenheid van de gevestigde orde in ons eigen land.

Wat ik bedoelde met mijn reactie, is dat ik het vanzelfsprekend vind om racisme te verwerpen, maar dat vind ik een open deur. Geen weldenkend mens, dat ervoor uitkomt apartheid te omarmen. Dàt zullen we in 2020 toch al wel bereikt hebben (of is het nòg erger met de mensheid gesteld dan ik denk?). We kwamen er na even praten op uit dat we beiden racisme verwerpen, maar dat we ons niet bewust zijn van het onbewuste racisme waar we ons ongetwijfeld ook schuldig aan maken. Hoe betreurenswaardig en verwerpelijk ook, racisme is van alle tijden.

We kwamen er ook op uit dat we beiden van ‘de hoop’ zijn. De hoop op een betere wereld. Vertrouwen in mensen, die toch feitelijk nagenoeg altijd proberen het juiste te doen. Voor mij is die betere wereld een pacifistische wereld. Ik roep altijd al, sinds de vervulling van mijn militaire dienstplicht en mijn daarop volgende – toegekende – beroep op de wet gewetensbezwaren militaire dienst, dat elke nieuwe wet volgens mij getoetst zou moeten worden aan de vraag of die wet pacifisme dichterbij brengt. Elke dag zouden we al doende vandaag stappen zetten naar een rechtvaardiger inrichting van de wereld, ongeacht of en zo ja, wanneer pacifisme of mondiale rechtvaardigheid binnen handbereik komt. Dan doen wij nu het juiste, in plaats van onrecht in stand houden of verergeren.

Door mijn voorsprong van zo’n 30 jaar op mijn kinderen, heb ik mijn hoop op een vreedzame wereld steeds meer zien vervliegen. Het neoliberalisme heeft sinds de 80-er jaren veel van de vruchten van 30 jaar Keynesianisme teniet gedaan. En de marktwerking, die in combinatie met een tandeloze overheid voor alle maatschappelijke problemen als oplossing werd gepresenteerd, heeft het lijden van mensen over de hele wereld, zoals ook in ons eigen land, verergerd. En dat terwijl enkelingen, de 1%, daarmee materieel over de ruggen van de aarde, miljoenen dieren, het klimaat, miljarden mensen en even zoveel planten (zoals die in oerbossen) een rijkdom vergaarden, die soms groter is dan sommige landen voor al hun nutsvoorzieningen te besteden hebben. Mijn sombere grondtoon, zeg maar mijn zwartgalligheid, is terug te herleiden tot deze vervlogen hoop.

Anti-racisme is wat mij betreft een van de vele pijlers onder een wereld waarin we ons bewust zijn van en schamen voor het lijden van de ander. Door zo’n bewustzijn kunnen we vervolgens ons uiterste best doen om onze invloed op de gang der dingen ertoe aan te wenden het lijden van de ander en onszelf tot minima te beperken, in plaats van er collectief onze respectieve hoofden voor in het zand te blijven steken.