Het is tijd voor bezinning. Het is altijd tijd voor bezinning en een aimabel-ogende man bood mij stof om in de marge van de Stuitende Taferelen* in de wereldpolitiek tot een kern door te dringen.
De aimabel-ogende man ontmoette ik een tijd geleden in Amsterdam en onlangs raakten we verzeild in een mailwisseling over onjuiste geschiedschrijving. Hij stelde in zijn laatste mail van deze week: “Mensen hebben recht op hun eigen mening, niet op hun eigen waarheid.”
Dat was even slikken voor mij, omdat ik ertoe neig alles te zien als interpretatie. Hoe aimabel is deze ogende man? Is er één waarheid en zouden we die kunnen kennen? “De wetenschap leert en toont ons enkel het uiterlijke of de vorm en de schijn van de ‘dingen’; het ‘innere’ kan men niet kennen” denk ik ingegeven door Duitse filosoof Immanuel Kant (1724 – 1804).
Wij zijn gedoemd vrij te zijn
Jean-Paul Sartre
Ik denk er niet aan te kunnen ontkomen in mijn eigen waarheid en mijn eigen werkelijkheid te verkeren; een waarheid met als bouwelementen:
– mijn levensgeschiedenis voor zover die mij gevormd heeft,
– voor mijn vorming relevante gedachten, inzichten en waarnemingen,
– de invloed die mijn omgeving op mij gehad heeft en
– mijn interpretatie van de situatie waarin ik in het hier en nu verkeer.
Naar mijn idee geldt dit voor ieder mens. Ik dacht dat dit een algemene aanname was, maar de aimabel-ogende man denkt hier dus anders over. Hij schreef mij deze week dat wat hem betreft pas als alle kennis boven water komt, er tijd is voor interpretaties. Zijn stelling roept bij mij de vraag op hoe hij dan juist kan doen, want volgens mij zal nooit zal alle kennis bekend, laat staan ontsloten zijn.
Gelukkig wist de Engelse jurist, filosoof en sociaal hervormer Jeremy Bentham (1748 – 1832) wel raad met zulke vragen. Hij vond een maximum aan genot en een minimum aan leed en verdriet nastrevenswaardig. Zo stelde hij dat de juistheid van een handeling wordt bepaald door de gevolgen ervan: leverde een handeling in totaal voor de mensheid meer, langduriger en intenser genot op en minder leed of verdriet dan was de handeling juist geweest. Kom er maar eens om bij de huidige wereldleiders.
Het petekind van Bentham, de Engels filosoof en econoom John Stuart Mill (1806 – 1873) was het wel met zijn peetoom eens. Hij onderscheidde daarbij hogere (intellectuele) en lagere (platvloerse) vormen van genot. Toch is mijn probleem met Bentham en Stuart Mill is dat alleen achteraf uitgerekend kan worden of een handeling juist is geweest. Gevolgen kun je nu eenmaal niet allemaal van tevoren overzien.
De Brits filosoof-ethicus Bernard Williams (1929 – 2003) was een vernietiger van denksystemen en viel alle “ismen” aan met gelijke kracht, ook het utilisme van Bentham en Stuart Mill. Williams argumenteerde dat er een cruciaal moreel onderscheid bestaat tussen een moord die ik pleeg of een moord die iemand anders pleegt omwille van iets wat ik gedaan heb. Hij stelt zodoende dat men de juistheid van een handeling niet puur kan berekenen aan de hand van gevolgen voor de mensheid en introduceert ‘verantwoordelijkheid’ en ‘bevoegdheid’.
De Amerikaans filosoof Robert Nozick (1938 – 2002) redeneert in dit verband over de juistheid van een handeling vanuit een heel andere invalshoek. Hij toonde aan dat een maximum aan genot en een minimum aan leed en verdriet helemaal niet is wat mensen willen: “Mensen willen hun leven leven.” Dat spreekt mij aan.
De Franse filosoof en schrijver Jean-Paul Sartre (1905 – 1980) stelde dat men keuzes moet maken en voor de gemaakte keuzes verantwoordelijkheid moet dragen. Hij stelde: “Wij zijn gedoemd vrij te zijn”. Feitelijk zegt hij, net als de pre-socratici en de eerste Griekse sofisten zoals Protagoras van Abdera (± 490 – 420), dat “de mens de maat van alle dingen is”; voor de volledigheid: “van de dingen die zijn wat ze zijn en van de dingen die niet zijn wat ze niet zijn.”
Toch blijken er problemen met een universele moraal, en als we het erover hebben of we in ‘interpretaties van de werkelijkheid’ zouden leven, of ons pas een interpretatie zouden mogen veroorloven als we alle kennis boven tafel hebben, spreken we over een universele moraal. Problemen met een universele moraal zijn
– dat traditionele waarden ondergeschikt worden aan een wereldwijd denken en
– dat de moraliteiten binnen verschillende culturen nogal eens met elkaar botsen.
Bovendien hebben we inmiddels weet over de ellende die het denken heeft veroorzaakt van de fascistische dictator Benito Mussolini (1883 – 1945), de bolsjewistische dictator en autocraat Jozef Stalin (1878 – 1953), de extreem-racistische nationaalsocialistische provocateur, populist en latere dictator Adolf Hitler (1889 – 1945) en de communist en dictator Mao Zedong (1893 – 1976) om er maar een paar te noemen; er zijn er nog veel, veel meer. “Wees maar voorzichtig met een alomvattende moraal”, hebben zij hun nabestaanden naar mijn hoop geleerd.
Toch handel ik voortdurend door te doen en door na te laten. Hoe bepaal ik de juistheid van mijn handelingen?
Ik heb daarop wel een antwoord: ik weet waarheen ik de mensheid zou willen leiden: wereldvrede. Mijn doen en laten beoordeel ik langs de meetlat in hoeverre mijn handel en wandel op mijn bescheiden plaats tussen de wereldbevolking bijdraagt aan wereldvrede. Ik sluit me daarom vooralsnog wederom aan bij Immanuel Kant, die stelde
– dat de intentie van een handeling belangrijker is dan het gevolg ervan,
– dat we de mens altijd óók als doel op zich en nooit allèèn als middel tot een doel mogen gebruiken, en
– dat wij alles wat wij doen als algemene regel zouden moeten kunnen èn willen laten gelden.
Het is bijvoorbeeld volgens Kant niet goed om te stelen, want de algemene regel ‘Stelen mag’, zou resulteren in een chaotische wereld waarin wij zelf niet zouden willen leven.
Ik kan er wel mee uit de voeten en voor mij is het ondoenlijk pas tot een besluit te komen wanneer ik (nagenoeg) de gehele waarheid ken.
Bronnen: “Filosofie voor het echte Leven” (2015) door de Vrije Academie en Brandstof en College “Hoe doe ik het goed?” door Lammert Kamphuis van de Vrije Academie op 17 december 2015 en https://nl.wikipedia.org op 22 december 2015 en 27 januari 2017.
De kern van dit blog verscheen als blog 266 eerder op de voorloper van deze website, die ‘uit de internet-lucht’ gehaald is.
______________
* De Werkgroep Socialisten in de PvdA gaf tussen 1991 en 1994 een blad uit met de titel ‘Stuitende taferelen’ als woordspeling op het in 1987 verschenen PvdA-rapport ‘Schuivende Panelen’.