Els in verwarring en niet alleen Els

Els van Rumpt was blij dat de ochtend er op zat. Ze was ook blij met haar eerste baan na haar afstuderen. Personeel en deelnemers waren meestal vriendelijk, maar nu was ze de hele ochtend achter de computer bezig geweest. Ze moest alle afspraken van ‘De wachttoren’, de zorginstelling waar ze vier dagen in de week werkte, handmatig uit de back-up van de website controleren en goed in de internal agenda zetten. Daarvoor had ze geen ‘sociaalpedagogisch werk’ gestudeerd, maar nu zat het er gelukkig op. Ze meldde nog even aan Francis, haar first point of contact, dat ze klaar was. Vanmiddag zou ze Johan, de fysiotherapeut, ondersteunen. Ze kon wel met een vest over haar jurkje naar buiten.

Twee straten verder was de bibliotheek, die ze altijd de bieb noemde. Daar ging ze haar boeken omruilen. Even later zag ze een dikke pil met de titel “De bijzonder weg van Elsje tot Vrouwe Vanderhaer”. Dat leek haar leuk, omdat ze zelf Els heette. Ze stelde zichzelf voor als freule en grinnikte om haar bekakte stem. Nog een paar boeken griste ze van de planken om vervolgens bij De smulhoek op de bovenste etage een cappuccino te bestellen. Daarbij at ze haar lunchpakketje leeg.

Toen ze later die week na het avondeten aan het boek begon, sloeg de schrik haar om het hart. Op de eerste pagina van hoofdstuk I ‘Zoals het allemaal begon’ werd Rhenoy beschreven, het dorpje in de West Betuwe tussen Leerdam en Geldermalsen, waar zij tot haar veertiende jaar gewoond had. Daarna las ze hoe haar moeder haar vader ontmoet had en een paar pagina’s later – ze kreeg het benauwd en kon haar ogen niet geloven – las ze hoe zijzelf aan de Lingedijk geboren werd. Haar moeder had haar nooit verteld dat het een spannende bevalling geweest was, omdat de navelstreng om haar hals gezeten had. Ze legde het boek trillend en met betraande ogen weg. Ze ontplofte haast van de wirwar aan emoties. Het was halverwege de avond dus ze kon haar broertje nog best bellen. Vrolijk als altijd nam hij de telefoon op en hij moest vreselijk lachen toen zij haar verhaal vertelde. Ze kwam er niet doorheen om duidelijk te maken dat ze meende wat ze zei. Heel de avond belde ze vervolgens met vriendinnen en haar moeder. De reacties waren hetzelfde als die van haar broertje met dat verschil dat anderen, nadat ze begrepen dat Els meende wat ze hun vertelde, verstilde en vermoedde dat het waar was. Althans, in Els’ beleving.

Verona, een vriendin die vlakbij woonde, was direct op de fiets gestapt en belde even later aan. Nadat Els de telefoon had neergelegd verwelkomde ze Verona emotioneel. Ze bekeken het boek alsof het een bom was. Verona pakte het beet en ging zitten. Ze sloeg het open en las op de eerste pagina’s hetzelfde als Els. Stom van verbazing keek ze Els aan.

Willekeurig sloeg ze een stuk verder het boek open. Ze las: “Els had zich bijna weer verslapen. Net na negen uur rende ze ‘De wachttoren’ binnen. Daar liep ze Francis tegen het lijf. “Fijn dat je d’r bent, Elsjefiderelsje, zou je alvast in het kantoor de computer willen opstarten? Er is iets vreselijk misgegaan met de afspraken. Alles loopt in het honderd. Ik kom zo bij je om uit te leggen wat er gebeuren moet.” Even verder viel haar oog op “de bieb” en weer even later las ze “Verona hoorde de paniek in de stem van Els en sprong direct op haar fiets.”. Dat was onder het kopje ‘Iedereen dagen achtereen van slag’.

Amerongen of ons ja-woord

Afgelopen weekend was het eindelijk zover. We wilden die kamer met dat bad, dus we moesten nog een paar weken wachten totdat we er dit weekend terecht konden. Vrijdag meldden we ons rond 10 uur in de verder nog rustige gelagkamer. Onder de koffie werd het plan om de Holle Boomwandeling te gaan doen concreet. Eerst zouden we dan De Eenzame Eik bezoeken, voordat we de Amerongse berg zouden ‘beklimmen’. Voor we aan de wandel gingen, dansten we samen in de verlaten ontbijtruimte op prachtige muziek.

Onderweg zagen we dat huize De Kolibrie aan de Holleweg al een tijdje onbewoond is. Wat een prachtig huis met de naar binnen gegroeide klimop als muurdecoratie en wat een mooi uitzicht vanuit het huis. Het Berghuis, waar we vanwege personeelsgebrek besloten niet op een tweede kop koffie te wachten, lieten we voor wat het was. We liepen via Het Venster op de Betuwe naar De Eenzame Eik, waar we van onze toverdrank proefden met een boterham met kaas. Vanaf de top van de Amerongse Berg wandelden we naar het Egelsmeer om dat grote, verstilde ven van veel kanten te bekijken. Op de zandvlakte met De Boom met de Drie Stammen verlieten we ongewild de route. We hadden geen idee waar we het bos in moesten om ‘het kruispunt met de paarse paal’ te vinden. We kwamen op een terrein met vakantiehuisjes en besloten verbodsboordjes te negeren om over weiden naar het Boshotel Overberg te wandelen. Daar genoten we van het zonnig terras. We moesten lachen om het bordje ‘Natuurwandeling De Holle Boom’ zonder enige aanwijzing waar die wandeling te volgen was. Dus liepen we in een rechte lijn via een doorgesneden grafheuvel terug naar onze kamer met bad. Het was een prachtige, zonnige dag geweest en heel de wandeling leken wij zo’n beetje de enigen die op pad waren, met uitzondering van het gezelschap dat in en rond De Boom met de Drie Stammen hing.

We dineerden in ons hotel en namen een douche voordat we in de nabijgelegen Andrieskerk een mooi en steeds mooier wordend concert opluisterden van De Dwarsfluitklas van het Utrechts Conservatorium. Het zou me niets verbazen wanneer we van dwarsfluitiste Julia Prieto Orti meer gaan horen. Voordat we naar bed gingen genoten we van het ligbad.

De volgende ochtend namen we ruim de tijd voor ons ontbijt. Het beloofde wederom een stralende dag te worden. Waren we gisteren door de uitgestrekte bossen, over heidevelden en weiden gewandeld, vandaag viel de eer te beurt aan de Amerongse Bovenpolder. We begonnen met een bezichtiging vanaf het platform, waar een jong stel eveneens van het uitzicht over het water en de watervogels genoot. We lieten ons bij de Tabaksschuur informeren over de tabaksgeschiedenis van de buurt en namen, alsof we genodigden waren, plaats op het terras van het Kasteel in plaats van de voor ons bedoelde theetuin. We genoten van een bosvruchtengebakje-zoals-een-bosvruchtengebakje-hoort-te-zijn. En omdat we er toch waren, bezichtigden we de Kasteeltuin. Vervolgens maakten we een andere dan de geplande rondwandeling door de Amerongse uiterwaarden af. Omdat we naar de oever van de rivier wilden, moesten we weer over een hek klimmen. We lunchten op een krib met uitzicht over de rivier. We genoten wederom van de vele watervogels en de eerst bloeiende planten. Eenmaal terug op onze kamer besloten we bij het plaatselijke Chinees-Indisch restaurant onze avondmaaltijd op te halen. Die schoven we op een tafeltje tegen het bad aan, om heel de avond van het bad te genieten.

Inmiddels waren we er achter gekomen dat er in de Betuwe twee plaatsen zijn, die met ‘Elst’ aangeduid worden. Het ene, twee kilometer verderop, had wat winkels. Het andere, veertig kilometer verderop, had een Theater dat De Kik heette, en daar zouden we na ons uitgebreid ontbijt het “Literair Café; Montere weemoed II” bezoeken. In dat Elst maakten de prestigieuze beuk op de begraafplaats indruk, net als de consumpties in Het Wapen van Elst. De columnist en schrijver Thomas Verbogt vertelde grappig over zijn hersenspinsels en liedjesschrijver en zangeres Beatrice van der Poel zong met haar warme stem haar licht filosofische liedjes. Teksten, die vaak aanstipten waarover wij dit weekend gesproken hadden, of leek dat nu maar zo? Doordat ik mijn laptop op onze kamer had laten liggen, dineerden we onverwacht nogmaals in dorpshotel Buitenlust. Daar gaven we elkaar, wachtend op ons eten, ons ja-woord. We hadden overigens als avondmaaltijd precies het omgekeerde besteld als de eerste avond. Halverwege de avond kwamen we thuis na een weekend, dat een week aan indrukken achter liet, en waarvan we niet konden bedenken wat we beter anders hadden kunnen doen.

Het huis was koud geworden door onze afwezigheid, maar in bed was al snel warm.

Zelfinzicht

Er is hier veel veranderd. Het uitzicht bijvoorbeeld. Vroeger was hier heide met jeneverbessen en hier en daar een boom. Nu is het hier zo te zien een bos geworden. De wind lijkt mij vaker zwoel dan vroeger. En overdag is het veel drukker dan in mijn beginjaren. Overdag geniet ik van het lawaai en andere reuring. Ik geniet ervan als mijn stam gebruikt wordt als rugleuning of als plaspaal. Uit sommige blikken van bewondering maak ik op dat er weinig zijn zoals ik. Door de bomen om me heen heb ik van de wind nog maar weinig te duchten, terwijl de stormen me vroeger soms deden kraken en ik blij was met mijn gezonde wortelstelsel, al stelde dat toen achteraf niet veel voor. Ja, je wilt niet weten wat ik allemaal al meegemaakt heb. Dat ga ik ook niet memoreren, want dat zou een saai verhaal zijn, dat iedereen die op deze plek leeft zou kunnen vertellen. Ik ga met u het gewichtige delen welke inzichten ik opdeed.

Ik ben mijn wortels. Zij zijn helemaal een met de aarde, die afgezien van het voorjaar na 147 winters geleden nooit beroerd is. Ik weet niet wat die mensen toen bezielde, maar fijn was het niet. Ik heb, zover ik zien kan, de meest robuuste wortels van iedereen hier. Ik ben dan ook een van de oudste. Of die andere twee eiken verderop nog op hun plek staan, kan ik door alle bomen om me heen niet goed meer zien. Die vierde is inmiddels 106 winters weg, dat heb ik nog gezien. Grappig, ooit, toen het hier nog heide was, waren wij de jongste en ik de jongste van ons. Of in elk geval de kleinste. We werden niet gezien en later gedoogd, maar niet bewonderd. We waren, of laat ik voor mezelf spreken: ik was. Niets meer en niets minder. Toch een uiterst bijzondere kwaliteit. Af en toe bewonderd worden kwam pas de latere jaren, ruim nadat ik begon de winters te tellen. En nu zijn wij hier, of ik in elk geval, een van de oudste. Ik ben in elk geval 352 winters oud. Ik schat mijzelf op zo’n 400 winters, maar het kunnen er ook 450 zijn. Daarvoor is inwendig onderzoek nodig; dat kan ik zelf niet, maar u kunt het in een mum van een tijd zien wanneer ouderdom mij eens vloert. Ik ben mijn wortels. Mijn levenservaring, mijn opgedane kennis en zo langzaam maar zeker ook mijn ontwikkelde wijsheid. Mijn geïncarneerde dierbaren, mijn lucht, mijn voeding, mijn water. Ik ben.

Ik ben ‘mij’ met mijn stam en kruin. Het zichtbare deel van mij in de wereld. Het meest kwetsbaar ook, met name mijn schors rond mijn stam. Naarmate dichter bij de bodem, neemt die kwetsbaarheid toe. Dagelijks vecht ik tegen parasieten; zeker daar. Ik vrees juist daar beschadiging door kettingzagen, kapmessen, klauwen of klievende tanden. Tegen dergelijk geweld ben ik weerloos. In al die jaren is er nooit veel misgegaan. Maar daar waar u mij zonder van de grond te komen kunt aanraken zit mijn meest zwakke plek, terwijl mijn takken een veel dunner schors hebben. Echter, van eekhoorns en vlaamse gaaien word ik blij, net als van bosmuizen. Die zorgen voor mijn nageslacht. Wat daarvan in al die tijd is terecht gekomen, geen idee. Daarvoor gebruik ik mijn fantasie. Ook andere knaagdieren en vogels zijn welkom in mijn kruin, want ik ben ‘mij’ pas in relatie met anderen.

Ik ben natuurlijk pas totaal ik, wanneer ik mij ervaar met mijn ouders. Mijn ouders, in wie heel mijn evolutionaire geschiedenis besloten lag. Ja, mijn ouders. Wat zal ik vertellen? Mijn vader beschermde me niet, maar het was een lieve schat, die het ook niet wist. Of zijn wortels in goede grond stonden, zoals de mijne bij toeval wel, dat betwijfel ik. In mijn lange leven heb ik altijd begrepen dat ik voor bescherming afhankelijk ben van mijzelf en het toeval. En van anderen om mij heen en dan vooral degenen die kunnen wat ik niet kan. Zij die gevaren zien aankomen, die ik niet zie, en zij die me aansporen alvast een tegenmaatregel te nemen voor als ik wat te duchten krijg. Mijn moeder, die me toen het er op aankwam voorzag van alles wat ik nodig had, en mij later neurotisch wilde steunen, maar zelf ondertussen helemaal de weg kwijt was. Zij was om te overleven meer met haar eigen angsten in de weer dan met mijn problemen. Probleempjes, bij nader inzien. Met alle respect voor mijn ouders, zij mogen mij mijn gang laten gaan en zich nu met hun eigen interesses bezig houden. Ik ben duidelijk een kind van mijn ouders, want ik heb ook dat lieve, veel begrip – soms zoveel dat het me verward en ik om uit te waaien naar een flinke wind ga verlangen – en ik heb dat zorgzame van mijn ouders. Een verschil met mijn goede ouders is dat ik een andere weg gegaan ben, maar ik sta dan ook in de beste grond, die ik mij denken kan. Misschien heb ik mijn beide ouders wel overtroffen. En mocht dat zo zijn, dan is dat niet mijn prestatie, maar een verdienste van mijn mogelijkheden, die zij mij grotendeels meegegeven hebben; kansen die ik gegrepen heb. Dat dan weer wel.

Waar ik kan, adviseer ik of help ik uit dromen. Of ik sta wat van mijn voedselrijke wortelsappen af. Het maakt mij sinds 126 winters nog maar weinig uit wat ze met mijn bemoeienis doen. Waar ik bijkan, ben ik graag behulpzaam, maar nu ik wat ouder ben, en getekend door de tijd, zorg ik vooral altijd goed voor mijzelf. Ik wil genieten en waar mogelijk bijdragen aan het genieten van anderen, zelfs van herten en reeën wanneer die zich aan mijn bast willen schuren; zolang ze mijn schors maar niet gaan opeten.

En het laatst wat zo’n belangrijk inzicht voor mij geweest is, ik laat me geen rad meer voor ogen draaien. Nou ja, dat probeer ik. Door de woorden en het doen van anderen en mijzelf, leg ik mijn oor te luister naar mijn en hun noden. Die staan nog wel eens op gespannen voet met elkaar. De ander mag mij kennen via mijn openhartigheid. Ik wens de ander te kennen door haar of zijn onomwonden relaas. Dat dat niet altijd, zoals mijn vader dat wenste, in harmonie kan, begrijp ik al sinds 185 winters al te goed. Maar ieder met goede bedoelingen, moet in het volle licht kunnen staan en mededelen wat van belang is. Communiceren is een kunde.

Dus wanneer u mij iets te zeggen heeft, kom, klop mij wakker en ik luister als geen ander. Ook naar wat u niet vertellen kunt, maar feitelijk aan mij kwijt wilt, zal ik luisteren. En alles blijft onder ons. Meestal, zo leert mijn ervaring, is dat liefde. En liefde heeft veel gedaanten, tot haat en wraakzucht aan toe.

Genoeg gesproken. Dit lijkt mij wel zo’n beetje mijn verhaal. Ik verenig mij zo direct weer met mijn wortels, want alles om me heen lijkt veilig. Heerlijk, de geborgenheid van mijn omgeving te koesteren, zodat ik met volle aandacht kan doen wat ik zo ongelooflijk graag doe: leven.

Zonder woorden kon ik u dit meest intieme van mij niet vertellen, maar – toch nog èèn inzicht – het gaat niet om de zo zorgvuldig mogelijk gekozen woorden. Woorden verduidelijken, maar kunnen ook bedriegen. Het gaat erom wie ik ben en wie u bent. Dat lukt soms een klein beetje met woorden. U zou mij een plezier doen me nu hartstochtelijk te omhelzen, vanuit uw liefde. Vervolg daarna de weg, die de uwe is. Ik blijf hier. Fijn, wanneer u iets met mijn verhaal kunt en zo niet, laat dan wat ik met u deelde los. Er is tijd in overvloed. Ik maak mij alweer klaar voor de komende lente. Mijn takken gaan dan in het frisse groen. Mmmm, heerlijk.

Het valt niet mee

Er staat een huishoudtrap over de toiletpot in mijn wc bij de voordeur. Mijn trouwe trap van 4 treden aan de ene kant en twee staanders aan de andere vult dit kleinste kamertje in mijn huis al dagen. Alleen voor slangmensen zal het nog een pretje zijn daar hun behoefte te doen. Ik verplaatste mijn trap eerder deze week daar naartoe en dat leek mij toen logisch. Dit ging eraan vooraf.

Maandag ijzelde het, dus de vroege ochtendafspraak met mijn dauwtrappende vriend had ik opgeschort. In die ochtend zou, na een periode van iglo’s en sneeuwpoppen bouwen, schaatsplezier en –ongevallen, de dooi inzetten. Telefonisch sprak ik tegen enen met hem af. Even later ging ik, voor ik de deur achter mij dicht sloeg, naar dat toilet. Eenmaal gedaan wat ons allen nederig houdt, zou Godfried Bomans gezegd hebben, trok ik door. Op dat moment voltrok zich een wonder. Het begon binnen te sneeuwen, terwijl buiten de zon doorkwam. Ik voelde de ijskristallen op mijn gezicht en ik zag ze dwarrelend door de lucht. Prachtig. Daarenboven spoot er water met een enorme kracht langs de waterleidingbuizen mijn toilet in. Ik wist zo snel niets anders te bedenken dan de hoofdkraan dicht te draaien en mijn afspraak met mijn vriend na te komen. Mijn aan- of afwezigheid zou op de ernst van het probleem in mijn huis niet van invloed zijn, schatte ik in, en hij zou met zijn lunch wachten totdat ik gearriveerd was.

In de auto bedacht ik hoe fijn het was, dat het wondertje zich voltrokken had nadat ik mijn behoefte gedaan had. Voorlopig had ik dat toilet nu niet meer nodig.

Na een gezellig samenzijn, want dat is het altijd met hem, bedacht ik de waterleidingbuizen te omwikkelen met plastic met daaromheen uit een oud laken geknipte repen stof. Met de trap, een plastic tasje en de repen blauw laken, dat leek mij het mooist, zocht ik naar de lekkage(s). Echter, er was maar één lek en dat bleek tussen de kraan van het reservoir en het reservoir te zitten. Het water, dat langs de leiding stroomde, kwam alleen daar vandaan. Nadat ik die kraan dicht gedraaid had, had ik verder overal in mijn huis weer water. De volgende ochtend verwachtte ik bezoek, dus ik liet de trap maar in het toilet staan, dan zou er niet per ongeluk iemand gebruik van maken; en ik heb een tweede toilet in mijn badkamer.

Heel de dag kwam ik er niet aan toe om het lek in mijn toilet te repareren, en nu zit ik weer dit stukje te schrijven, terwijl die trap geduldig over de pot in de wc bij mijn voordeur blijft staan.

Kortom, zonder kabouters valt het echt niet mee om mij te zijn, maar – tot uw geruststelling – zelf ondervind ik daar geen last van.

Geen Valentijn

Er zijn verschrikkelijke misstanden in de wereld”, had de fiere, moderne dame gezegd, om eraan toe te voegen, dat je alleen je eigen Licht kunt aansteken en laten stralen naar alles en iedereen. Daardoor zou men uiteindelijk de wereld een beetje beter achter laten dan men die ooit had aangetroffen. Om te besluiten met: “Daarmee brengen we hopelijk ook het collectief bewustzijn op een wat hogere frequentie.

Dat allemaal gezegd hebbende zweeg mijn vriend. Ik kreeg een geweldige behoefte aan een glas cognac, dat de telefoon zou gaan of dat ik gewoon door de grond zou zakken, maar om cognac dorst ik niet te vragen, de telefoon bleef zwijgen en er bleek alweer geen sinkhole onder zijn huis. Nou ja, dan moest het maar…

Het lijkt mij altijd wel handig je eigen licht aan te steken”, probeerde ik.

Licht, Gerardus, met een kapitaal”, sprak hij dromerig.

Het lijkt mij altijd wel handig je eigen Licht aan te steken”, probeerde ik nog eens.

En dan?

Dan”, ‘ja duuuhhhh, weet ik veel’, ging snel door mij heen, “geef je ultieme betekenis aan je leven”, gokte ik.

Kan ik ook ultieme betekenis aan mijn leven geven, door mijn Licht niet aan te steken?” vroeg mijn vriend.

Daarom is deze vriend mijn vriend. Ik deins met alle golven mee. Ik geniet van de wind en de dynamiek. Ik heb lol. Hij denkt na, zonder dat het hem moeite kost. Meestal, net als nu, heeft hij slechts één vraag nodig om mij met beide voeten, nee, tot aan mijn middel terug te brengen op aarde.

Dat denk ik niet”, riposteerde ik, “we kunnen niet om onszelf heen, hè? Ook al kruip je met je hoofd onder de dekens, dan nog is dàt jouw licht, Licht, sorry.

Mijn vriend had deze fiere, moderne dame ontmoet via een datingsite. Hij vond haar profielschets leuk, nodigde haar uit voor een eerste date, en vond haar steeds boeiender worden.

Welk Licht steekt zij aan?”, vroeg ik hem op goed geluk.

Mijn vriend dacht na en er verscheen een glimlach rondom zijn gezicht. De glimlach werd breder en breder en hij moest vreselijk lachen. Dit ken ik van hem. Nu zou er een vilein inzicht volgen. Eenmaal uitgelachen keek mijn vriend mij met zijn twinkelogen ernstig aan, en zei: “Man, daarom ben ik zo blij met jou als vriend. Jij weet vragen te stellen waardoor ik alle plezier in mijn leven terugkrijg.

Hij vervolgde: “Zij zal voor haar leerlingen een helder Licht zijn, maar het was een regenachtige periode toen ik haar uitnodigde. De horeca was vanwege coronabeperkingen gesloten. Daar had ze het over als reden om nog even niet voor een eerste keer met elkaar af te spreken. ‘Maar er is geen haast bij, toch?’ schreef zij op de website. Ik vond dat OK, want zoveel haast had ik ook niet. Drie weken later nodigde ik haar nog eens uit. Maar toen had ze een afspraak gemaakt met een andere vent. Hoe dat verliep, moest ik maar even afwachten. Dat heb ik gedaan.

Mooie boel”, was het enige dat ik bedacht om tegen mijn vriend te zeggen. Origineler ben ik nu eenmaal niet.

Hij vervolgde: “Die vent was voor haar niet interessant geweest, dus zij liet mij weten alsnog op mijn uitnodiging in te willen gaan.

Dus het was niet de smoes geweest, die mensen op datingsites altijd horen: ‘je hebt een leuk profiel, maar ik ben in contact met iemand anders en ik wil geen dingen door elkaar heen laten lopen?’

Nee, en we ontmoetten elkaar en alles was eigenlijk heel leuk aan haar. Ze las me even de les over hoe ik mijzelf in de weg zou zitten, maar wat verwacht je van een spiritueel docent? Ik weet van die dingen niet zoveel. We namen na een flinke wandeling afscheid, nadat we over en weer gezegd hadden tevredengesteld te zijn. Het was in alle opzichten een persoonlijke, open, prettige communicatie geweest. Wat ze echt van mij dacht, wist ik natuurlijk niet, maar ik vond haar fier en modern. Ik wilde het wel een kans geven.

Zij liet me een dag later weten daar hetzelfde in te staan, maar weer kwam dat zinnetje: ‘Er is geen haast bij, nu gevolgd door een :-)’. En weer tuinde ik daar met beide ogen in. Want na een week weinig serieuze uitwisseling liet ze weten dat er voor ons niet meer dan vriendschap in zat en toen ik daarmee instemde, omdat me dat ook leuk leek, liet ze weten dat ze helemaal geen contact meer met me wilde.

Daarna zweeg hij, nog steeds met die pretoogjes van hem en die glimlach rond zijn mond.

Toch lijkt het mij dat je er geen last van hebt”, zei ik.

Jij vroeg toch welk Licht zij aanstak? Dit!

Wat bedoel je?

Het Licht dat zij aansteekt, is als het er voor haar zelf op aankomt steeds net zo lang de tijd nemen totdat alles uitgedoofd is, dan houdt ze daarna alles bij het oude, bekend en vertrouwd, hoe het altijd was.

Een wandeltocht van even geleden

Kom, Enapay, maak je klaar om te gaan”, riep zijn moeder en na een kwartier nog eens. Pas na de derde keer kwam het jochie naar zijn wiigwaas, zijn wigwam zouden wij zeggen, en hij begon te vertellen wat er in zijn spel met de andere kinderen in de nederzetting zonder naam voorgevallen was. Hij vertelde zo enthousiast, dat zijn moeder vergat kwaad te blijven.
We moeten echt gaan, lekker joch. Het is een grote tocht en gevaarlijk bovendien.

Enapay maakte zich klaar terwijl hij verder vertelde en Maska, zijn moeder, zei uiteindelijk: “Hier, doe deze schoenen aan.

Toen ze hem even later aangekleed zag staan, voelde ze hoeveel ze van dat ventje hield en ze zei: “Neem twee kleine speren mee. Dat is wel genoeg.

Maska liep met Enapay naar de doodem, de totempaal zouden wij zeggen, en legde er verse kruiden en zoete aardappelen neer. Ze nam met hugs afscheid van haar broer, die ziek was, van haar moeder, haar vader en van haar twee zussen. Voor haar oudste zus was één hug niet genoeg, Zij keek Maska indringend aan: “Pas goed op, zusje.” Wat later aaide Maska haar twee kleinere kinderen over hun bol. Die lachten eerst terug, maar even later begon de oudste te huilen. De jongere zus van Maska nam het kindje in haar armen. Ook van haar buren in de kleine nederzetting nam ze afscheid. Met een daarvan had ze gisteren nog een aanvaring gehad. Nukkig, en toch zo vriendelijk mogelijk, nam deze buurman afscheid, maar van de buurvrouw kreeg ze ook een warme hug, zoals van de andere buren. Sommige kinderen zwaaiden enthousiast naar Enapay en Maska. “Goede reis, kom heelhuids terug allebei!

Daarna gingen ze op weg, de kleine Enapay en zijn moeder Maska. Speren, eten en water droeg zij in haar hand en in haar rugzak. Hij had twee speren in zijn hand en ook in zijn rugzakje zat water. Enapay herhaalde nog eens uitgebreid hoe het spel verlopen was.

Bij een mooi uitzichtpunt wees Maska de kleine vent op de schoonheid van de natuur. En ze wees hem erop hoe je aan de planten kunt zien waar water is, en waar grote dieren ’s avonds altijd dronken. Toen het jochie moe werd, droeg ze hem een stukje. Daarna moest hij zelf weer lopen. Achter hen hoorde ze aan het gekraak van takken dat een mammoet in de buurt was. Zijn moeder legde een vinger op Enapay’s mond ten teken dat geen enkel geluid nog geoorloofd was. Ze liepen verder en de mammoet ook; hij kruiste hun pad. Wat later praatten ze weer. Maska over haar zieke broer, die misschien niet lang meer zou leven, en hij over de kinderen in de nederzetting en dat hij later met gemak alle dieren zou bejagen. Ook de mammoeten.

Soms liep Enapay links van Maska, soms rechts en dan weer droeg zij hem even. Wat ze niet in de gaten hadden, was dat een gigantische luiaard hen wel in de gaten had. Het beest twijfelde, maar riskeerde de aanval niet. Het keek wel uit om de aandacht van de mammoet op zich te richten. Zo liepen moeder en kind aan de oever van een groot meer in een rechte lijn naar de jagende mannen een stuk verderop in de wildernis. Maska begon erover wat Enapay te doen zou krijgen als jongste jager en ze vertelde dat hij na twee nachten samen met zijn vader en de andere jagers weer thuis zou komen.

Op een heuveltje met weer zo’n mooi uitzicht, voor hen gewoon maar wij zouden onze ogen uitkijken, floot Maska en haar fluiten werd beantwoord. Het bleek haar jongste broer te zijn, die haar gehoord had. Hij bracht Maska en Enapay naar haar man en zijn vader. “Wat fijn dat je ons komt versterken, kleine vent! Dat hebben we echt nodig, want de vangst valt nog wat tegen.” Ze praatten bij over hoe de jacht verlopen was, over de mammoet en dat ze gelukkig geen gigantische luiaards en sabeltandtijgers hadden gezien, over het voorval met de buurman en dat de broer van Maska maar niet beter wilde worden “Anna [haar moeder; GjH] probeert het nu met rook.” Maska gaf haar man de honing, die ze voor hem had meegenomen. Na een tedere omhelzing met haar man en een dikke kus voor Enapay en de nodige “Ik houd van jou”’s liep zij alleen terug naar de nederzetting. Op de terugweg kruiste niemand haar pad, geen luiaard en ook geen mammoet of reuzenwolf. Maska zag langs het meer de voetafdrukken van haar kleine Enapay naast die van zichzelf en ze voelde dat het in haar leven goed was zoals het was. Misschien, als haar broer weer beter werd, niet beter kòn. Juist op dat moment zag zij wat prachtige veren op de grond liggen. Ze stak de drie mooiste in haar haar.

Ze zou niemand geloofd hebben, die haar vertellen zou dat het dragen van veren door haar een gewoonte zou worden. Toch was zij de eerste die dat deed, waarna anderen dat eeuwenlang ook bij bijzondere gelegenheden gingen doen.

Dit gebeurde allemaal 10.000 jaar geleden in de huidige staat Nieuw Mexico in de Verenigde Staten van Amerika. Helemaal zeker, dat het zo gegaan is, ben ik overigens niet. Het kan ook zijn dat Maska via rooksignalen gevraagd was Enapay eerder op te halen, wanneer het jachtgebied en de nederzetting andersom gelegen hebben. Of de broer van Maska het gehaald heeft, weet ik evenmin en over de namen ben ik ook al niet zeker, maar oud-indiaanse namen zullen zij vast en zeker gedragen hebben. Het enige zekere in dit verhaal zijn de voetsporen van wie Enapay en Maska genoemd werden over 1,5 km in een rechte lijn, met een kleuter soms links van een jonge vrouw, dan weer rechts en dan weer zonder de zijne maar met extra diepe afdrukken van de hare, de voetafdrukken van haar alleen in tegengestelde richting en de afdrukken van de gigantische luiaard en die van de mammoet. De rest heb ik erbij moeten verzinnen. Maar het bijzondere aan dit verhaal lijkt mij dat u en ik misschien wel wat DNA van het kind en de jonge vrouw, die daar 10.000 jaar geleden liepen, in onze genen hebben. Wellicht zijn dit twee van onze talrijke voorouders geweest.

Bron: “10.000 jaar oude voetstappen van (jong)volwassene en kleuter ontdekt in VS” via NU op 17 oktober 2020.

Weer thuis

Het voelt een rijkdom eigen domein te bezitten
Om zonder voorbespreking te kunnen doen en laten
Hoewel jammer weer muren te moeten witten
kan ik weer overal zijn waar zij steeds zaten

want m’n huisgenoten wonen nu elders in het land
Een uit elkaar geschroefd bed staat in de gang
Sopje hier en stapels wasgoed in een mand
Ze bleven ook dit keer mij nèt iets te lang

Mijn huis, ik blijk aan bijzonderheden zeer gehecht
Ik her-ontmoet het nu ik ’t leeg heb teruggevonden
Ik kijk geen tv, dus digitenne heb ik opgezegd,
Cello en stoelen terug naar waar ze eerder stonden

Het zal ze goed gaan, voorlopig verderop verblijven
Zo leven zij in hun wereldje van hop naar her
Ik mis mijn familie, mijn land blijft mij beklijven
maar hier wil ik zijn, al is het ver, en veel te ver.

Hoewel jammer weer muren te moeten witten
kan ik weer overal zijn waar zij steeds zaten
Heerlijk mijn eigen wereldje zo te gaan bezitten
Thuis
……….Te kunnen doen en er geruisloos ook te laten

In een stadsparkje

Ik zag ze zwijgend in de schemer op een bankje zitten. “Het staat je nu niet”, hoorde ik haar zeggen. Ik wist niet wat niet stond. Verkeer reed rondom het kleine park waar zij zaten. “We krijgen ons gesprek niet aan de praat” sprak hij somber.
De ander glimlachte.
Getoeter, een bijna botsing, en weer de gewone verkeersgeluiden.

Net als de avond daarnet val ik voor jou”, sprak hij.
Maar ik heb echt niemand nodig om ongelukkig te zijn”, zei zij.
Ik heb niemand nodig om gelukkig te zijn”, sprak hij, “maar wat mij opvalt is dat jij me opvalt. Jij komt bij mij binnen zonder dat ik de deur hoef open te houden.
Ze zwegen.
Berust nou in je onrust”, ging hij verder.
Die onvoorspelbaarheid van jou begint wel erg voorspelbaar te worden”, sprak zij dromerig.
Mijn innerlijk is niet altijd een binnenpretje”, antwoordde hij. “Weet je, iets op het spel zetten is voor de spelers vaak lastig spelen”, ging hij verder, “De tijd van ons leven zouden we moeten hebben tussen jouw geboorte en de dood van de eerste van ons die gaat”.
Wat ben jij beschoft!” viel ze hem in de rede, “Het is halfzes! Laat het toch na vijven vieren”.
Ik gok op zeker”, zei hij, “want luisteren naar mijn lichaam, betaalt zich vast terug met lijfrente”.
Ze glimlachte weer.
Het is ongehoord niet gehoord te worden”, fluisterde hij, om te vervolgen: “Je bent geen uitzondering. Iedereen moet vaak aan wendingen wennen”.
Daar ben ik het ontroerend met je eens”, sprak zij zacht, “Soms is iets niet doen bijna niet te doen”. “Ogenschijnlijk makkelijk is dan ook vaak onzichtbaar moeilijk”, vervolgde zij.

Hij keek haar nu voor het eerst aan en zei: “Het is alleen maar moeilijk mijn verhaal af te ronden omdat ik in cirkels denk. Je bent me helemaal niet kwijt, hoor”.
Zij zweeg.
“…maar ik voel me wel verloren”, maakt hij zijn zin af.

Was het voor jou op het eerste gezicht liefde op het eerste gezicht?” vroeg ze.
Jawel, maar in werkelijkheid bleek het niet echt” antwoordde hij, “Mijn ego was zichzelf niet helemaal”.
Maar dan is het mysterie opgelost:”, sprak zij opgelucht: “Je bent een mysterie”.

Als ik me ergens op kan concentreren is het wel op afleiding” antwoordde hij, “Daardoor zoek ik me een ongeluk naar het geluk. Dat zit me zo hoog dat ik er met m’n hoofd niet bij kan”.

Hoe vind je me nu je weg van me bent?” vroeg zij benieuwd.
Zie het maar eens dichtbij te vinden als je gewend bent verder te kijken”, schamperde hij.
Je hebt gelijk”, zei zij, niet om er vanaf te zijn, “Dat wat ertoe doet, doet er ook eigenlijk niet toe”.

Nu was hij het die zweeg. Na even keek hij haar vragend aan.

Ik leef me uit in het me in je inleven”, zei ze.
Mijn leugens zitten vol waarheid”, vulde hij haar aan,
Zij knikte.
Als het goed is, zie je een fout niet als een fout”, ging hij verder.

Ik denk aan een cursus ‘Beginnersfouten voor gevorderden’”, was haar reactie.

Ik ben pas echt ontwapenend voor je als ik je geen munitie geef”, zei hij.

Het kwaad is geschiet”, zei zij, maar eerst begreep hij haar verkeerd.
Zij zag in haar ooghoeken zijn wenkbrauwen fronsen.
Pas nadat zij gezegd had “Je spreekt het niet uit zoals je het zegt”, begreep hij haar. “Het kwaad is geschiet”, sprak hij haar nadenkend na.

Doe-het-zelven doe ik graag samen met jou, maar jij besloot ongewenst zwanger te worden”, haalde hij kennelijk als oude koe uit de sloot.
De donor hield z’n hart vast”, was ook deze inmiddels donkere avond hier in het park haar standaardreactie op die oude koe.
Zij vervolgde: “Wie rommel niet als rommel ziet, hoeft niets op te ruimen”.
Nu was hij het die knikte.

Ik zou nu wel een waarzegger willen spreken die onze zomer in z’n bol heeft”, zei hij na een poosje en ze maakten aanstalten om op te staan.
Zij antwoordde: “Je hebt alweer gelijk. Ook al is er veel over, het kan toch zomaar over zijn.

Toen stonden ze op. Zij zei: “Je broek zit niet meer goed.” en ze wandelden hand in hand het parkje uit.
Maak van je hobby ‘Je werk maken’ geen hobby”, hoorde ik haar nog tegen hem zeggen.

Ook ik vervolgde mijn weg waarbij ik me afvroeg hoe die twee elkaar gevonden hadden. Gebrek aan gegevens zette mij voor het blok, waardoor ik daar niet achter ben gekomen.

Bron: naar spreuken van de Mwah-scheurkalender 2019.

Er ging een schouder door de laan

Terwijl het spook van de honger voor velen allang geen spook meer is en terwijl dat andere van de klimaatcrisis rondwaart,
terwijl de wereld op veel plaatsen in brand staat,
terwijl oorlogen gevoerd worden en corrupte leiders minderheden onderdrukken, of zo’n beetje heel hun bevolking,
terwijl overal in de wereld vrouwen behandeld worden als tweederangs-burgers, of als vee,
terwijl overheden falen bij het streng onder controle houden van burgers die naar de ideeën van de machtigen een afkeurenswaardig gedrag vertonen,
terwijl moties van afkeuring nooit gesteund worden door volledige coalitiepartijen terwijl ook iedereen in een regeringspartij vrij zou zijn om ‘voor’ of ‘tegen’ zo’n motie te stemmen
modderen we met elkaar door alsof er niets bijzonders aan de hand is.

1. ING sluit 150 servicepunten in winkels
2. Natuurfotograaf Lanting wil geen instagrammers in kwetsbare natuur
3. Jarige Amalia krijgt vanaf haar achttiende jaarlijks anderhalf miljoen
4. Corruptieschikking kost Ericsson ruim 1 miljard dollar
5. Zo veranderde het imago van vuurwerk
6. Bouterse toch in beroep tegen vonnis Decembermoorden
7. Werknemer loopt warm voor nieuwe ‘fiets van de zaak’
8. Aflossingsgoud Oranje en zilver voor Schulting op 500 meter in Shanghai
9. Schippersechtpaar op intensive care door giftig gas in lading
10. Vijf voor twaalf bij PSV: ‘Vooral laten merken dat je de baas blijft’
Dit zijn op moment van schrijven de tien eerste artikelkoppen bij NOS.nl

Ik begrijp, als het erop aankomt, niets van de wereld en van mensen en wat hen beweegt.

Zelf ben ik geen haar beter. Ik deed vanmorgen mijn muziekoefeningen, dronk koffie met een gezin uit India, dat bij mij logeert, en ik ontving vanmorgen een timmerman, die binnenkort bij mij een raam gaat repareren. Verwarrend vind ik het dat er volgens mijn waarneming juist ook zo ongelooflijk veel goed gaat in het sociale verkeer tussen mensen. Nee, van mijzelf snap ik ook niet veel. Kortom:

Er ging een schouder door de laan.
Daar zaten rug noch benen aan.
Hij had geen mond om mee te praten,
Geen buik of borst of ledematen
En ieder die de schouder zag
Zei medelijdend “Goedendag”.

Alleen een boer die varkens voedde
Riep in een vlaag van vrome woede:
Hoe waagt een schouder rond te gaan
Alleen en zonder kleren aan?
Waarop zijn varkens somber knorden:
Wat moet er van de wereld worden?
Daan Zonderland (Daniel van der Vat; 1909-1977)

Geef mij de bergen maar

Een opstand hier, een volgelopen mijn, uitzichtloze honger daar
Minister spreekt, De klok: ik moet vertrekken. Ik kom aan
Terugblikkend liggen er nog bergen en ben ik bijna klaar
Tijd is slechts vulling; echt niet iets om lang bij stil te staan

Immer broze harmonie
Erkenning: ik … of mijn
Ik?
Mijn ik?
Och lieve, wie … is wie?
Meer en meer bewustzijn zijn

Onder de mensen, alleen, onder weg, samen, een terras
Eten, water, gezond, verzorging, trek en finishing touch
Zekerheid, zon, o … lof der onzekerheid, geld, verras
Transparant eelt, steeds meer littekens en een flinke buts

Ongenoegens
Vrede, kalmte
VERZET!!!
Liefde, genoeg!
Tevree

Een schilderij, een film, een kleinigheid
Muziek sterft weg waar mijn gemoed zich vult
Zegen verving in de mist mijn lijnigheid
Zesenzestig jaren zoeken, weten, heroverwegen en geduld

En ben ik klaar? Welnee, geef mij de bergen maar!