Een bijzonder gesprek

Vorige week vrijdag was ik getuige van een bijzonder gesprek.

Het was koud en ik moest wat inkopen doen. Een neef is binnenkort jarig, zijn zoon ga ik binnenkort zien en zijn moeder is herstellende van een operatie. Ik zal ze alle drie zien. Dan vind ik het leuk iets mee te nemen. Voor het gebaar. Ik liep dus door Utrecht richting De Wijze Kater, want ik verwachtte daar of daar in de buurt wel te slagen. En zo geschiedde, dus tot zover niets memorabels.

Dat ik goed geslaagd was, was een reden om nog lekker ergens iets warms te eten en te drinken. Ik week af van mijn geijkte route en verdwaalde in de buurt van de Oudegracht. Ik weet dat ik vlak langs het water liep. Het was een smal pad met bomen ter hoogte van en aan de waterkant langs de Lijnmarkt. Daar was ik al lange tijd niet meer geweest. Er stond een deur open. Ik dacht van een horecagelegenheid. Daar ging ik naar binnen voor mijn traktatie aan mijzelf. Ik bevond me in een lange gang met ledverlichting aan een kant. De kleuren veranderden steeds. Ik nam een deur naar rechts en liep richting een brandende vintage schemerlamp. Die bleek een hal te verlichten met enkele deuren. Ik woon nu al sinds 1975 in Utrecht, maar dit heb ik nooit geweten. Vanaf de Lijnmarkt ga je de trap af naar het water van de Oudegracht en dan loop je naar rechts en neemt even verder een deur rechts. Er bevindt zich een wereld onder de Utrechtse binnenstad. Op goed geluk nam ik afgelopen vrijdag de vierde deur, want toen ik de derde deur opendeed was het daarachter pikdonker. Achter de vierde was het ook niet goed verlicht, maar ik kon de contouren van de gang redelijk zien. De gang kronkelde. Ik realiseerde me dat ik door het gekronkel mijn richtingsgevoel kwijt raakte. Ik liep naar beneden. Langs een brandende kandelaar. Na een tijdje langs nog een. Er waren soms keuzemogelijkheden waardoor ik me bedacht dat Theseus, door Ariadne met een zwaard en kluwen wol geholpen, de weg uit het labyrint wel zou vinden, maar dat ik hier weerloos dieper en dieper een gangenstelsel inging, zonder besef hoe er ooit weer uit te komen. Dat dat goed gekomen is, bewijst mijn verhaal dat ik u nu nog kan vertellen, maar op dat moment begon ik me onzekerder en onzekerder te voelen. Door nieuwsgierigheid net iets harder vooruit gedreven dan door angst terug liep ik verder. Ik hoorde gedempte stemmen van kinderen en volwassenen. Daaruit maakte ik op dat ik me wellicht ergens in de buurt van DOM-Under onder het Domplein bevond. Maar mijn tocht was nog lang niet ten einde. De stemmen dempten totdat ik ze niet meer hoorde. Ik vroeg me steeds serieuzer af wat ik aan het doen was. Af en toe liep ik langs een fakkel, en die werden brandend gehouden, wat me weer gerust stelde. Ik zag vaag een teken aan de wand. Een symbool voor vrouw, met onderaan het plusje twee vleugels en door de cirkel een veeg. In het midden van de cirkel een stip. Dat moest het teken van de Rozenkruisers zijn; een geheim genootschap zoals de Vrijmetselaars en de Orde van de Gouden Dageraad.

Bij een volgende fakkel rustte ik even uit, maar naarmate ik mij meer realiseerde hoe kwetsbaar ik was, werd ik banger in plaats van dat ik tot rust kwam. Aangezien ik nimmer de weg terug zou vinden, besloot ik mijn nieuwsgierigheid dan maar te bevredigen. Ik liep door. Merkwaardig toch, zo’n hele onbekende wereld te betreden onder de stad die ik wel redelijk ken. Nu kwam ik door een aantal hallen met deuren. Ik zag in een van die hallen stro waarop kennelijk geslapen was. Er lagen wat kledingstukken bij. Ik kwam in een mooie hal met een fontein, waar vers brood op een bankje lag. Ik nam er een stukje van. Verderop lag een hond aan de ketting. Het beest gromde of blafte niet, maar hield me goed in de gaten. Ik was blij met die ketting. Toen kwam ik in een gang rondom een mooie hal, met hier en daar open vensters tussen de hal en de gang. Verderop in die gang, ze hadden mij niet gezien, liepen twee vrouwen in lange gewaden met dienbladen. De ene had bekers op haar dienblad en de ander een bergje van iets. Zij betraden de hal waar kennelijk vergaderd werd en bleven aan de kant staan. Een man stond en sprak, de anderen zaten. Ik kon iets van hun bovenlichamen waarnemen. Ze waren duidelijk in conclaaf.
… vijf dagen vooraf gegaan, waarin alles werd gemaakt, maar dat is minder van belang voor ons onderwerp“, vertelde de staande man voordat hij ging zitten.

Het bleef geruime tijd stil.

Dank Daniël”, sprak een witgeklede man met een witte baard. Door een venster zag ik de vrouwen met hun dienbladen nu hun nering uitdelen aan de mensen in de hal. Daarna at en dronk iedereen; enkelen fluisterden met elkaar.

Atho”, sprak de witbebaarde man na even.

Het bleef weer even stil.

Dank”, sprak toen de man, die kennelijk ‘Atho’ heette nadat hij opgestaan was, “Dank voor uw uitnodiging en dat ik hier het woord mag voeren enzovoort, enzovoort.
Er zijn natuurlijk verhalen over mensen die voortkomen uit planten of zaden, of mensen die voortkomen uit de aarde zelf, die dan ‘Moeder Aarde’ genoemd wordt, maar daarmee zijn wij niet groot gebracht.

Wij zijn ermee grootgebracht dat mensen uiteindelijk voortkomen uit twee boomstammen. Deze boomstammen werden door de goden omgevormd tot een man en een vrouw. U moet weten, dat er eerst een Oerreus was, vergelijkbaar met de oerknal waar tegenwoordig door de mensen over gesproken wordt. Die oerreus heette Ymir. Hij was alleen als reus op de aarde en schonk daarom het leven aan de Vorstreuzen. Dat was op aarde de eerste gemeenschap buiten het planten- en dierenrijk. Zij hadden het goed met elkaar maar leefde zoals reuzen doen, niet in overeenstemming met hun omgeving. Er was iets anders nodig voor de aarde, waardoor de goden geboren werden. Het antwoord op de vraag hoe dat gegaan is, moet ik u allen schuldig blijven, want over de oorsprong van de goden hebben wij geen verhaal. Echter, zij leefden pas nadat de Vorstreuzen niet in overeenstemming met de hen omringende natuur leefden. De goden schiepen op hun beurt dwergen die de hemel vasthielden. En toen dat alles voltooid was en goed werkte, schiepen de goden de mens dus uit twee boomstammen.

Het bleef geruime tijd stil. Ik vond het een mooi verhaal en maakte wat aantekeningen om belangrijke details te kunnen onthouden.

Dank, Atho”, sprak de wit bebaarde man, “U heeft mooi gesproken. Wie wil er nog iets eten of drinken?” Enkelen wilden dat en de vrouwen kwamen weer met beladen dienbladen langs. Ik zag ook een man met een leeg dienblad, die de lege bekers, borden en het gebruikte bestek meenam.

Tenzin”, sprak de witbebaarde man.

Dank”, sprak toen de man, die kennelijk ‘Tenzin’ heette, “Dank voor uw uitnodiging en dat ik hier het woord mag voeren enzovoort, enzovoort.

Er zijn natuurlijk veel verhalen en wij tasten in het duister over de eeuwige waarheid. Wat wij onze kinderen vertellen en wat wij gehoord hebben van onze ouders, die het weer van hun ouders vernamen is het volgende.”

Gesar is bij ons een belangrijke historische figuur, die geboren is uit de leider van de stammen in Gling, dat ook wel Ling genoemd wordt, en de naam ‘Seng blon’ droeg en een nagaprinces uit de onderwereld die uitgezocht was door Padmasambhava. Laatste is een god, die de taak op zich nam het volk van Gling te bevrijden van demonen en kwade krachten, nadat de goden smeden de opdracht hadden gegeven om vogeleieren te openen. Uit deze vogeleieren zijn de zes stammen van ons volk voortgekomen.

Het bleef weer geruime tijd stil. De witbebaarde man mompelde: “Dank, Tenzin”, en vervolgde, “mag ik uw verhaal samenvatten met ‘Uit vogeleieren, die door smeden in opdracht van goden zijn geopend’?

Er is meer over te zeggen, maar u heeft de kern uitstekend samengevat, Baniti”, sprak Tenzin.

Na een stilte nam de witbebaarde man, die kennelijk ‘Baniti’ heette, het woord:
Ik stel voor direct het woord te geven aan Raisha.
Er werd instemmend gemompeld, waarop Baniti luid sprak: “Raisha.

De donkere vrouw in het gezelschap stond op en ging er goed voor staan voordat zij begon te spreken. Haar benen iets van elkaar en met een rechte rug schraapte zij haar keel.

Dank voor uw uitnodiging en dat ik hier het woord mag voeren, enzovoort, enzovoort.

Wij geloven dat mensen voortkomen uit de onderwereld. Echter, om vanuit de onderwereld de aarde te bevolken is haast onmogelijk. Eerst is er de weg naar de bovenwereld, hier boven ons. Dan is er nog de andere wereld van de aarde waarin de mensen uit de onderwereld niet kunnen overleven. Onze schepper, de spin-grootmoeder, is er één keer in geslaagd om mensen vanuit de onderwereld naar het Zuidwesten van ons continent te leiden en hen onderweg te leren om te gaan met alles wat de aarde ons biedt.

Helaas kan ik u bij gebrek aan gegevens niets belangwekkends vertellen over de onderwereld.

Het bleef weer geruime tijd stil.

Dank, Raisha”, sprak Baniti, “U heeft mooi gesproken. Wie wil er nog iets te eten of te drinken?” Enkelen wilden dat.
Laten wij ons ook vertreden”, sprak Baniti en iedereen stond op en liep zwijgend in alle rust kriskras door de ruimte om even later weer ergens, kennelijk op een willekeurige plaats, aan de tafel plaats te nemen. De vrouwen kwamen weer met beladen dienbladen langs en de man met een leeg dienblad, die weer in alle rust de lege bekers, borden en het gebruikte bestek meenam.

Jiba”, sprak Baniti.

Een andere donkere vrouw stond op en sloeg haar ogen neer.

De regenboogslang is onze oergod, maar laat mij u allereerst bedanken voor de uitnodiging hier het woord te mogen voeren enzovoort, enzovoort. Deze regenboogslang slikte eerst de mensen in, om ze later op het land uit te braken, waarna zij het land bevolkten.

Vervolgens nam zij weer plaats.

Dank Jiba, u heeft geen woord teveel gezegd en toch alles verteld wat wij wilden weten. Nestor, wat is uw verhaal?

Een jongeman stond op en begon al te praten, voordat hij goed en wel stond, maar ik kon hem goed verstaan.

In een onzer verhalen heeft Promethuis mensen uit klei gemaakt. Hij had het voorrecht om uit klei mensen te scheppen van Zeus ontvangen, dat was of is de zoon van Kronos die door de nieuwe goden verslagen was.

Echter, onze historische dichter Hesiodos wist ons te vertellen dat het iets meer om het lijf had. Zowel Kronos als Zeus schapen opeenvolgende rassen onder de mensheid: zo werd in de IJzertijd het menselijk geslacht geboren om te zwoegen. Gezinnen vielen uiteen onder al dit lijden en het kwade overwon het goede.

In de Heldentijd daarvoor werden de helden geboren uit menselijke moeders en goddelijke vaders. Velen van hen sneuvelden in de strijd. Voor enkelen van hen was dit een goede ruil, omdat zij na hun dood kwamen te leven op de Eilenden der Gelukzaligen. Daarvoor nog werd ontdekt hoe van stenen brons te maken en te bewerken. In de Bronstijd voerden mensen voortdurend oorlogen met elkaar tot zij bijna allemaal ten onder gingen aan hun gezamenlijk geweld tegen elkaar.

Daarvoor, in de Zilvertijd, genoten mensen van een lange kindertijd, maar eenmaal volwassen veronachtzaamden de mensen de goden en zij zijn daarom door Zeus zowel geschapen als vernietigd. De mensen uit de Goudtijd voor de Zilvertijd, die het prettig hadden met elkaar, zijn ooit door een aardbeving of overstroming weggevaagd van de aarde.

Daarna bleef het weer stil en de jongeman ging zitten. Ik begon honger te krijgen en besloot de rest van de verhalen niet af te wachten. Hoe ik na een lange tocht – dat weet ik wel – in Utrecht teruggekomen ben, weet ik niet meer. Ik ging een deur door en stond ineens in de Domkerk. Ik keek achterom en zag geen deur, maar een altaar. Ik wist toch zeker dat ik daardoor in de kerk terecht gekomen was, maar kennelijk was de deur alleen een uitgang.

Overigens bleek mij later dat Atho het verhaal over de oorsprong van de mens vertelde uit de Noords/Germaanse historie, Tenzin het Tibetaanse verhaal, Raisha dat van de Noord-Amerikaanse Hopi-indianen, Jiba het Australische Aboriginal-verhaal en de jonge Nestor dat van de oude Grieken.

Wat mij, na dit alles meegemaakt te hebben, nog steeds ontroert was een groep mensen gezien te hebben, die naar elkaar luisterden. Wat een mooie ervaring was dat.

Goed nieuws (dat het nieuws niet bereikte)

Enkele duizenden mensen die in de bittere, natte koude een mensenketting vormen rond het Maximiliaanpark om een razzia te vermijden vormden zondagavond een ongezien hoogtepunt van een krachtige solidariteitscampagne.

Dat Maximiliaanpark ligt in de Noordwijk van Brussel. Tijdens de zomer van 2015 streken er veel migranten/vluchtelingen neer. Maandenlang al slaagt een netwerk van gewone burgers er iedere nacht opnieuw in om de honderden migranten rond het Noordstation een slaapplaats te bieden. Ze organiseren zichzelf via sociale media en slagen waar de overheid op schrijnende wijze faalt: het voorzien van een dak, een bed en een minimum aan comfort voor wie letterlijk in de kou staat.

Belgische families ondersteunen deze families-zonder-papieren in alle stilte. Scholen en onderwijzend personeel zetten zich in voor leerlingen-zonder-papieren en Belgische kerken organiseren al jarenlang opvang en hulp. Nog steeds zijn tal van Belgen in alle stilte actief in de regio’s rond Calais en Duinkerken om migranten te helpen waar mogelijk. In België bestaat een robuust netwerk van solidaire burgers die hulp organiseren voor migranten.

Dat dit solidariteitsnetwerk een sterke mobilisatiekracht heeft, werd zaterdag, twee weken geleden bewezen. Toen kwamen 8.000 mensen de straat op om het beleid van Theo Francken, staatssecretaris voor Asiel en Migratie en belast met administratieve vereenvoudiging, aan te klagen en zijn ontslag te eisen. Dat dit netwerk er een week later opnieuw in slaagt om enkele duizenden mensen op de been te brengen op een gure zondagavond, is op zich al indrukwekkend te noemen. Aangezien het doel was de politie te beletten een razzia uit te voeren, een vorm van burgerlijke ongehoorzaamheid, maakt het voorval indrukwekkender. Hoewel de intentie van de actievoerders volstrekt vreedzaam was, maakte het risico dat de politie gewelddadig zou ingrijpen dit gebeuren tot een hoogtepunt van een krachtige solidariteitscampagne.

Dit robuuste solidariteitsnetwerk zal zeker een doorn in het oog van politieke krachten zijn die een gespierd beleid tegenover de minst bedeelden voorstaan. In ieder geval houdt deze groeiende solidariteitsbeweging rekening met mogelijke tegenzetten van de overheid en de politiediensten. Ongetwijfeld zullen er pogingen ondernomen worden om hun solidariteit te breken. Dat zal vooral gebeuren door migranten en activisten te proberen te criminaliseren, want zo gaat het dit tijdsgewricht, zwichtend onder communicatiedeskundigen, altijd. Echter, voor we verzanden in normaal nieuws; tot de vorige alinea het goede.

Bron: “Ongeziene solidariteit: duizenden burgers weten grootscheepse razzia te vermijden” door Thomas Decreus via DeWereldMorgen op 22 januari 2018.

Wachten op trickle-down

Het gaat goed met de economie. Dat zal fijn zijn. Ik ken ook mènsen met wie het materieel goed gaat. De vraag als we iets uit het nieuws vernemen is daarentegen niet wat het nieuws is, maar wat daarvan de betekenis is. Zo ook met berichten over consumentenvertrouwen en dat het goed gaat met de economie en huizenverkoop.

Het Nibud, het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting, waarschuwt vandaag: de koopkracht van de meeste Nederlanders neemt dit jaar amper toe ook al gaat het veel beter met de economie. Producten en diensten gaan duurder worden. Wie een baan heeft, gaat er op vooruit al naar gelang het inkomen dat daaruit gegenereerd wordt, mensen met een aanvullend pensioen zien hun koopkracht dalen en voor degenen met een bijstanduitkering verandert er vrijwel niets. Degenen die niet van overheden afhankelijk zijn hoeven zich nog steeds geen zorgen te maken.

In Nederland werden we met elkaar in een jaar $ 53.000.000.000 rijker. Nederland kent inmiddels 10 miljardairs, die samen een vermogen hebben van $ 31.600.000.000. Echter, deze toename van welvaart is volgens Oxfam Novib geen teken van een bloeiende economie, maar juist een symptoom van een falend economisch systeem: de mensen die onze kleren en telefoons maken en ons voedsel verbouwen, worden gebruikt (misbruikt?) om een stabiele toevoer van goedkope producten te garanderen en de winsten te vergroten van grote bedrijven en miljardairs.

Het vermogen van alle miljardairs wereldwijd steeg met $ 762.000.000.000. Met dat geld zou 7x een einde gemaakt kunnen worden aan alle extreme armoede in de wereld. Maar goed, wij wachten al 40 jaar op het trickle-down effect, waardoor het voor iedereen beter wordt als we aandeelhouders, grootbedrijven en de allerrijksten financieel ten koste van de gemeenschappelijke schatkist bevoordelen en de armsten prikkelen gewoon meer inkomen zelf te genereren. Onze ‘verzorgingsstaat voor iedereen’ is in die 4 decennia verworden tot een ‘ruziënde afrekenstaat’; en al die tijd hoefden degenen die niet van overheden afhankelijk zijn zich als enigen géén materiële zorgen te maken; integendeel.

Bij ons is het allemaal nauwelijks nieuws; cijfers over armoede, honger, langdurige armoede, lonen, secondaire arbeidsvoorwaarden, slavernij, sociale zekerheid, de toereikendheid van de gezondheidszorg en het onderwijs, voedselbanken, zorgkosten, maar in Griekenland ligt dat nu anders. Daar weten ze er alles van. Daar was het dagenlang frontpaginanieuws dat PvdA-er, en toenmalig minister van Financiën en voorzitter van de Eurogroep Jeroen Dijsselbloem onlangs op de Nederlandse televisie bekende dat de zogenaamde ‘reddingsprogramma’s voor Griekenland’ in werkelijkheid de Duitse, Franse en Nederlandse banken heeft gered. Een bekentenis, die zou moeten lijden tot een complete herziening van het EU-beleid ten aanzien van de Griekse bevolking en hun land, een herziening van het hele trojkabeleid, maar in de media en politiek kreeg de nu doorgeprikte zorgvuldig geframede leugen ‘de (als ‘lui’ gekwalificeerde) Grieken tegemoet te komen’ geen aandacht. Het gaat dan ook al een tijd niet meer om de Grieken of hun land, maar om elk verzet tegen de neoliberale wensen van de Europese Unie te frustreren. Wie in het zadel zit, moet daar blijven: aandeelhouders, grootbedrijven en de allerrijksten moeten, te beginnen in Griekenland, zo snel als mogelijk alle gemeenschapsbezit kunnen exploiteren. Naar verluid onderzoekt KPNG in Amstelveen welke overheidsdiensten binnen de Europese Unie nog meer vermarkt kunnen worden. Al loopt Griekenland leeg, al kost het doden, koste wat kost wordt over de rug van de Grieken Eurosceptische partijen in andere landen voorgehouden hoe misdadig de EU zal optreden als zij aan de macht komen. In een 8-delige serie over Europese beschaving heb ik hierover van 11 tot 19 december vorig jaar een en ander in detail besproken.

Het leven voor de gewone Griek is materieel even bedroevend gebleven als het was: niet leven maar overleven. Voordat Syriza en Alexis Tsipras in januari 2015 de verkiezingen wonnen, kon het regeringsbeleid samengevat worden als snijden in alle overheidsuitgaven zonder terug te betalen. Sindsdien is daar dat terugbetalen en allerlei afgedwongen overheidsbeleid bijgekomen (wanneer jullie het niet mogelijk maken Nederlandse melk op de Griekse markt als ‘verse melk’ te verkopen, krijgen jullie de volgend tranche niet).

De enige buffer, die de Grieken nog helpt te overleven, is de familie. Veel Grieken hebben de steden verlaten en zijn met hun kinderen terug in de dorpen gaan wonen bij de grootouders, wanneer de mogelijkheid om te vertrekken naar Australië, België, Canada, Duitsland, Nederland, Nieuw-Zeeland, de Verenigde Staten van Amerika of door zelfmoord te plegen geen optie was. In dorpen is het leven wat goedkoper en kunnen ze samen overleven met het pensioen van oma en opa. Die zien echter hun spaargeld verdwijnen en steeds weer moet de regering van de trojka verder besparen op de pensioenen. 1 op de 3 Grieken leeft nu onder de armoedegrens van € 700 per maand.

En terwijl de Griekse failed state voor wie kijkt steeds beter zichtbaar wordt, blijven degenen die aan de touwtjes trekken maar wachten op het trickle-down effect.

Bronnen: “Grieken nog steeds uitgeperst ten bate van dezelfde banken” door Lode Vanoost via DeWereldMorgen en “82 procent van welvaartstoename naar rijkste 1 procent” en “Koopkracht blijft achter door stijgende prijzen, zegt Nibud”, beide door de Economieredactie van NOS op 22 januari 2018.

Internationaal recht

Hebben we internationaal recht, of worden alleen schurkenstaten met een willekeur à la Donald Trump verplicht zich aan het internationaal recht te houden?

“Niets dat Ahed Tamimi heeft gedaan, kan de aanhoudende detentie van een 16-jarig meisje rechtvaardigen. De Israëlische autoriteiten moeten haar onverwijld vrijlaten.

“Door het vastleggen van de ongewapende tienermeisje-aanval op twee gewapende soldaten die beschermende kleding dragen, laat het beeldmateriaal van dit incident zien dat zij geen werkelijke dreiging vormde en dat haar straf overduidelijk onevenredig is.

“Ahed Tamimi’s daaropvolgende arrestatie en militaire proces onthult de discriminerende behandeling door de Israëlische autoriteiten van Palestijnse kinderen die durven op te komen tegen voortdurende, vaak brutale, repressie door bezettende troepen.

“Israël is duidelijk, schaamteloos zijn verplichtingen uit hoofde van het internationale recht aan het negeren om kinderen te beschermen tegen al te harde strafrechtelijke straffen.”

Of, zoals Magdalena Mughrabi, adjunct-directeur van Amnesty International in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, zei:

“Nothing that Ahed Tamimi has done can justify the continuing detention of a 16-year-old girl. The Israeli authorities must release her without delay.

“In capturing an unarmed teenage girl’s assault on two armed soldiers wearing protective gear, the footage of this incident shows that she posed no actual threat and that her punishment is blatantly disproportionate.

“Ahed Tamimi’s ensuing arrest and military trial exposes the Israeli authorities’ discriminatory treatment of Palestinian children who dare to stand up to ongoing, often brutal, repression by occupying forces.

“Israel is clearly, brazenly flouting its obligations under international law to protect children from overly harsh criminal punishments.”

Waar staan wij?
U?
Ik?

Bron: “Israel should release 16-year-old Palestinian activist, Ahed Tamimi” via Amnesty International UK op 15 januari 2018.

Een stuiptrekkende vakbond

Vandaag was ik bij het ‘FNV-offensief’, de in goed Nederlands Kick off van de Federatie Nederlandse Vakbeweging; weliswaar 30 jaar te laat, maar toch. Ik ervoer het als stuiptrekkingen van een vakbond-van-weleer. Een dagvoorzitter die blij is met de eerste die ‘actie’ scandeerde, nog blijer wanneer zo’n beetje iedereen ‘actie, actie, actie’ riep, waarbij de ‘actie’ beperkt bleef tot het ‘actie’ roepen. Wat een armetierige vertoning.

De voorzitter van de FNV had voor mij een weinig inspirerend verhaal. Ik koester al geruime tijd argwaan tegen deze vakbond, al ben ik er tot enkele jaren geleden wel altijd lid van geweest. In plaats van enige zelfkritiek deed hij net alsof ze daar bij de FNV na jaren intern gedoe onlangs eens een krant gingen lezen en toen vreselijk schrokken hoe arbeidsomstandigheden, arbeidsvoorwaarden en lonen voor werknemers intussen achteruit gehold waren. Hij probeerde stoer te doen met een herhaald ‘Dit pikken we niet’, waar ik liever niet dergelijke straattaal gehoord had. En zowel in de plenaire bijeenkomst als bij zijn nieuwjaarsspeech benadrukte hij dat de FNV maandelijks 4 à 5.000 nieuwe leden inschrijft. Over waarom ze ooit weggelopen waren geen woord. Bovendien, als succes teveel geëtaleerd wordt, krijg ik het idee dat het falen overschreeuwd wordt. Dat zal wel met mijn jeugd te maken hebben. Of met levenswijsheid. Toen ik in dat overvolle Tivoli/Vredenburg rondkeek, kreeg ik het vermoeden dat het aandeel laagstbetaalden wel erg groot was. Ik heb met die mensen te doen en realiseer me, vanuit de mensonwaardige behandeling van de flexwerkers bij een distributiecentrum van de HEMA, waar ik ook even toe behoorde: “Wat kunnen ze anders dan ‘actie, actie, actie’ roepen?

Nee, dan Hans Hoek. Dat bestuurslid mocht de FNV-analyse uitleggen. Hij deed dat zonder papiertje waarvan hij voorlas “O ja, hier ben ik. Dit pikken we niet.” Hoek stelde kort en bondig dat we niet moeten praten over marktwerking zonder daarbij de rol van de politiek te benoemen:
Onze politici maakte payrolling, uitzenden en ZZP-werk in plaats van vaste banen mogelijk.
Onze politici stonden toe dat prijsverschillen ontstonden tussen flex en vast, doordat flexwerkers niet onder een collectieve arbeidsovereenkomst hoefden te vallen, flexwerkers hoefden niet verzekerd te worden, voor flexwerkers hoefden werkgevers geen pensioen af te dragen en flexwerkers ontvangen geen ontslagvergoeding. Stuk voor stuk besluiten die in de Tweede en Eerste Kamer genomen zijn.
Verder subsidieerde onze politici de MKB-aftrek, de startersafstrek en de zelfstandigenafstrek. Zo werd iedereen in Nederland, die nog geen ZZP-er was geworden, flexwerker.

Ofwel, het ondernemersrisico werd zonder tegenprestatie van werkgevers door de politiek van werkgevers bij de werknemers verlegd: Is er geen werk, dan hoeft de flexwerker niet te komen. Is er wel werk, dan is de flexwerker verplicht wel te komen. Is er even geen werk, dan wordt de flexwerker dat ‘even’ niet doorbetaald.

Zie het voor je: 5 schilders werken aan de buitengevel van een mooi duur pand. De eerste is een flexwerker, de tweede heeft een tijdelijk contract, de derde is een uitzendkracht, de vierde is in vaste dienst en de vijfde is een ZZP-er. Ze krijgen alle vijf hetzelfde nettoloon. Deze schilders zullen vriendelijk voor elkaar zijn, maar werken slechts ogenschijnlijk samen: doordat hun werkgevers heel verschillende winsten overhouden van hun arbeid, hebben alleen de echt goed ondernemende ZZP-er en de flexwerker een grote kans op werkbehoud. Tot een van die twee kiespijn krijgt, natuurlijk.

Hoek stelde voor nu als uitgangspunt te kiezen:
1. Flex is prima voor piek en ziek (werkgevers)
2. Flex is prima voor vrij en blij (werknemers)
En het is prima dat werknemers het ondernemersrisico overnemen, maar alleen als dat beloond wordt:

Ad. 1. Beprijs flexwerk
Ad. 2. Beloon het risico dat werknemers nemen

Het ZZP-minimumtarief noemde Hoek een goede eerste stap.
Minimale pensioenafdrachten en AOV-plichten, verplichtingen aangaande de algemene oudersdom voorziening, zijn volgens hem de essentiële eerstvolgende stappen die nu gezet moeten worden. En het minimumloon voor flexwerkers moet van hem (en de FNV) omhoog: bij elk nul-urencontract, oproepcontract of tijdelijk contract en bij elke proeftijd moet het minimumloon naar € 15,= per uur.

Een FNV-voorzitter die pleit voor beter materieel voor defensie, dat ministerie dat nauwelijks nog iets met ‘verdediging’ te maken heeft maar met schendingen van humanitaire rechten op de Middellandse Zee en agressie in het kielzog van de Verenigde Staten van Amerika, diskwalificeert zich voor mij, maar…
Het is waar dat de materiële zekerheden sinds 1992 in Nederland voor veruit de meeste mensen in loondienst en voor de mensen die afhankelijk zijn van een uitkering systematisch zijn afgebouwd, lijkt me.
Het is waar dat de kwaliteit van werk sindsdien eveneens afgenomen is, lijkt me.
Het is waar dat ons uur-inkomen steeds lager wordt door bijvoorbeeld het verlagen van pensioenafdrachten en het afschaffen van seniorendagen, lijkt me.
Het is waar dat, terwijl buitenlandse aandeelhouders minder dividendbelasting hoeven te betalen, de publieke voorzieningen onverkort van ònze arbeidsinkomsten gefinancierd moeten worden, lijkt me.
Maar om hier nu allemaal nu pas mee te komen, aan de vooravond dat CETA ondertekend gaat worden, is wel super-last-minutwerk.

Nee, CDA, D66, Shell, VNO-NCW en VVD, alle vertegenwoordigers aan de onderhandelingstafel om het kabinetsbeleid te bepalen, zijn altijd wel eerlijk geweest over hun wensen ruim baan te geven aan het grote geld en de overheid te verzwakken waar ze maar verzwakt kan worden. Voor hen is een Nederlandse driekleur in de Tweede Kamer afdoend, ondernemerschap en concurrentie op de werkvloer een zegen zoals een vangnet voor kwetsbaren hen een vloek is en het enige dat echt telt is voor hen het vooruitzicht op banen waar ze na hun politieke stage als minister of staatssecretaris ver boven de Balkenendenorm uitbetaald gaan worden.
Nagenoeg alle Nederlandse politieke partijen ijveren nog steeds voor economische groei ook nu die groei al decennia niets oplevert voor mensen aan ‘de onderkant’ van de samenleving, integendeel, dat grotere bruto binnenlands product wordt bereikt door hen aan hun lot over te laten. Vrijwel alle linkse organisaties hebben er net zo goed een aandeel in gehad dat het zover als nu gekomen is, inclusief de FNV die in een dodelijke omhelzing met de PvdA verkeerde. Maar toch, dat verhaal van Hoek was voor mij de moeite waard.

Mijn reis

Wanneer ik mijn reis begonnen ben, weet ik niet meer. Ik herinner me een huis met mijn ouders, broers en zusters. Ik herinner me schoolklassen. Ik herinner me mijn andere familieleden bij ons op bezoek of wij daar. Ik herinner me een strand met vriendjes en vriendinnetjes. Misschien was toen al… In elk geval herinner ik mij van daarna alleen mijn voettocht.

Ik denk dat ik bij wijze van spreken wel alle paden in ons koninkrijk bewandeld heb, van alle uitzichten heb ik genoten, alle weertypes heb ik meegemaakt, heel veel van ’s konings onderdanen heb ik ontmoet. Velen wandelden dagen met mij mee. Enkelen jaren. Sommigen van hen zijn goede vrienden geworden. Anderen boden me te eten of te drinken aan, of een slaapplaats uit de wind. Er waren er die me hebben bestolen, dat is waar. Dat vond ik niet erg. Onderweg vond ik voldoende te eten en te drinken. Tegen wat werk ontving ik nieuwe kleding als de oude op was of, wat nog wel het meest belangrijk was, nieuwe zolen voor onder mijn schoenen.

Ik kreeg er nooit genoeg van en wandelde in cirkels en over denkbeeldige rechte lijnen. Telkens weer een verrassend nieuw dal tegemoet. Telkens weer een nieuwe wereld betredend. We hebben dan ook een prachtig koninkrijk. Dat vind ik.

Totdat ik, inmiddels zesenhalf jaar geleden, aan het begin van een indrukwekkende boulevard aankwam. Een brede weg door een immens groot bos met in de borders prachtige oude beuken waarachter struiken een zoom tussen het bos en de weg opvulden. Die weg besloot ik in te gaan. Ik liep anderhalve dag over deze bijna rechte oprijlaan en had tussendoor op het gras en onder de struiken geslapen. Daarna arriveerde ik op die door mij gehate dag, of was het een schone dag?, zeker is dat het geen gewone dag was toen ik aankwam bij een grote poort. Er stond een wachter bij. Een lange man, die klein leek onder die poort. Ik wist met zekerheid dat ik was aangekomen bij de grens tussen ons koninkrijk en het koninkrijk, of keizerrijk, of hertogdom, in elk geval bij het land grenzend aan ons koninkrijk waar ik de weg zo goed meende te kennen.

Ik herinner me alles van dat eerste uur. Ik keek langs de wachter dat nieuwe land in. Door de wachter kon ik helaas niet alles evengoed zien. Hij stond fier midden onder de poort. Na geruime tijd liep ik terzijde van de weg om door de poort een zo goed mogelijk zicht op het oosten te krijgen. Daarna liep ik naar de andere kant van de weg om zo veel mogelijk van het nieuwe land in het noorden te zien. De wachter begroette mij toen vriendelijk. Ik trad op hem toe en kon nu, onder de poort, pratend met de wachter, zoveel mogelijk van dat nieuwe vreemde land zien. Het fascineerde me mateloos.

Na een lang gesprek vroeg ik de wachter of het goed was wanneer ik in de poort op de grond ging zitten. De wachter vroeg of ik niet liever een stoel wilde om op te zitten.
Dat zou helemaal super zijn”, antwoordde ik hem.
Dan haal ik een stoel voor u”, antwoordde hij. En dat deed hij. Nu stond ik alleen onder de poort. Twijfel maakte zich van mij meester.
Zal ik?
Wat zou er gebeuren als ik?
Ik keek dat indrukwekkende land nog eens in en maakte een plan hoe ik vooreerst tot mijn ogen reikten zou lopen.
Ik keek de andere kant op naar waar de wachter uit mijn zicht verdwenen was om te zien of hij er alweer aankwam. Dat was niet zo.
Een warme bries blies tegen mijn gezicht vanuit ons buurland, dat mij fascineerde.
Ik vroeg mij af welke taal de mensen in dat land zouden spreken. Wellicht wist de wachter dat. Op school hadden we daarover nooit iets geleerd. Daar ging altijd alles over ons koninkrijk. Over onze gewoonten. Wij, als kinderen en daarna, vroegen ons niets af over wat er daarbuiten zoal zou zijn, op een enkele zonderling na. Misschien, bedacht ik, zou de wachter mij ook kunnen vertellen of ze daar hetzelfde schrift hebben als in ons koninkrijk. Ik bedacht hoe lastig het zou zijn wegwijzers te moeten lezen, als ze die daar ook hebben, als ik ze niet kan lezen en besloot te wachten op de wachter. Mijn twijfel ebde weg. Dit is wel een leuke zin over die vervloekte dag: ‘ik wachtte op de wachter’. Daar hoorde ik zijn voetstappen en even later stond hij bij mij met een onverwacht comfortabele stoel. Hij plaatste die tegen een wand onder de poort en gebaarde dat ik mijn gang kon gaan. Zelf nam hij weer plaats midden onder de poort. Ik bood hem van mijn eten aan. We praatten nog wat. We zwegen. Hij bood mij te eten aan. We dronken nog wat vlak voordat de nacht begon te vallen. Ik mocht van de wachter in een kamer naast de zijne slapen. Hij bood mij dit uit zichzelf aan.

De volgende dagen verliepen eender. Ik stond op, verfriste me bij een waterval niet ver daarvandaan. Ik vervoegde me bij de wachter in ‘mijn’ stoel onder de poort. Hij stond eronder. Ik besefte dat ik mij nooit bij iemand meer op mijn gemak gevoeld had dan bij deze wachter. Zelfs in mijn ouderlijk huis niet. ‘Carel’ heet hij, met een ‘c’. Zeker niet op school en misschien wel voelde ik me bij deze wachter net zo prettig als bij een of twee van mijn allerbeste vrienden. Wanneer het regende hadden we er geen last van, want het was een brede poort. Bij ijzige wind maakten we gebruik van een windscherm. Bij sneeuw warmden we ons aan een houtkachel. Zo verbleef ik bij de wachter tot de winter voorbij was. Het voorjaar brak aan. Later de zomer met de warme briesjes vanuit dat fascinerende land. Dagelijks nam ik er zoveel als mogelijk van in me op. Zes jaren verbleef ik onder de poort bij de wachter. Zesenhalf om preciezer te zijn. Mijn voetreis was zo zonder plan beëindigd en het voelde goed.

Vanmorgen begon eender als altijd. Ik stond op en verfriste me bij de waterval. Ik vervoegde me bij de wachter op ‘mijn’ stoel. We aten wat en we dronken wat. Hij stond. Ik zat. Af en toe zeiden we eens wat; het was al zo vertrouwd. Alsof het mij overkwam vroeg ik aan de wachter, of een heldere stem in mij zonder enig besef van wat ik over mijzelf, over hem, over alles wat er voor hem en mij toe doet zou afroepen:
Carolus Knegt”, want zo heette hij voluit, “wij zitten hier nu al vijf of zes jaren, u nog langer. En er is nog nooit iemand vandaar (en ik wees naar ons buurland) hier aan de poort gekomen. Er is ook nog nooit iemand vanuit ons eigen koninkrijk hier aan de poort gekomen. Wat doet u hier?
Hij glimlachte, zo vriendelijk als hij glimlachen kan en waarvan ik zes volle jaren genoten heb, en antwoordde:
Ik begrijp dat mijn missie vandaag misschien voltooid wordt. Dat spijt mij, maar het is goed.
Heel deze prachtige poort met haar majestueuze toegangsweg zijn hier voor u, Gerardus Horlings. U heeft, naar zijn aard, de laatste en pittige etappe naar hier alleen bewandeld. Dat kan ook niet anders.
Mijn twee eenvoudige opdrachten zijn om u bij te staan, zodra het uw wens is deze grens te passeren voor het geval dat dit u angst inboezemt en ook om u verder een goede reis te wensen.
Ik sta hier, om uw vraag bondig te beantwoorden, louter en alleen om u door te laten.

Kijk maar uit…

Ik zie hem nog staan, de onderwijzer in de vijfde klas van de Lagere School. Hij legde uit dat in Zuid-Afrika een einde aan de apartheid wenselijk was, maar dat het de vraag is wat er zou gebeuren als je eerst mensen zonder recht of reden in een kooi gevangen houdt en op een zeker moment zegt: “Sorry, dat was niet goed, fout zelfs, maar nu mogen jullie voortaan vrij gaan en staan waar jullie maar willen.” Als 11-jarige zag ik het probleem niet. De andere kinderen in de klas ook niet. Daarom legde hij verder uit dat die negers dan natuurlijk wraak zouden nemen op al degenen die hen gedwongen hadden tegen hongerloontjes te werken, die hen gemarteld en vernederd hadden. “Ohhh, knikten wij zonder het te begrijpen.” Ik in elk geval.

De afgelopen dagen vroeg ik mij af hoe anders de wereld eruit zou zien wanneer het niet en nooit bij mensen op zou komen – want genetisch zo bepaald – om een ander mens kwaad te doen. Dat straf alleen te maken had met verbeteren en nimmer zonder liefde toegepast werd. Dat nooit misbruik gemaakt werd van iemands kwetsbaarheden, omdat onze genen ons dwongen tot empathie en solidariteit.

Gezien de huidige wereldleiders, die immers gelden als voorbeelden van hoe we ons zouden moeten (kunnen) gedragen, vind ik het wel logisch dat ik me dit afvroeg. Gezien het doorgeschoten kapitalisme, dat via ‘overeenkomsten’ of aanvaarde wetgeving rijken rijker maakt terwijl armen tegelijkertijd creperen, vind ik het wel logisch dat ik me dat afvroeg. Gezien het gebrek aan doortastendheid om 43 jaar na het uitkomen van ‘Grenzen aan de groei’ eindelijk gezamenlijk tot werkelijke actie in plaats van zoethoudertjes te komen, vind ik het wel logisch dat ik me dat afvroeg. Gezien het laatste stadium van de democratie waarin wij lijken te leven, waar alleen nog macht aan regeerders uit handen gegeven wordt, die dan als beschermheren van de rijksten van de rijksten gaan optreden, vind ik het wel logisch dat ik me dat afvroeg.

En wat is intussen veranderd? Tussen 1962 en eind 2017? “De egalitaire opzet van het internationale systeem maakt het in de praktijk extreem gericht op hiërarchie”, schrijft Rutger van de Hoeven in de Groene Amsterdammer van 20 december 2017; een Groene die helemaal gewijd is aan schaamte. En vervolgens, even verder: “Vernedering is een diplomatiek instrument geworden”, terwijl hij columnist, journalist en publicist Thomas Friedman memoreert die naar aanleiding van de Irakoorlog noteerde “Onderschat nooit, nooit iemands anders eer.

In het groot: sterke landen die zwakkere disciplineren of belonen,
op nationaal niveau degenen met macht die zwakkeren disciplineren of belonen en
in ons huis vergapen we ons aan de televisie of kijken we een serietje en stellen ons vooral geen enkele vraag meer over de juistheid van ons wereldbeeld. Ik wil maar zeggen, we laten ook zelf een loopje met ons nemen.

Na de Grande Armee waarvan honderdduizenden Europese soldaten het leven nodeloos in Rusland lieten, na de Eerste Wereldoorlog met haar miljoenen slachtoffers onder met name 16 tot 30-jarige mannen, na de Tweede Wereldoorlog waarin de ongekende wreedheid van mensen tegen mensen zo’n shock veroorzaakte dat 3 jaar daarna de universele verklaring van de rechten van de mens werden vastgelegd en ondertekend, na de Irakoorlog die op basis van leugens en bedrog gestreden is met alle ontwrichtingen in die regio als gevolg, zijn we niets wijzer geworden en gaan vrolijk door met de zwakkere landen te knechten, waarbij – welk een toppunt van beschaving – de rijken in de rijke landen geen idee meer hebben wat ze met hun teveel aan geld nog kunnen aanvangen maar wel steeds meer geld voor zichzelf met succes opeisen. Om ons – als de droogte onze woonomgevingen niet verzwelgt, als de modderstromen onze huizen en landbouwgronden niet vernietigen, als de oceanen onze nederzettingen niet tot zee maken, als de stormen en hun ziekmakende gevolgen de mensheid niet decimeren – om ons dan in alle gemoedsrust af te vragen wat er zal gebeuren wanneer we de onderdrukten van nu gaan respecteren. We lopen dan toch zeker het risico dat ze wraak op ons zullen nemen…

En, uhhh, om het verhaal af te maken: ik bleef maar proberen me voor te stellen wat er van mensen zou overblijven als het nooit bij hen op zou komen om een ander mens kwaad te doen. Dat nooit misbruik gemaakt werd van iemands kwetsbaarheden, omdat we leefden vanuit empathie en solidariteit.
Ik ga komend jaar door met me dit voor te stellen; net zo lang tot het me lukt.