Guido Gezelle, Eugène Huzar, Mary Shelley & William Wordsworth
Al in 1818 riep de Engelse schrijfster Mary Shelley in ‘Frankenstein, or The Modern Prometheus’ een beeld op van een wereld waarin de mens de controle over zijn eigen creatie zou verliezen. De romantische Engelse dichter William Wordsworth sprak in diezelfde tijd over de industriële revolutie als een ‘misdaad tegen de natuur’, die hierdoor gedwongen werd ‘haar geschonden eer te wreken’. Dichter bij huis waarschuwde de Vlaamse dichter, priester en taalwetenschapper Guido Gezelle halverwege de 19de eeuw voor de ‘ontembare kracht’ van het ‘dampgedrochte’ – de stoomtrein – die ‘blindelings vooruitgeboord / in de zwarte toekomst’ reed. De Parijse advocaat Eugène Huzar, zijn Franse tijdgenoot, benadrukte dat de moderne wetenschap zich nauwelijks of geen rekenschap gaf van de impact van haar uitvindingen. Hij voorzag dat het wel eens slecht zou kunnen aflopen: “Over honderd of tweehonderd jaar, wanneer de wereld doorkruist zal worden met spoorwegen en stoomboten en bedekt zal zijn met fabrieken, zullen we biljoenen kubieke meter koolzuur en koolstofmonoxide uitstoten en aangezien tegen [die tijd; GjH] dan ook de bossen vernietigd zullen zijn, is de kans niet klein dat die honderden biljoenen kubieke meters koolzuur en koolstofmonoxide de harmonie van de wereld zullen verstoren.”
Carl Fraas, Justus von Liebig & George Perkins Marsh
Niet alleen apocalyptisch aangelegde dichters, juristen en schrijvers maakten zich zorgen. Diplomaten en wetenschappers, die veel reisden, zagen op steeds meer plekken dat de rampen zich al volop aan het voltrekken waren. De Duitse botanicus en landbouwwetenschapper Carl Fraas stelde in 1847 dat het een illusie was om te denken dat de ecologische schade, die aangericht was door bossen te kappen, ooit hersteld zou kunnen worden, zelfs niet puur economisch. “Op een gerooide plek is het klimaat dusdanig aangetast dat er nooit meer een even rijke vegetatie kan bloeien”, redeneerde hij. Voortbouwend op onder meer Fraas’ werk wees de Amerikaanse diplomaat, politicus en taalkundige George Perkins Marsh in zijn baanbrekende ‘Man and Nature’ (1864) op de onderlinge afhankelijkheid en samenhang van alle levensvormen. Dat was wat we vandaag ‘uitgebalanceerde ecosystemen’ noemen. De mens verstoort die evenwichten systematisch: “Waar hij ook zijn voet zet, verandert hij de harmonieën van de natuur in wanklanken.” Inheemse dieren en groenten roeit hij uit, waarna hij ze vervangt door exoten die voor verstoringen zorgen. Er ontstaat een wanorde, die de mens nauwelijks kan overzien; laat staan terugdraaien. Het was overigens de Duitse chemicus, pionier op het gebied van de toegepaste scheikunde en uitvinder van het kunstmest Justus von Liebig die in die tijd de term ‘roofbouw’ lanceerde, hetgeen uiteraard onder landbouwers opschudding veroorzaakte.
Svante Arrhenius
Aan het begin van de 20ste eeuw dook in Engelse kranten het woord ‘smog’ op, een mengsel van mist en rook dat de steden in donkerte hulde waardoor microben er vrij spel kregen. Ziekten van de luchtwegen werden een kwelling en volgens de medische correspondent van The Observer zat er maar één ding op: ‘stoppen steenkool te gebruiken’. Steeds onomstotelijker kwam vast te staan dat de aarde gevaarlijk aan het opwarmen is en dat dit het gevolg is van de uitstoot van broeikasgassen, zoals dat eind 19de eeuw was begrepen en berekend door de Zweedse natuur- en scheikundige Svante Arrhenius.
Mahatma Gandhi
Een van de grondleggers van de moderne staat India, jurist, politicus en voorstander van actieve geweldloosheid als middel voor revolutie Mahatma Gandhi stelde in 1928 met kenmerkende scherpte: “God verhoede dat India ooit zou gaan industrialiseren zoals het Westen. Als alle driehonderd miljoen inwoners op dezelfde manier zouden overgaan tot economische exploitatie, het zou de wereld kaalvreten zoals sprinkhanen.”
De Club van Rome & Rachel Carson
Tot dusver waren het enkelingen die, door wie er in de wereld van economie, politiek en wetenschap wel toe deed, vaak werden weggezet als achterlijk, reactionair of erger en die voor de rest van de mensheid roependen in de woestijn bleven. Dat begon te veranderen in de jaren ’60 toen – onder meer beïnvloed door het opzienbarende boek ‘Silent Spring’ van Rachel Carson (1962) – stilaan ook in krochten van de macht vragen gesteld werden bij de nu blijkbaar niet meer te loochenen vormen van uitputting, vervreemding en vervuiling die de moderne wereld met zich meebracht. Toen in 1972 het rapport ‘De grenzen aan de groei’ werd gepresenteerd had deze beweging eindelijk haar aansprekende stelling te pakken: ‘het sprookje van de immer durende groei waarop de vooruitgangsidee was gestoeld was precies dat: een sprookje. Met dit keer een alternatief slot: en ze leefden nog maar kort en ongelukkig’. Niets minder dan het voortbestaan van de menselijke beschaving bleek immers op het spel te staan.
De Club van Rome
Volgens ‘The Limits to Growth’, zoals de oorspronkelijke versie van het rapport heette, zou de wereld bij ongewijzigd gedrag, ergens in de 21ste eeuw op hardhandige wijze met die grenzen aan de groei geconfronteerd worden: een gebrek aan deugdelijk, onvervuild bouwland, gezonde meren, grondstoffen en gezonde oceanen zou het steeds moeilijker en op termijn zelfs onmogelijk maken om voor de immer toenemende wereldbevolking betaalbaar voedsel en water te verbouwen en vinden; laat staan voor basisdiensten en andere noodzakelijke producten. Een dramatische krimp van de levensstandaard van de overlevende mensen zou het gevolg zijn. Hoewel het rapport vaak als ‘doemdenken’ is weggezet, benadrukten de auteurs meermaals dat de mensheid zichzelf wel degelijk kon redden, wanneer ‘niet langer economische groei, maar evenwicht’ als centraal doel werd. Dàn zouden ingrijpende crisissen en de uiteindelijke ineenstorting van de menselijke samenleving kunnen worden voorkomen. Maar dan moest het roer wel snel om: ‘een duidelijke ombuiging (naar evenwicht) moet gedurende de jaren ’70 worden bereikt’, heette het in de conclusie.
De Club van Rome & Wout Woltz
Dat deze boodschap niet kwam van dichters, langharige hippies of schrijvers maar van gerespecteerde ingewijde burgers en wetenschappers met kennis van zaken*, die samen de zogenaamde ‘Club van Rome’ vormden naar de eerste stad waar zij bijeenkwamen, leek ze onontkoombaar te maken. ‘Het denken van economen, industriëlen, planologen en politici zal zó revolutionair gaan veranderen dat men de verschijning van het officiële rapport van de Club van Rome zonder overdrijving als een klimaatscheiding kan beschouwen’, opperde de Nederlandse journalist Wout Woltz, die in 1972 adjunct-hoofdredacteur van NRC Handelsblad was, ‘Er zullen dan twee soorten opvattingen zijn te onderscheiden: het vóór-Romeinse en het ná-Romeinse denken.’ Nu, 50 jaar later, dringt zich de vraag op in welke van deze tijdsrekeningen we vandaag leven.
Greta Thunberg
In haar geruchtmakende toespraak voor de Verenigde Naties in september 2019 (‘Hoe durven jullie! Jullie hebben mijn dromen en mijn jeugd gestolen met jullie lege woorden’) wees Arrhenius’ achternicht de Zweedse klimaatactiviste en scholier Greta Thunberg erop dat het voor de wetenschap ‘al dertig jaar’ glashelder was dat de opwarming van de aarde volop aan de gang is. Tijdens de klimaatconferentie van Glasgow 2021 (COP26) bleek echter dat weten al zo lang deze klimaatconferenties gehouden worden èèn is, en handelen naar weten iets volstrekt anders. In elk geval wanneer de winstverwachtingen van enkele machtigen naar beneden bijgesteld zouden moeten worden. ‘Dan liever de lucht in met die CO2’ dachten de politieke leiders van de wereld in navolging van de Nederlandse kanonneerbootcommandant Jan van Speijk, die ook zoiets op 5 februari 1831 gezegd zou hebben.
Geert Buelens
Het is een van de wreedste ironieën uit de geschiedenis van de mensheid, schrijft de Vlaamse columnist, dichter, essayist en hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit Utrecht in zijn nieuwste boek ‘Wat we toen al wisten: de vergeten groene geschiedenis van 1972’: een beschaving, gedreven door geloof in vooruitgang, bleek een permanent gehavende wereld voort te brengen waarin het voortbestaan van sommige soorten – waaronder de mens zelf – in groten getale het loodje leggen en gaan leggen. Hoogmoed pakte in de geschiedenis wel eens vaker rampzalig uit, maar tot nu toe trof het onheil vrijwel altijd tijdgenoten. Dit keer zal ze alle volgende generaties treffen. De koolstofdioxide (CO2) waarmee wij gisteren, vandaag en morgen – door fossiele brandstoffen te delven en als energiebron te gebruiken – de lucht vervuilen zal nog 100.000 jaar in de atmosfeer blijven hangen voor ze weer is opgenomen door gesteenten en sediment.
Bron: “De mens verandert de harmonieën van de natuur in wanklanken; vijftig jaar na het rapport van de Club van Rome” door Geert Buelens via DeGroeneAmsterdammer op 26 januari 2022.
* Wie inzicht wil hebben in de leden van de Club van Rome kan die informatie hier vinden.