De wrede afloop weten en toch alles op z’n beloop laten

Guido Gezelle, Eugène Huzar, Mary Shelley & William Wordsworth

Al in 1818 riep de Engelse schrijfster Mary Shelley in ‘Frankenstein, or The Modern Prometheus’ een beeld op van een wereld waarin de mens de controle over zijn eigen creatie zou verliezen. De romantische Engelse dichter William Wordsworth sprak in diezelfde tijd over de industriële revolutie als een ‘misdaad tegen de natuur’, die hierdoor gedwongen werd ‘haar geschonden eer te wreken’. Dichter bij huis waarschuwde de Vlaamse dichter, priester en taalwetenschapper Guido Gezelle halverwege de 19de eeuw voor de ‘ontembare kracht’ van het ‘dampgedrochte’ – de stoomtrein – die ‘blindelings vooruitgeboord / in de zwarte toekomst’ reed. De Parijse advocaat Eugène Huzar, zijn Franse tijdgenoot, benadrukte dat de moderne wetenschap zich nauwelijks of geen rekenschap gaf van de impact van haar uitvindingen. Hij voorzag dat het wel eens slecht zou kunnen aflopen: “Over honderd of tweehonderd jaar, wanneer de wereld doorkruist zal worden met spoorwegen en stoomboten en bedekt zal zijn met fabrieken, zullen we biljoenen kubieke meter koolzuur en koolstofmonoxide uitstoten en aangezien tegen [die tijd; GjH] dan ook de bossen vernietigd zullen zijn, is de kans niet klein dat die honderden biljoenen kubieke meters koolzuur en koolstofmonoxide de harmonie van de wereld zullen verstoren.

Carl Fraas, Justus von Liebig & George Perkins Marsh

Niet alleen apocalyptisch aangelegde dichters, juristen en schrijvers maakten zich zorgen. Diplomaten en wetenschappers, die veel reisden, zagen op steeds meer plekken dat de rampen zich al volop aan het voltrekken waren. De Duitse botanicus en landbouwwetenschapper Carl Fraas stelde in 1847 dat het een illusie was om te denken dat de ecologische schade, die aangericht was door bossen te kappen, ooit hersteld zou kunnen worden, zelfs niet puur economisch. “Op een gerooide plek is het klimaat dusdanig aangetast dat er nooit meer een even rijke vegetatie kan bloeien”, redeneerde hij. Voortbouwend op onder meer Fraas’ werk wees de Amerikaanse diplomaat, politicus en taalkundige George Perkins Marsh in zijn baanbrekende ‘Man and Nature’ (1864) op de onderlinge afhankelijkheid en samenhang van alle levensvormen. Dat was wat we vandaag ‘uitgebalanceerde ecosystemen’ noemen. De mens verstoort die evenwichten systematisch: “Waar hij ook zijn voet zet, verandert hij de harmonieën van de natuur in wanklanken.” Inheemse dieren en groenten roeit hij uit, waarna hij ze vervangt door exoten die voor verstoringen zorgen. Er ontstaat een wanorde, die de mens nauwelijks kan overzien; laat staan terugdraaien. Het was overigens de Duitse chemicus, pionier op het gebied van de toegepaste scheikunde en uitvinder van het kunstmest Justus von Liebig die in die tijd de term ‘roofbouw’ lanceerde, hetgeen uiteraard onder landbouwers opschudding veroorzaakte.

Svante Arrhenius

Aan het begin van de 20ste eeuw dook in Engelse kranten het woord ‘smog’ op, een mengsel van mist en rook dat de steden in donkerte hulde waardoor microben er vrij spel kregen. Ziekten van de luchtwegen werden een kwelling en volgens de medische correspondent van The Observer zat er maar één ding op: ‘stoppen steenkool te gebruiken’. Steeds onomstotelijker kwam vast te staan dat de aarde gevaarlijk aan het opwarmen is en dat dit het gevolg is van de uitstoot van broeikasgassen, zoals dat eind 19de eeuw was begrepen en berekend door de Zweedse natuur- en scheikundige Svante Arrhenius.

Mahatma Gandhi

Een van de grondleggers van de moderne staat India, jurist, politicus en voorstander van actieve geweldloosheid als middel voor revolutie Mahatma Gandhi stelde in 1928 met kenmerkende scherpte: “God verhoede dat India ooit zou gaan industrialiseren zoals het Westen. Als alle driehonderd miljoen inwoners op dezelfde manier zouden overgaan tot economische exploitatie, het zou de wereld kaalvreten zoals sprinkhanen.

De Club van Rome & Rachel Carson

Tot dusver waren het enkelingen die, door wie er in de wereld van economie, politiek en wetenschap wel toe deed, vaak werden weggezet als achterlijk, reactionair of erger en die voor de rest van de mensheid roependen in de woestijn bleven. Dat begon te veranderen in de jaren ’60 toen – onder meer beïnvloed door het opzienbarende boek ‘Silent Spring’ van Rachel Carson (1962) – stilaan ook in krochten van de macht vragen gesteld werden bij de nu blijkbaar niet meer te loochenen vormen van uitputting, vervreemding en vervuiling die de moderne wereld met zich meebracht. Toen in 1972 het rapport ‘De grenzen aan de groei’ werd gepresenteerd had deze beweging eindelijk haar aansprekende stelling te pakken: ‘het sprookje van de immer durende groei waarop de vooruitgangsidee was gestoeld was precies dat: een sprookje. Met dit keer een alternatief slot: en ze leefden nog maar kort en ongelukkig’. Niets minder dan het voortbestaan van de menselijke beschaving bleek immers op het spel te staan.

De Club van Rome

Volgens ‘The Limits to Growth’, zoals de oorspronkelijke versie van het rapport heette, zou de wereld bij ongewijzigd gedrag, ergens in de 21ste eeuw op hardhandige wijze met die grenzen aan de groei geconfronteerd worden: een gebrek aan deugdelijk, onvervuild bouwland, gezonde meren, grondstoffen en gezonde oceanen zou het steeds moeilijker en op termijn zelfs onmogelijk maken om voor de immer toenemende wereldbevolking betaalbaar voedsel en water te verbouwen en vinden; laat staan voor basisdiensten en andere noodzakelijke producten. Een dramatische krimp van de levensstandaard van de overlevende mensen zou het gevolg zijn. Hoewel het rapport vaak als ‘doemdenken’ is weggezet, benadrukten de auteurs meermaals dat de mensheid zichzelf wel degelijk kon redden, wanneer ‘niet langer economische groei, maar evenwicht’ als centraal doel werd. Dàn zouden ingrijpende crisissen en de uiteindelijke ineenstorting van de menselijke samenleving kunnen worden voorkomen. Maar dan moest het roer wel snel om: ‘een duidelijke ombuiging (naar evenwicht) moet gedurende de jaren ’70 worden bereikt’, heette het in de conclusie.

De Club van Rome & Wout Woltz

Dat deze boodschap niet kwam van dichters, langharige hippies of schrijvers maar van gerespecteerde ingewijde burgers en wetenschappers met kennis van zaken*, die samen de zogenaamde ‘Club van Rome’ vormden naar de eerste stad waar zij bijeenkwamen, leek ze onontkoombaar te maken. ‘Het denken van economen, industriëlen, planologen en politici zal zó revolutionair gaan veranderen dat men de verschijning van het officiële rapport van de Club van Rome zonder overdrijving als een klimaatscheiding kan beschouwen’, opperde de Nederlandse journalist Wout Woltz, die in 1972 adjunct-hoofdredacteur van NRC Handelsblad was, ‘Er zullen dan twee soorten opvattingen zijn te onderscheiden: het vóór-Romeinse en het ná-Romeinse denken.’ Nu, 50 jaar later, dringt zich de vraag op in welke van deze tijdsrekeningen we vandaag leven.

Greta Thunberg

In haar geruchtmakende toespraak voor de Verenigde Naties in september 2019 (‘Hoe durven jullie! Jullie hebben mijn dromen en mijn jeugd gestolen met jullie lege woorden’) wees Arrhenius’ achternicht de Zweedse klimaatactiviste en scholier Greta Thunberg erop dat het voor de wetenschap ‘al dertig jaar’ glashelder was dat de opwarming van de aarde volop aan de gang is. Tijdens de klimaatconferentie van Glasgow 2021 (COP26) bleek echter dat weten al zo lang deze klimaatconferenties gehouden worden èèn is, en handelen naar weten iets volstrekt anders. In elk geval wanneer de winstverwachtingen van enkele machtigen naar beneden bijgesteld zouden moeten worden. ‘Dan liever de lucht in met die CO2’ dachten de politieke leiders van de wereld in navolging van de Nederlandse kanonneerbootcommandant Jan van Speijk, die ook zoiets op 5 februari 1831 gezegd zou hebben.

Geert Buelens

Het is een van de wreedste ironieën uit de geschiedenis van de mensheid, schrijft de Vlaamse columnist, dichter, essayist en hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit Utrecht in zijn nieuwste boek ‘Wat we toen al wisten: de vergeten groene geschiedenis van 1972’: een beschaving, gedreven door geloof in vooruitgang, bleek een permanent gehavende wereld voort te brengen waarin het voortbestaan van sommige soorten – waaronder de mens zelf – in groten getale het loodje leggen en gaan leggen. Hoogmoed pakte in de geschiedenis wel eens vaker rampzalig uit, maar tot nu toe trof het onheil vrijwel altijd tijdgenoten. Dit keer zal ze alle volgende generaties treffen. De koolstofdioxide (CO2) waarmee wij gisteren, vandaag en morgen – door fossiele brandstoffen te delven en als energiebron te gebruiken – de lucht vervuilen zal nog 100.000 jaar in de atmosfeer blijven hangen voor ze weer is opgenomen door gesteenten en sediment.

Bron: “De mens verandert de harmonieën van de natuur in wanklanken; vijftig jaar na het rapport van de Club van Rome” door Geert Buelens via DeGroeneAmsterdammer op 26 januari 2022.

* Wie inzicht wil hebben in de leden van de Club van Rome kan die informatie hier vinden.

We dachten zo’n beetje alles te weten, maar er was één dorpje…

Onthoud de getallen 78 en 66.

Dat zijn namelijk blijkens een wetenschappelijk onderzoek de percentages over het inzicht in de biologische huishouding in de natuur van een oerwoud; ecologie gaat daarover, weet ik als landschapsecoloog.

Een studie, waarbij een inheemse gemeenschap in het dorp Doussala werd ondervraagd – we hebben het dan over de oerwouden van Gabon, hoog in de oksel van de Afrikaanse Westkust – toont aan dat deze dorpsbewoners gemiddeld 732 verschillende interacties tussen planten en fruitetende dieren (van olifanten tot vleermuizen) kenden. Sommige lokale bewoners wisten maar liefst 2.700 interacties op te noemen. In vergelijking met academische literatuur, die wij wereldwijd verzamelen, bleek dat 34% van de interacties alleen bekend was bij deze lokale gemeenschap. Daarnaast bleek 22% van de interacties alleen bekend in academische bronnen; en de resterende 44% van de kennis was bij beide groepen bekend. Vandaar de stand 78 voor Doussala versus 66 voor alle ecologen in de wereld.

Achtergrondinformatie en wat kunnen we hiervan leren?

Tijdens het onderzoek werd ontdekt dat de lokale bevolking van het dorp Doussala een uniek inzicht had in het gedrag van veel dieren. Zo werden voor gorilla’s 254 plant-interacties geregistreerd, waarvan er 37 alleen bekend waren bij de lokale bevolking maar niet in onze academische literatuur. Ook werden er 222 interacties geregistreerd voor bosolifanten, waarvan er 33 alleen in de lokale kennis bekend waren. Lokale bewoners wisten ook meer over interacties van soorten waarvan ‘ons’ niet bekend was dat ze fruit aten, zoals de bosbuffel, de mangoeste, de python en de reuzenpangolin.

Inheemse kennis blijkt dus weer eens van onschatbare waarde, maar wordt – historisch gezien – ondergewaardeerd. Deze bevindingen benadrukken de noodzaak om lokale kennisbronnen te integreren met academische literatuur om de complexiteit van ecologische netwerken beter te begrijpen. Dit zou volgens de egocentrische onderzoekers met name waardevol zijn in afgelegen gebieden, waar wetenschappelijk onderzoek duur en mogelijk gevaarlijk is. De onderzoekers bepleiten overigens ook ònze kennis te delen met inheemse gemeenschappen.

Zou dit voor ons met onze mondiaal gedeelde academische kennis een les is bescheidenheid zijn? Welnee, alleen degenen die InterPressService of DeWereldMorgen op 14 december lazen, hebben hier weet van en dan ook nog zolang als dat duurt…

Bron: “Inheemse bevolking weet meer over de natuur dan de wetenschap” door InterPressService via DeWereldMorgen op 14 december 2021.

Discussieer lekker verder, dan doen wij intussen ons ding

Zo langzaam maar zeker vraag ik mij af hoelang het geleden is dat ik ideeën had over wat juiste politiek zou zijn. Ik verwierp de Amerikaanse opvattingen net zo krachtig als de Russische (en ik zou de Chinese koers ook verworpen hebben, maar die hadden indertijd nauwelijks invloed op ons denken, dacht ik). Voor de ouderen onder ons; ik voelde (en voel) mij aangetrokken door de Derde weg. Nog steeds ben ik weinig argeloos als ik ‘het nieuws’ volg.

In het huidig tijdsgewricht moeten we – helaas – ook de wetenschap met korrels zout nemen. Sinds het begin van de Covid-19-pandemie heeft bijvoorbeeld de voormalige Amerikaanse President Donald Trump gesuggereerd dat het virus uit het laboratorium in het Chinese Wuhan kwam. De huidige Amerikaans President Joe Biden zette deze agressieve politiek voort. Mei jl. beval hij een onderzoek naar het laboratoriumscenario door de Amerikaanse veiligheidsdiensten.

De Chinese overheid heeft meerdere malen gevraagd om een laboratorium van de Amerikaanse militaire basis van Fort Detrick te onderzoeken. Volgens haar ontsnapte juist daaruit in 2019 een dodelijk virus. Chen Xu, China’s permanente vertegenwoordiger bij de Verenigde Naties (VN), schreef een brief naar de directeur-generaal van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) om te eisen dat niet het laboratorium in Wuhan, maar dat van Fort Detrick onderzocht moest worden.

Zo koerst het feitenonderzoek van de WHO zich naar het middelpunt van een nieuwe Koude Oorlog tussen China en de Verenigde Staten van Amerika.

Het is onze (kijk op onze) historische situatie en het politieke nut van het verspreiden van dit soort theorieën, die natuurlijk de opkomst van complotdenken stimuleert. In tegenstelling tot de vele analyses, waarbij velen zeker zijn van hun eigen gelijk, is het niet de individuele psychologie van mensen aan de rand van de samenleving, maar juist zulke over en weer beschuldigingen inclusief de propaganda voor de eigen achterban die de deur open zetten voor het floreren van samenzweringstheorieën over alles rondom Covid-19.

Zo worden ook de maatregels om de verspreiding van Covid-19 gepolitiseerd. In de gaande Nederlandse begrotingsbehandelingen en bij demonstraties worden onderscheidingstekens uit de Tweede Wereldoorlog opgevoerd om uiting te geven aan de gevoelde onderdrukking. Nu niet door bezetters, maar door onze verkozen volksvertegenwoordigers. Die verklaren op hun beurt hun aanpak als benodigde maatregels om de besmetting van Covid-19 tegen te gaan, en ze laten daarbij na om de stand van de wetenschap te delen; het aantal vrije bedden op de intensive care-afdelingen in Nederlandse ziekenhuizen zijn leidend. Aan de volksgezondheid van anti-vaccins wordt niet (in het openbaar) getwijfeld en een coronapas wordt gepromoot. Zo wordt de complexe Covid-19-materie, zoals beperken van besmettingen met en het ontstaan van dat virus, herleid tot allerlei quasi-samenzweringen.

Het leid de aandacht lekker af van wat we van Covid-19 zouden kunnen, nee moeten leren over bijvoorbeeld onze agro-industrie, globalisering, klimaatverandering, samenwerking, volksgezondheid en vijandigheid, en de volgens mij beschamende regionale beschikbaarheid voor anti-vaccins om de aarde voor mensen leefbaar te houden en op te houden op dit vlak mensenrechten te schenden.

Bronnen: “‘De waarheid’ over Covid-19” door Alexander Aerts en Timon Ramboer en “Toonaangevende producenten van coronvaccins voeden ongekende mensenrechtencrisis” door Amnesty International Vlaanderen, beide via DeWereldMorgen op 22 september 2021 en “Rutte kritisch op ‘onnadenkend’ aanhalen Jodenvervolging door Baudet” door NOS Nieuws politiek op 23 september 2021.

Een nieuwe religie

Hoe verwacht jij dat het nu verder gaat met corona in de samenleving, werd mij vandaag gevraagd. Rampzalig, antwoordde ik, maar ik kreeg geen ruimte om dit toe te lichten.

Nee, de vraag bleek de opmaat voor een emotioneel relaas van zeker een half uur. Dit is al de zoveelste in een paar maanden, ging even door mij heen, en steeds wordt eenzelfde patroon gevolgd. De kritische denkers over de aanpak van corona, die ik meemaak, zijn geëmotioneerd betrokken bij hun onderwerp. Enige distantie of wat humor omtrent wat ze denken te weten, zijn ver te zoeken. Hoe onsamenhangend of samenhangend hun betoog ook is (het betoog wordt voor mij naarmate het verhaal vordert steeds minder navolgbaar), zij moeten hun ideeën zonder interrupties of vragen uiteen kunnen zetten. De kern van al die gedreven monologen is, als ik het goed samenvat: ik heb het licht gezien. Op websites, waar mensen met kennis hun inzichten delen, heb ik gezien hoe het zit. Het corona-probleem wordt schromelijk overdreven. Mensen worden bang gemaakt en iedereen laat zich bang maken. Dit dient een onvermoed ander doel dan de volksgezondheid. De farmaceutische industrie is de lachende derde. We hadden gewoon kwetsbare mensen moeten beschermen en het covid-19-virus onder het niet-kwetsbare bevolkingsdeel moeten laten rondwaren, zodat we groepsimmuniteit tegen deze voor hen betrekkelijk milde griep gekweekt hadden. Dood gaan hoort bij het leven. Nu zijn de gevolgen erger dan de kwaal. Vervolgens wordt er met cijfers gestrooid.

Het lijkt mij een nieuwe religie, waar net zo min òver gesproken kan worden als over andere religies: er zijn teksten, die ons gegeven zijn om ons leven naar in te richten. De teksten kunnen door ingewijden uitgelegd worden, maar zij mogen niet ter discussie gesteld worden. Kortom, er is een voor sommigen toegankelijke waarheid, waarmee iedereen het zou moeten doen, maar zij zijn groot (gevaarlijk en machtig) en ik is klein, en dat is niet eerlijk.

Ik neem voor lief dat ik risico’s loop een verkeerd besluit te hebben genomen

Met betrokkene deel ik de kritiek op de berichtgeving in de media. Het nieuws dient niet ‘de waarheid’, maar commercie, kijkcijfers. Daardoor verontrusten nieuwsbrengers zelden en bevestigen zij een vrijwel altijd onrechtvaardige status quo.

Na dat relaas kwam het gesprek telkens terug op corona, waarvan betrokkene vol zat, zoals ik ooit – als puber – altijd over paarden wilde praten en het wel en wee van deze beesten in elk gesprek ter sprake wist te brengen. Ook dat deel van het coronapatroon herken ik inmiddels.

Ik probeer ieders mening te respecteren, maar verwacht tegen beter weten in ook eenzelfde interesse in en respect voor mijn mening, die ik weer op andere verhalen baseer en waarover ik twijfel. Daarom lijkt bij het coronapatroon te horen dat ik uiteindelijk toch tot de afvalligen behoor, ook al wordt daar vaak bij gezegd dat er wel een beetje sympathie voor mijn afvalligheid opgebracht kan worden. Vandaag werd ik zelfs meermaals bedankt voor mijn wil om het relaas over de coronawaarheid aan te horen.

En wat mijn ideeën omtrent corona zijn? De beste uitkomst is altijd dat ik mijzelf dupeer, in plaats van dat anderen mij schade berokkenen. Ik neem dus onafhankelijk van wat wie ook zegt binnen mijn mogelijkheden de volledige verantwoordelijkheid voor mijn eigen gezondheid en neem voor lief dat ik risico’s loop een verkeerd besluit te hebben genomen. Ik desinfecteer waar ik desinfecteren kan, draag vanwege aerosolen gemotiveerd zonder enige tegenzin een mondkapje, houd (vaak) afstand, vermijd (zoveel mogelijk) lichamelijk contact en ik mijd drukte. Onlangs ontving ik de tweede 0,3 ml van het BioNTech/Pfizer-vaccin en verwonderde mij erover dat lichaamsgewicht de dosering niet beïnvloedde. Ik hoop daarmee te maken te krijgen – als ik ondanks mijn voorzichtigheid toch covid-19 oploop – met mildere symptomen dan zonder dat vaccin. Verder blijf ik graag maatregels treffen om niet besmet te raken, totdat we meer over covid-19 en de werking van Pfizer te weten zijn gekomen.

Dat ik de gevolgen van ons coronabeleid als rampzalig inschat, komt eruit voort dat we volgens mij van meet af aan het virus hadden moeten isoleren, zoals dat in veel Aziatische landen is gedaan. Doordat we dat hebben nagelaten zullen we steeds weer met besmettingsgolven en oversterfte te maken krijgen. De 1607 besmettingen van vandaag zijn er wat mij betreft precies 1607 teveel; elke ernstig zieke coronapatiënt en elke coronadode waar ook ter wereld is er mij een teveel, en de kwalijke gevolgen van anti-coronavaccins zouden oprecht geminimaliseerd moeten worden. Kom daar in deze door geld en private belangen geregeerde wereld maar eens om.

De ‘Cyclus van Van Bavel’

‘Bas van Bavel’, onthoud die naam! Hij heeft, hoe kan het ook anders, de ‘Cyclus van Van Bavel’ het licht doen zien: de veel verklarende terugkoppelingscyclus in marktsamenlevingen (meervoud!).

Hij redeneert na uitgebreid historisch sociaal en economisch onderzoek aldus: elke marktsamenleving beschikt natuurlijk over een markteconomie. Die begint doorgaans met een fase van economische groei, toenemende vrijheid in de samenleving en groeiende factormarkten. Naar mate de factormarkten groeien, slaat op een zeker moment de economische groei om en begint de fase van economische stagnatie, toenemende polarisatie in de samenleving en verstoring van het marktevenwicht ten gunste van marktelites, die de politiek en zelfs de rechtspraak gaan gijzelen. Uiteindelijk wordt die ontwikkeling gevolgd door de laatste fase, die van absolute of relatieve economische achteruitgang, waarna deze cyclus zich – meestal elders op de wereld – herhaalt. Waar de marktsamenleving eens opbloeide, stagneerde en teloor ging, breekt dan een feodaal tijdperk aan, waarin een kleine groep superrijken steeds meer machtsmiddelen moet inzetten om haar positie te behouden en te beschermen tegen het volk.

Op factormarkten worden de ‘productiefactoren’ verhandeld

Zo gaat het in marktsamenlevingen volgens het onderzoek van Van Bavel al eeuwen; in het Irak van de 8ste tot de 13de eeuw, in het Engeland tussen de 16de en het eind van de 18de eeuw, in de Lage Landen van de late middeleeuwen tot en met de gouden eeuw, in de Noord-Italiaanse stadstaten rondom de renaissance, in de Verenigde Staten van Amerika 50 jaar tussen het begin en halverwege 19de eeuw en ten slotte in het hele Westen vanaf halfverwege de 20ste eeuw.

Het vernieuwende van de onderzoeksresultaten van Van Bavel zit hem in de gedetailleerde analyse van deze cyclus van marktsamenlevingen en hun markteconomieën, en in de bewijsvoering dat deze cyclus zich al meerdere malen in de geschiedenis op dezelfde manier herhaald heeft.  

Onze huidige Westerse marksamenleving zit zo bezien in de fase van ‘economische stagnatie, toenemende polarisatie en verstoring van het marktevenwicht’.

O, die factormarkten? Eerst zijn er productiemarkten, die iedereen kent: ‘de markt van productie en verkoop op basis van vraag en aanbod’. Op factormarkten worden de ‘productiefactoren’ verhandeld; de diensten en middelen om goederen te kùnnen produceren en te kùnnen verkopen: de markten waarin met name arbeid, grond en kapitaal verhandeld worden.

Kom op, jullie kunnen het!

De regelgeving op productiemarkten mag genoegzaam bekend verondersteld worden (BTW, Kamer van Koophandel, Keuringsdienst van Waren, kleineondernemersregeling, …). Die van de factormarkten zal velen onbekend zijn, want daar is vaak weinig transparant ‘maatwerk’ van toepassing en bevoordeling van de machtigste bedrijven en meest gefortuneerde mensen onder hen, terwijl Van Bavel aantoont – en ons daarmee waarschuwt! – dat juist de regelgeving bij de handel op factormarkten telkens weer een veel grotere impact op de samenhang van een samenleving heeft dan de regels bij productmarkten. Ook dat heeft hij in zijn onderzoek opgedist.

Voor mij verklaren deze onderzoeksresultaten veel van mijn zorgen over de politiek in Nederland en de Europese Unie.

Volgens de website van Universiteit Utrecht is hij hoogleraar ‘Onderzoekinstituut voor Geschiedenis en Kunstgeschiedenis – Economische en Sociale Geschiedenis’. In zijn onderzoek richt hij zich vooral op pre-industrieel Noordwest-Europa. Hij heeft dus dat boek geschreven over bovenstaande bevindingen. Het lijkt mij iets dat we allemaal ter harte zouden kunnen nemen om te begrijpen wat in onze wereld de onderliggende oorzaken zijn van de loop der dingen.

Voor degenen, die aan de touwtjes (kunnen) trekken, lijkt me dit overigens verplichte literatuur. Juist zij zouden moeten nagaan hoe de fase van achteruitgang in de toekomst te voorkomen. Juist zij kunnen het verstoorde marktevenwicht ten gunste van marktelites herstellen. Juist zij kunnen het gegijzel van de politiek stoppen. Juist zij kunnen ervoor zorgen terug in de fase van economische groei voor de hele bevolking terecht te komen, in plaats van de speurtgroei voor een kleine elite voort te zetten op weg naar een feodaal tijdperk. Juist zij kunnen de Cyclus van Van Bavel doorbreken. Kom op, jullie kunnen het!

Bronnen: “De onzichtbare hand. Hoe markteconomieën opkomen en neergaan” een boekrecensie door Paul Verhaeghe via DeWereldMorgen en via Liberales op respectievelijk 8 februari en 15 januari 2021, ‘Bas van Bavel’ via Wikipedia op 11 febuari 2021 en ‘medewerker Bas van Bavel’ via uu op 12 februari 2021.

Gegevens van het boek: “De onzichtbare hand. Hoe markteconomieën opkomen en neergaan” (2018) Prof. dr. Bas van Bavel, Prometheus, Amsterdam, 485 pp, ISBN 978 90 446 3436 5. Koop het bij de lokale boekhandel, zou ik zeggen.

Begrip voor een misvatting

Hoewel ik enkele mensen ken, die zicht denken te hebben op het schimmige stelletje hotemetoten, dat met een onzichtbare hand hun wereldmacht vorm geeft ten koste van ons, heb ik niets met dit soort denken. Integendeel, ik zou het wereldbeeld van degenen, die – buiten elke logica en verifiëring van feiten om – denken aan te kunnen tonen dat een strijd tussen goed en kwaad gaande is, best ambiëren. Dat wereldbeeld is een stuk overzichtelijker dan dat van mij.

Ik vind dat je je bij èlke machthebber moet afvragen: “In wiens belang handelt hij of zij?”. Nee, omdat ik geen enkele machthebber vertrouw, ben ik meer voor een maatschappij waarin de macht te maken heeft met een echte tegenmacht, zoals Johan Thorbecke het bedoeld heeft; niet zoals bij ons waar bij een kabinetsformatie gestreefd wordt zowel in de Eerste als in de Tweede Kamer een meerderheid te hebben, zodat elk voorgenomen besluit bij bespreking al een gelopen race is ongeacht politieke amendementen, debatten en vragenuurtjes.

Welzeker zou ik het bijzonder op prijs stellen wanneer het mensdom onder te verdelen was in goede en kwade mensen, in idealisten en dommeriken, in weldoeners (zo je wilt ‘Gutmenschen’) en profiteurs, in zorgenden en slachtoffers, maar helaas gaat zo’n onderverdeling volgens mij altijd mank. Oké, voor Fred van der Spek, Jezus Christus, Mahatma Gandi, Noam Chomski, Rabindranath Tagore en nog zo wat maak ik vooralsnog een uitzondering. Echter, geen goed mens dat zich nooit eens vergaloppeerd heeft, geen idealist die voor de goede zaak niet zijn kinderen, man, vriend(in) of vrouw tekort gedaan heeft, geen weldoener zonder een zwart randje, geen kwaaie pier zonder een klein hartje en geen dommerik zonder ook wijze inzichten, geen profiteur, die zijn voordeel alleen voor zichzelf houdt, en geen zorgende zonder slachtofferervaring.

Toch begrijp ik maar al te goed, of denk ik al te goed te begrijpen, dat steeds meer mensen argwaan zijn gaan koesteren tegen een duister gezelschap dat zich niet aan ons laat zien en – zoals indertijd het verborgen depot met massavernietigingswapens in Irak – juist daarom zo gevaarlijk is.

40 jaar barbaars, oorlogszuchtig neoliberalisme

Ik zie de oorzaak van deze angstgedachten in een decennia lang heersende politiek, die zegt geen politiek te zijn. Die zich niet voorstelt als een ideaal met uitgangspunten en uitwerkingen daarvan, maar die zich presenteert als een visieloos redelijk alternatief voor alle andere en eerdere politiek. De gevolgen van deze politiek zijn voor iedereen tastbaar in uitgeklede secondaire arbeidsvoorwaarden, verminderd besteedbaar inkomen, opgevoerde druk op uitkeringsgerechtigden, gestagneerde lonen, verruimd ontslagrecht, afgenomen uitkeringen, grenzeloze rijkdom voor wie geld met bonussen, bedrijfsfusies en investeringen verdient, verminderde welvaart en verminderd welzijn voor mensen met minder geld. Ik heb het over de onzichtbare hand van de vrije markteconomie zonder politieke bemoeienis; het zelfregulerende effect van een markt waar iedereen met elkaar concurreert en slechts eigenbelang nastreeft en zodoende collectief welvaart creëert, zoals de Schotse econoom en filosoof Adam Smith dat bedacht had. Zijn invloed op ons denken is groot. Zo groot dat in 45 jaar tijd de ‘vrijwaring van gebrek en vrees’, dat binnen de politiek hier en daar uitgangspunt was, plaatsgemaakt heeft een wijd verbreid onbenoemd (!) ideaal na te streven, te weten de ‘vrijheid voor ieder individu om zoveel mogelijk rijkdom te vergaren’ zoals de Oostenrijks econoom en politiek filosoof Friedrich von Hayek zich dat in een ideale samenleving voorstelde.

Wat ik mis in de standpunten van het CDA, de CU, D66, GL, het FvD, de PVV, de PvdA, de SGP en de VVD is een stevig politiek offensief gebaseerd op een uitgesproken ongeloof in die onzichtbare hand, die door vrije marktwerking zonder overheidsbemoeienis aan iedereen ten goede zou komen, inclusief de roep om een krachtige overheid met de kennis en macht om toe te zien op maatschappelijke processen, en die investeert in nutsvoorzieningen en ze zonder commercieel belang aanstuurt, èn ook nog eens een menswaardig bestaan voor ieder mens nastreeft (en daarom onder veel meer grootaandeelhouders, grootbanken en grootbedrijven weer de baas wordt).

Kortom, ik heb best een beetje begrip voor mensen die denken aan samenzweringen en ‘samenzwevingen’, zoals dat nu genoemd wordt. Het verschil tussen hen en mij is, dat ik het beter vind je energie en tijd te steken in een snijdende politieke analyse van 40 jaar barbaars, oorlogszuchtig neoliberalisme met zijn onzichtbare hand die letterlijk over lijken gaat en het in de economie aanwezige geld uit de zakken van de armsten troggelt ter verrijking van de rijksten.

Wachten op de VS of zelf doen wat gedaan zou moeten worden?

Binnen en vooral buiten de Verenigde Staten van Amerika zijn veel mensen hoopvol gesteld nu de republikeinse en 45ste president Donald Trump gisteren plaats gemaakt heeft voor de 46ste: de democraat Joe Biden. Nu ben ik niet van plan die hoop te slopen, maar ik zou wel graag de puntjes op de i’s zetten. Wáár zouden we volgens mij op moeten hopen? Alweer biedt Noam Chomsky, dit keer in samenwerking met Vijay Prashad, mij daarbij woorden:

  1. In januari 2020 is de ‘Doomsday Clock’ op 100 seconden voor 12 uur gezet. Dat is akelig dichtbij het moment van totale vernietiging: de grote mogendheden bezitten samen bijna 13.500 nucleaire wapens (meer dan 90% daarvan is in handen van Rusland en de VS). Daaronder heeft de VS op onderzeeërs ook W76-2, een ‘klein type kernbommen’, altijd klaar voor gebruik. Bestaande verdragen, die toezien op nucleaire wapencontroles, worden heden ten dage versnipperd. En het buitenlandbeleid van Westerse democratieën wordt ook nog eens geolied door grootschalige handel in wapens. De verwoesting, die al deze wapens kunnen aanrichten, zou onze planeet zonder meer onbewoonbaar voor ons maken en de Science and Security Board van het Bulletin of the Atomic Scientists heeft de klok daarom zo scherp op nagenoeg 12 uur gezet.
  2. In 2018 bleek dat halfweg deze eeuw de meeste atollen door de stijgende zeespiegel onbewoonbaar worden en dat alle koraalriffen in de wereld verdwenen zullen zijn. Daarbij worden ook nog eens door ons toedoen een miljoen dier- en plantensoorten met uitsterven bedreigd, waardoor ecosystemen uit evenwicht raken. Neem daar de catastrofale droogte, natuurbranden, overstromingen en stormen bij en het wordt duidelijk dat we niet langer clichés kunnen hanteren als de kanarie in de kolenmijn wanneer we over de klimaatproblematiek spreken. Ook daar dreigt voor ons een acuut gevaar.
  3. De publieke functies van de staat in Westerse democratieën zijn helemaal uitgehold en overgedragen aan woekeraars. Ondertussen hebben overheden zichzelf tandeloos gemaakt en hebben privé- en wetenschappelijke instellingen de civiele samenleving vercommercialiseerd. Hierdoor is het haast onmogelijk om in deze delen van de wereld nog sociale verandering teweeg te brengen. Het resultaat is een arbeidersklasse, die politiek geen been heeft om op te staan, en een schrijnende sociale ongelijkheid. Dankzij die zwakte bepalen miljardairs haast ongezien het beleid in de Westerse democratieën; er is voor wie geen macht heeft en wie niet rijk is een uitzichtloze situatie ontstaan. Stijgende hongercijfers en het nut van voedselbanken tonen aan dat ‘strijd om te overleven’ voor miljarden mensen het enige toekomstperspectief is. Dat is uitermate verontrustend en wat mij nòg meer schrik aanjaagt, is dat er in mainstreammedia geen enkele aandacht voor is, terwijl we dit allemaal zouden kùnnen weten.
  4. Met uitzondering van China en nog wat landen heeft het overgrote deel van de wereld te maken met een op hol geslagen virus, dat de gezondheid van mensen ernstig kan bedreigen. Regeringen in welvarende landen hebben het afgelopen jaar op dit vlak hun incompetentie aangetoond. Zij schoven op cynische wijze de wetenschappelijke protocollen van de VN-Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en andere wetenschappelijke organisaties terzijde en toonden daarmee aan dat ze egocentrisch en egoïstisch financiële korte termijnbelangen dienden en maling hebben aan de zwaksten in hun samenlevingen. Ook voeren zij nog eens een beleid van “vaccin-nationalisme”, waarbij ze potentiële vaccins hamsteren in plaats van een vaccin voor iedereen te doen ontwikkelen. Hun handelen is bij het criminele af en getuigt van vijandschap jegens andere volkeren.

Wat de mensheid nu nodig heeft, en wat hoop op een beter leven geeft, zijn:

Ontwapening (ad. 1),

Dat grote mogendheden zich eindelijk eens gaan scharen achter de aanpak van ‘gemeenschappelijke maar verschillende verantwoordelijkheden’ die op de VN-Conferentie voor Leefmilieu en Ontwikkeling van 1992 in Rio de Janeiro werd vastgelegd (ad. 2),

Dat landen niet langer worden beoordeeld op hun grondwet, die al te vaak een papieren werkelijkheid vertegenwoordigt, maar op hun (jaarlijkse) begroting (ad. 3),

Alsnog ondertekening van de Declaration on the Establishment of a New International Economic Order (1974) en

Mogelijk maken en nauwgezet erop toezien dat testen op covid-19, contactonderzoek en isolatie uitgevoerd worden, en als dat niet volstaat een tijdelijke lockdown opleggen. Waar de volksgezondheid in het geding is wetgeving over intellectuele eigendommen opheffen en universele vaccins tegen covid-19 doen ontwikkelen waar, zoals afgesproken in de WHO maar niet nagekomen, iedereen toegang toe heeft (ad. 4).

Mondiale problemen vereisen mondiale samenwerking (ad. 1, 2, 3, & 4).

Los van het uitsterven door klimaatrampen en nucleaire verwoesting mogen actuele fundamentele vraagstukken over de toekomst van onze kinderen en kleinkinderen niet langer voor ons uit geschoven worden. Een robuust internationalisme is nodig om onmiddellijke en voldoende aandacht te schenken aan de gevaren voor onze totale uitroeiing: door een kernoorlog, door de klimaatcatastrofe, door sociale instorting en door ziekte. Doorgaan op de ingeslagen wegen is roekeloos.

Het machtsevenwicht om een klassenstrijd te voeren op het internationale toneel is sinds het vallen van de muur in Berlijn op 9 november 1989 verdwenen. Om overheden tot noodzakelijke verandering te dwingen is linksom of rechtsom een politieke dynamiek nodig, in het bijzonder in de Westerse landen en in de grotere staten in de ontwikkelende wereld zoals Brazilië, India, Indonesië en Zuid-Afrika. Deze uitdagingen mogen dan overweldigend zijn, ze kunnen ook niet uitgesteld worden. Het zou van domheid en wegkijken getuigen als we dit aan de kersverse president van de VS overlaten. In Nederland kunnen we in maart kiezen wie met welke opvattingen ons vertegenwoordigen in de Tweede Kamer. Ik ben benieuwd.

Bron: “Chomsky en Prashad: naast Covid-19 zijn er drie bedreigingen voor het leven op aarde die we moeten aanpakken in 2021” door Noam Chomsky, Vijay Prashad via Jules De Moor van de vertaaldesk van DeWereldMorgen op 18 januari 2021.

Financiële wereld is gevaar voor democratieën

Mensen kunnen veel ontberingen aan wanneer ze geloven dat het leven van hun kinderen beter zal zijn dan dat van hen”, schreef Susan Strange, een inmiddels overleden Brits hoogleraar internationale politieke economie aan de Londen School of Economics, maar “ongelijkheid wordt ondraaglijk wanneer men meent dat het erger wordt”. Als we het ‘casino niet afkoelen’, schreef ze in “Casino Capitalism” (1986), en doormodderen op het ingeslagen pad zullen de politieke consequenties nog groter zijn dan de economische. “Men zal zich of helemaal afkeren van politiek in elke vorm (…) of men zal een politieke demagoog, een kwakzalver volgen. (…) In de eerste optie wordt de overheid onstabiel en zwak, in de tweede gewelddadig, corrupt en onderdrukkend.

Dit las ik zojuist in de laatste Groene Amsterdammer, die op de dag van de aanval op het Capitool gedrukt werd. Ik herhaal: Als we het ‘casino niet afkoelen’, doormodderen > politieke consequenties groter dan de economische: men zal zich afkeren van politiek > onstabiele, zwakke overheid, of men zal een politieke demagoog, een kwakzalver volgen > corrupte, gewelddadige en onderdrukkende overheid, en dat maakte zij in 1986 op uit haar onderzoek als eerste hoogleraar internationale politieke economie aan de London School of Economics.

Strange werd niet door economen tevreden gesteld. Ze geloofde hun modellen en theorieën niet. Heel haar wetenschappelijke carière maakte zij zich zorgen over het feit dat de markt over het hoofd van de landen heen groeide en dat nationale overheden niet in staat bleken internationale instituties op te bouwen, die sterk genoeg waren om de financiële sector te beteugelen. Dit onvermogen doopte ze tot het ‘Westfailure’; verwijzend naar het verdrag van Westfalen waar de soevereiniteit van landen voor het eerst op papier werd gezet.

Een machtige financiële sector parasiteert op de samenleving: drukt de lonen aan de top omhoog en minimaliseert de inkomens aan de onderkant, waardoor het de sociale ongelijkheid vergroot. Dat resulteert in een vliegwiel dat steeds grotere ongelijkheid, onvrede en perspectiefloosheid voor massa’s mensen genereert.

Er is volgens Andrew Baker, huidig hoogleraar internationale politieke economie aan de Universiteit van Sheffield, die het werk van Strange gebruikt ter introductie van studenten in zijn vakgebied, een directe link waardoor nadien de Brexit, Boris Johnson en Donald Trump opkwamen precies in die landen, die de grootste financiële sector van de wereld hebben. Johnson kreeg de sympathie van de werklozen rondom de Red Wall en Trump die van de werklozen in de Rust Belt. Baker vreest al een tijd voor de democratieën in Engeland en de VS, want als je concludeert dat ‘het probleem is opgelost omdat de crisis is overleefd’, dan zie je de politieke implicaties over het hoofd; daarvoor waarschuwde Susan Strange ons al meer dan 30 jaar geleden.

Is dat nu niet actueel, dat de Groene dit schreef toen ze nog niet wist van de aanval op het Capitool? Dàt is nu waarom het mijn lijfblad is, sinds alle Nederlandse kranten bij mij wegens hun oppervlakkigheid hadden afgedaan.

En wat de inhoud betreft: hoe staat het in Nederland met bestrijding van de toenemende ongelijkheid? Welke politieke partij ageert met plannen om de almaar toenemende economische ongelijkheid te keren? Om de macht van grootbanken en multinationals te beteugelen? Al is het maar straks in de verkiezingsprogramma’s, die achteraf steeds vol loos blijkende beloften staan. Ik ben benieuwd.

Bron: “Meer dan vraag en aanbod; een profiel van Susan Strange” door Diederik Baazil in DeGroene Amsterdammer op 6 januari 2021.

Hardleers

Hygiëne in den Winkel

Nu er zooveel gepraat wordt over de zindelijkheid en hygiëne, moet ik eens de aandacht vestigen op een gebruik, dat mij al sinds lang geërgerd heeft als iets zeer onzindelijks en on-hygiënisch. Het is n.l. in de banketsbakkerswinkel; koopt men daar pralines, borstplaat, enz. enz., dan wordt stuk voor stuk door de juffrouw met de vingers aangepakt en op de weegschaal gelegd. Waarom geen lepel gebruikt? Dat ligt toch voor de hand? Ik vind dat onsmakelijk en heb mij voorgenomen de winkels te vermijden, waar men op die onfrissche wijze de klanten bedient.

‘Een huisvrouw’ in het Nieuws van den Dag op 8 november 1906.

Dit las ik vanmorgen op mijn Historie-kalender van Quest>Delpher. Grappig toch dat het besef een ander zelfs via de huid te kunnen verzieken al zolang onder ons is. Wanneer ik de media een beetje volg, zijn hier nu, 114 jaar later, best veel mensen, die het nog steeds voor lief nemen elkaar misschien te besmetten in plaats van het zekere voor het onzekere te nemen door voor de hand liggende hygiënische voorzorgmaatregels te nemen nu een gevaarlijk virus onze gezondheid bedreigt.

#FysiekeAfstandHouden #HandenWassen #Hygiëne #LichaamsVerzorging #Mondneuskapje #Ontsmetten #WerkenVanuitHuis

Bron: 24 oktober 2020 in de Historie-kalender 2020, uitgegeven door Quest>Delpher.

Over kernenergie en een nieuw vrijhandelsverdrag

Het lijkt een aantrekkelijke second best-oplossing om kernenergie van stal te halen, nu onze overheden al decennia te kort schieten bij het vormgeven aan de snel benodigde energietransitie. Echter, kernenergie ìs geen oplossing, want investeren in zowel kernenergie als in duurzame hernieuwbare energiebronnen leidt tot een moeilijk huwelijk, omdat de twee strategieën nu eenmaal niet samengaan.

Kernenergie vraagt een gecentraliseerd stroomnet om de opgewekte elektriciteit vanuit één locatie te verdelen, en zo’n net is veel minder geschikt voor de gefragmenteerde energieproductie door aardwarmte, getijden-energie, windkracht en zonnecellen overal in het land. De twee strategieën hebben ook heel andere financieringsmechanismen nodig en een sterk verschillend wetgevend kader.

Deze wijsheden komen voort uit een onlangs gepubliceerd onderzoek van de Universiteit van Sussex, waarin de energieproductie en uitstoot van 123 landen in de voorbije 25 jaar zijn geanalyseerd. Uit dit onderzoek blijkt dat landen met grootschalige kernenergie géén significante vermindering van de uitstoot halen, en dat nucleaire programma’s in armere landen zelfs de uitstoot deden toenemen. “De resultaten tonen duidelijk aan dat kernenergie om de uitstoot te beperken de minst efficiënte is van de twee strategieën”, zegt Benjamin Sovacool, hoogleraar Energiebeleid aan die Universiteit. In sommige grote landen blijkt het verband tussen CO2-beperking en hernieuwbare stroomproductie tot 7x effectiever dan die van kernenergie.

En als we het dan toch over te kort schietende overheden hebben: in een overkoepelend verdrag voor de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Mercosur, een douane-unie tussen Argentinië, (Bolivia,) Brazilië, Paraguay, Uruguay en Venezuela, staan de voorwaarden waaronder een partij sancties kan opleggen aan een andere, of de overeenkomst kan opschorten. In tegenstelling tot vereisten rond mensenrechten of de verspreiding van massavernietigingswapens worden klimaat- en milieubescherming in de concepttekst niet als een “essentieel element” beschouwd.

Gezien de huidige vernietiging van het Amazone-regenwoud in Brazilië, de Pantanal-draslanden in Bolivia, Brazilië en Paraguay en andere waardevolle ecosystemen in Latijns-Amerika lijkt de vrees gerechtvaardigd dat het nieuwe zogenaamde ‘vrijhandelsakkoord’ de productie van soja en vlees in de regio verder zal aanzwengelen en daarmee ook de schade aan het klimaat en het milieu. “De deal kan de vernietiging van de Amazone versnellen, klimaatchaos ontketenen en talloze soorten vernietigen”, zegt Jürgen Knirsch, handelsexpert bij Greenpeace Duitsland, dat de gelekte concepttekst in handen kreeg, “Het weglaten van sanctioneerbare toezeggingen om de klimaatcrisis aan te pakken en natuurvernietiging te stoppen, toont aan hoe weinig aandacht [de mensen achter; GjH] dit akkoord hebben voor de existentiële uitdagingen waarmee we [momenteel als mensheid; GjH] worden geconfronteerd”.

Zou dit te kort schieten een gevolg zijn van de hechte banden die onze bestuurders in Nederland en Europa hebben met het grootbedrijfsleven, of gaat het om vergissinkjes en hebben ze werkelijk het beste met de aarde en iedereen voor?

Bronnen: “Onderzoek in 123 landen: kerncentrales en hernieuwbare energie gaan niet samen” en “Gelekt vrijhandelsakkoord met Brazilië: geen milieu- of klimaatgaranties”, beide door Inter Press Service en via DeWereldMorgen op 9 oktober 2020.