Het einde van de wetenschap

In een discussie, die ik in De Groene Amsterdammer van deze week las, werd geopperd dat ‘ons dieet’ onze nieuwe religie is. Trends volgen elkaar daarbij in hoog tempo op. De teneur, die ik uit dat artikel haalde, was dat nieuwe diëten te weinig wetenschappelijk onderbouwd zijn. Maar wat is wetenschap nog, vraag ik me dan af.

Sinds 32 jaar is er veel veranderd aan de Nederlandse universiteiten. In die tijd zijn universiteiten in plaats van ‘onafhankelijk onderzoek’ steeds meer ‘Derde geldstroom-onderzoek’ gaan doen. Bedrijven bepalen daardoor de richting van onderzoek, wat wel en niet gepubliceerd wordt en in welke bewoordingen gerapporteerd wordt.

Uit onderzoek van het – in goed Nederlands – “Teaching Lab” van de Onderzoeksredactie van de Groene Amsterdammer blijken verontrustende cijfers. Zo heeft 83% van de hoogleraren nevenfuncties. Van 25% is de lijst van nevenfuncties niet kompleet en 21% van die hoogleraren vermeldt niets over hun werk voor bedrijven. De werkgevende universiteit weet dus niet welke petten hun hoogleraren op hebben. Slechts 30% van de hoogleraren met nevenfuncties zegt onderscheid te maken tussen universitair werk en nevenwerk. Zeker 17% van de hoogleraren met nevenfuncties verdient aan hun bedrijfsactiviteiten meer dan € 25.000 per jaar.

Wanneer wij horen of lezen, zoals in het ‘dieet-artikel bepleit wordt, dat ‘de wetenschap’ iets heeft uitgewezen hebben we geen idee meer of we een wetenschapper horen of een hoogleraar in haar of zijn functie van woordvoerder voor een bedrijf. Die hoogleraar kan dan best in zijn of haar vrije tijd aan een universiteit werken; voor de boodschap betekent het dat die besmet is. De kans blijkt in elk geval groot dat een universitair onderzoeker, die in de media iets vertelt, geldelijk belang heeft bij een bepaalde beeldvorming en/of onderzoeksresultaten. “Wij van Dentaid adviseren Dentaid”.

Melk is inderdaad goed voor elk“, luidde een persbericht dat de Universiteit Wageningen in 2008 de wereld inzond. De onderzoeker, bijzonder hoogleraar zuivelkunde Toon van Hooijdonk, bleek tevens directeur van melkfabrikant Campina.

Academici blijken vaak de uitvoerders te zijn van andermans vragen. De verzakelijking is mede het gevolg van Nederlands overheidsbeleid, dat nadrukkelijk streeft naar sterkere banden tussen het bedrijfsleven en universiteiten. Toegejuicht wordt dat met innovatiesubsidies (ons belastinggeld) de Utrechtse universiteit bijvoorbeeld het private Danone sponsort om patenten te verwerven, zodat andere zuivelfabrikanten de universitair onderzochte methodes niet kunnen gebruiken. Met name het universitair onderzoek moet meer en meer zichzelf financieren door hun resultaten te gelde te maken. Tussen 2000 en 2010 is de eerste geldstroom van de universiteiten – het deel voor onderzoek en onderwijs dat door universiteiten vrij te besteden is – gekrompen van 52 naar 45% van hun budget. Tegelijkertijd groeide de onderzoeksfinanciering door bedrijven, de ‘derde geldstroom’, en bepaalde het rijk dat ook de ‘tweede geldstroom’ – de publieke financiering van onderzoeksprojecten via de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) – voor bijna de helft (rond € 275.000.000 per jaar) moet worden besteed in zogenoemde topsectoren; samenwerkingsverbanden tussen bedrijven, de overheid en universiteiten. Minister van Onderwijs en Wetenschap Jet Bussemaker (PvdA) liet deze kabinetsperiode weten aan te sturen op ‘nog sterkere interactie tussen ­universiteiten en samenleving’. In een brief aan de Tweede Kamer noemde ze het grote aantal nevenwerkzaamheden een uiting van het succes van dit beleid. De richtlijn waarin is opgenomen dat hoogleraren hun werkzaamheden op hun persoonlijke profielpagina’s vermelden, vond ze voldoende. Méér transparantie was voor haar niet nodig…

Het toont volgens mij aan dat het Nederlandse politieke beleid sterk beïnvloed wordt door lobbyisten en dat de overheid geenszins meer zichzelf tot doel stelt om de zwakkeren in de samenleving, degenen die zich bijvoorbeeld afvragen wat wel of niet gegeten kan of moet worden, tegen bedrijfspropaganda te beschermen. Sterker nog, het lijkt mij zo langzaam maar zeker raadzaam zogenaamde wetenschappelijke adviezen in de wind te slaan.

Bron: “Ons dagelijks brood, maar dan wel glutenvrij graag!; Dieet als religie voor ongelovigen” door Sanne Bloemink, “De juiste yoghurt; Onderzoek Danone en de ondernemende overheid” door Karlijn Kuijpers & Casper Thomas en “Ondernemende professoren; Nevenfuncties van hoogleraren leiden tot belangenverstrengeling” door Marcel Metze, Nanouk van Gennip, Adriana Homolova, Sjors Koevoets, Karlijn Kuijpers, Casper Thomas, Betto van Waarden; alle drie in De Groene Amsterdammer van respectievelijk 26 oktober 2016, 2 maart 2016 en 26 november 2014.

Aanvulling op het Nederlandse nieuws

Het is zaterdagavond 21 uur en pas een uur geleden nam ik de tijd me van het wereldgebeuren op de hoogte te stellen. Wederom las ik in de Nederlandse media niets over de grote dingen die op stapel staan; wel over allerlei kleinere en middelgrote zaken. Boeiend, fijn, erg, interessant, saai of tijdverspillend. Wederom vond ik pas bij onze zuiderburen artikelen met relevantie. Bijvoorbeeld wat er nu wel en niet door Ministre-Président de la Wallonie Bourgmestre de Charleroi Paul Magnette en de zijnen veranderd is aan CETA, dat volgens mij ten onrechte in alle media geframed wordt als een vrijhandelsverdrag.

In de eerste plaats is er niets veranderd aan de 1.598 pagina’s CETA-tekst. Voor het afstemmen van invoer- en uitvoertarieven zijn zoveel pagina’s echt niet nodig.

CETA gaat ook over zaken waar een weldenkend mens tegen kan zijn. Zaken als arbeidswetgeving, gezondheidszorg, kapitaalstromen, milieuzorg, patenten en een speciale rechtbank voor multinationals, waar zij het alleenrecht hebben om overheden aan te klagen terwijl in CETA is opgenomen dat nationale wetgeving dan niet telt. Én buiten nationale wetten om miljoenen, zelfs miljarden uit nationale schatkisten proberen te krijgen zodat hun winstverwachtingen linksom of rechtsom gehaald worden.

Het mag duidelijk zijn wie de lasten te dragen krijgt wanneer ExxonMobil, dat met – in goed Nederlands – Royal Dutch Shell een joint venture onder de naam Nederlandse Aardoliemaatschappij (NAM) is aangegaan, 13 miljard claimt ter compensatie wanneer zij in de toekomst niet meer rond de Waddeneilanden mag boren.

De reeds bestaande ‘interpretatie’ aan CETA is de afgelopen dagen onder invloed van de Belgische ‘dwarsliggers’ verder uitgebreid. De juridische status van deze ‘interpretatie’ is onduidelijk. In elk geval zegt een jurist, die het Waalse deelparlement adviseerde: “Iedere keer [wanneer; GjH] de interpretatie in strijd zal zijn met het verdrag, zal het verdrag voorrang hebben.

Door het verzet van het Brusselse en het Waalse deelparlement werd in de ‘interpretatie’ opgenomen dat die rechtbanken, die zich bijvoorbeeld over de nog niet ingediende claim van Exxonmobil buigen omdat de NAM zijn gang nog mag gaan, anders samengesteld zullen worden: rechters zouden onafhankelijker worden en een ethische code opgelegd krijgen.

In CETA is opgenomen dat alle overheidsdiensten geliberaliseerd mogen worden, tenzij ze op een ‘zwarte lijst’ staan. De ‘interpretatie’, die daar nu aan is toegevoegd, is dat staten zelf mogen definiëren wat een openbare dienst is.

Er komt een nieuwe vorm van samenwerking tussen Canada en de Europese Unie waarin, buiten elke democratische controle om, speciale expert-groepen normen en standaarden voor voedselveiligheid zullen bepalen.

Zo’n 80% van de grootbedrijven in de Verenigde Staten van Amerika heeft een dochterbedrijf in Canada. Zo’n dochtertje van een Amerikaanse multinational krijgt via CETA toegang tot de Europese markt met alle daarbij behorende privileges. Magnette’s akkoord eist nu een ‘echte band met Canada’ van bedrijven om de CETA-privileges te krijgen.

Wat overigens 7 jaar lang niet kon, kon in oktober ’16 opeens wel: een breed debat waarin alle actoren, zelfs ik op het Museumplein in Amsterdam, hun stem konden laten horen. Dàt, eigenlijk alleen dàt is vooralsnog wat ik zie als winst van de Brusselse, Franstalige en Waalse opstelling.

Opeens hield het Europese establishment heel even wel (twee woorden) rekening met de bezwaren van consumenten- en milieuorganisaties, vakbonden en Belgische zorgverzekeringen. Tot op de Kaapverdische eilanden schreven kranten over de keerzijden van dit akkoord. In Amsterdam en Berlijn werd steun betuigd aan de Brusselse, Franstalige en Waalse opstelling. In Canada en Duitsland stapten burgers naar het Hooggerechtshof.

Maar de educatie was van korte duur. In Nederland is CETA geen nieuws meer; zojuist hoorde ik op de radio dat Max Verstappen weer een hot issue is. Hij heeft morgen op de Grand Prix in Mexico de derde startplek.

Bron: “Hoe nieuw is ‘Le nouveau CETA’?” door Line De Witte en Peter Mertens via http://www.dewereldmorgen.be op 28 oktober 2016.

Klik hier voor het artikel van Line De Witte en Peter Mertens.

Zo lang de zon schijnt…

Op 22 oktober jl. bevond ik mij op het Museumplein in Amsterdam om met 6 tot 8.000 anderen te tonen tegen ondertekening van ‘het vrijhandelsverdrag CETA’ te zijn. Een demonstratie heet zoiets. Tevoren had ik nog even met een vriend in de Van Baerlestraat koffie gedronken. Het Museumplein oplopend was overduidelijk dat de Socialistische Partij aanwezig was; dichterbij de massa bleek het een gemêleerd gezelschap van ex-Auschwitz/Birkenau-gevangenen, Foodwatch, Greenpeace, Milieudefensie en vakbonden en van Groenlinks, enkele vertegenwoordigers van de Partij van de Arbeid, de Partij voor de Dieren, als vermeld de Socialistische Partij en enkele politieke partijen die nog niet in de Tweede kamer zitten. En mensen zoals ik die namens zichzelf daar ‘protesteerden’.

Wat doen die oud-Auschwitz/Birkenau-gevangenen daar?” vraagt u zich misschien af. Zij waarschuwden voor mogelijk kwalijke uitwassen van marktdenken en kapitalisme door er op te wijzen dat het I.G. Farben-industriecomplex Buna indertijd achter de dwangarbeid van de gevangenen zat: tegen de laagst mogelijke kosten, te weten fysiek net in leven gehouden worden en overgeleverd aan volstrekte rechteloosheid en willekeur, leverden de gevangen hun arbeid voor dit bedrijf en andere bedrijven. Deze ex-gevangen zien parallellen met CETA en TTIP, waarin eveneens arbeidsrechten (beloning, ontslagrecht en uitkeringen) omwille van ongebreidelde winsten voor multinationals ingeperkt worden.

Lode Vanoost hekelt de term ‘vrijhandelsverdrag’ voor CETA en TTIP. Een meer accurate omschrijving vindt hij: ‘Verdragen ter bescherming van exclusieve rechten van buitenlandse investeerders tegen elke mogelijke inmenging door openbare overheden, parlementen en maatschappelijke organisaties’.

Dit vast redactielid van De wereld Morgen vindt het ook wel wat lang, maar zo’n titel dekt de lading van de 1.598 pagina’s tekst juister dan een term die riekt naar gemakkelijker handel.

Ik vrees dominantie van grootbedrijven over economie en politiek, doordat overheden hun mogelijkheden opzeggen om arbeiders, dieren, gewone mensen, klimaat, milieu, (tarieven voor medicijnen en binnen de -) gezondheidszorg en de zwakkere mensen in de samenleving tegen knechting, misleiding en uitbuiting te beschermen. Sterker, onder dreiging van miljardenboetes door grootbedrijven, die zelf nauwelijks belasting afdragen, beschermen die bedrijven zich met CETA, TiSA en TTIP tegen wat zij ‘onbetrouwbare overheden’ noemen; maar wat overheden zijn die het – wellicht op basis van voortschrijdend inzicht – opnemen voor wat van ‘algemeen belang’ is. Wanneer die boetes betaald worden, resteert nòg minder geld voor het algemeen belang dan nu al onder het Verdrag van Maastricht mogelijk is.

Veel mensen hebben geen idee over wat CETA, TiSA en TTIP inhouden en laten zich leiden door de misleidende naam die naar vrijhandel verwijst en door de schamele mededelingen over dit soort verdragen via onze media. Net zo min hebben zij een idee erover hoe ons dagelijks leven beïnvloed wordt door het Verdrag van Maastricht (1992) en het Verdrag van Lissabon (2007). Zolang de zon schijnt, smaakt een biertje buiten in de tuin of op het terras lekker.

Ik maak mij zorgen, ondermeer over dit soort onethische verdragen. Ik maak mij zorgen, omdat kennelijk zelfs zulke maatregels door onze volksvertegenwoordigers niet resoluut van de onderhandelingstafel geveegd zijn.

Voor mij is het dus geruststellend dat de Franstalige deelparlementen de afgelopen dagen dwars zijn blijven liggen. Het is de vraag of zij dat tot donderdag, de dag dat het verdrag door ‘Canada’ en ‘de EU’ ondertekend zou worden, volhouden. Steekhoudend leek mij de opmerking van de minister-president van het Franstalige deel van Wallonië Paul Magnette, die het ondemocratisch vindt om zijn regering zo onder druk te zetten. In de ogen van ‘zijn’ minister van Energie, Huisvesting, Lokale Besturen en Steden Paul Furlan is een deadline geen manier van onderhandelen. En het fijne weet ik er natuurlijk ook niet van, maar voor degen die denken dat ‘de Walen’ dan eerder aan de bel hadden moeten trekken: de socialistische regeringspartij PS zegt dat hun vragen over het verdrag al twee jaar onbeantwoord blijven.

Bronnen: “Wallonië en CETA of de neoliberale nachtmerrie van democratische inspraak in de economie” door Lode Vanoost via http://www.dewereldmorgen.be op 21 oktober 2016 en “Walen blijven bij hun ‘nee’ tegen vrijhandelsverdrag” door de buitenlandredactie van de Nederlandse Omroepstichting via de app van http://www.nos.nl op 24 oktober 2016.

Donald vs Hillary is geen entertainment

Vanmorgen ontving ik rond 7 uur tijdens mijn ontbijt, dat ik in alle stilte genoot, een push-bericht van de Nederlandse Omroepstichting, beter bekend als ‘NOS’. Ik las er 5 redenen om naar fragmenten te kijken van de derde en laatste televisieconfrontatie tussen de twee grootste kanshebbers voor het Amerikaanse presidentsschap. Alle vijf verleidden ze mij niet hiernaar te kijken. Ik ontbeet verder in stilte.

Ik bedacht al kauwend dat in plaats van een gedegen analyse of een waarheidsgetrouw beeld te geven van de Amerikaanse TV-uitzending, NOS zich verlaagt tot het Volkskrant-niveau van ‘Dit moet je weten over…”.

Op dit niveau kan iedereen iets van het ‘nieuws’ vinden. Misschien wordt zo’n item wel trending toppic, terwijl de kern van de ernst van deze vertoning onbelicht blijft. Iedereen blij en niemand gewaarschuwd.

Nee, dan het nieuws dat bijvoorbeeld ‘De Wereld Morgen’ brengt. Stuk voor stuk onderwerpen die ons in meerdere of mindere mate aangaan. Niet leuk, een entertainment-gehalte van niets, maar wel teksten waarvan ik wèl wijzer kan worden; ‘diepgang’. Terwijl ik dit schrijf, zijn dit de laatste 14 koppen op deze nieuwssite (in alfabetische volgorde):

· 1966-2016 Black Panther Party werd 50 jaar geleden opgericht
· 2016 warmste jaar sinds bestaan klimaatmetingen in 1880
· De zwarte kant van Bob Dylan: zijn steun aan Israël
· Dit beleid is niet eerlijk, niet doelmatig en niet geloofwaardig
· Driekwart vluchtelingen in Italië slachtoffer van misbruik
· Een miljard mensen hebben werk en zijn toch arm
· Greenpeace proces tegen Noorse olieboringen aan Noordpool
· Land Invest Group en voormalig kabinetschef De Wever willen Apache.be censureren
· Minister Reynders u bent toch niet tegen een kernwapenverbod?
· Monsanto Tribunaal: ecocide moet erkende misdaad worden
· Nick Srnicek: “Het kapitalisme creëert geen jobs meer. Dat is de crisis van vandaag.
· Shadow world: Oorlog is big business
· Zapatisten willen meedingen naar Mexicaans presidentschap
· Zonder einde van blokkade geen volwaardige VS-Cuba relaties

Heeft u sinds dinsdag jl. over een van deze onderwerpen iets via de Nederlandse nieuwszenders gehoord? Zonder enig ander belang dan zelf te willen weten wat er aan belangrijks in de wereld om mij heen gebeurt, raad ik iedereen aan om zelf ook internet af te zoeken naar wat er echt gebeurt dat u en mij aangaat. Ons ‘Journaal’ en ‘Het nieuws’ is dat allang niet meer toevertrouwd.

Klik hier voor de site van het Belgische ‘De Wereld Morgen’.

Belangrijke aanvulling bij het nieuws

Gisteren, vrijdag 15 oktober jl., werden we ’s avonds op het 8 uur journaal weer eens onjuist ingelicht, althans onvolledig. Het ging over het Waalse afwijzen van het voorliggende CETA-Verdrag. Nou is het voor Nederlanders, die gewend zijn door één parlement geregeerd te worden, ook wel wat veel gevraagd de staatsinrichting van onze zuiderburen te snappen. Toch had daar verteld moeten worden dat de Brusselse, Franstalige en Waalse deelparlementen zich verzetten tegen het Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA) tussen Canada en de Europese Unie (EU). Ook de voorgeschiedenis wordt nimmer juist verteld, alsof onze media-journalisten er baat bij zouden hebben een eenzijdig en onvolledig verhaal te vertellen.

‘Eufemisme’ is een manier van zeggen waarmee iets mooier, vriendelijker en/of minder onaangenaam wordt voorgesteld dan het in werkelijkheid is.

Onze TV-persoonlijkheden doen het steeds weer voorkomen alsof dit voorliggend verdrag alleen gaat over een minder ingewikkelde handel tussen gewone bedrijven in Canada en de lidstaten van de EU. Lode Vanoost daarentegen vult in ‘De wereld morgen’ het hiaat dat Nederlandse media zij aan zij willens en wetens niet vullen. Slechts in 4 A4-tjes legt hij uit hoe het zit. Ik vind dat zeer lezenswaard voor wie wil begrijpen wat zich in onze wereld afspeelt.

Vanoost legt veel uit in een kort bestek, en wat ik er het meest belangrijk aan vind – om het hier kort te houden – is het volgende:

Uiteindelijk gaan CETA, TiSA en TTIP over een keuze tussen twee modellen voor onze toekomst:
1. het behoud van een parlementaire democratie die de maatschappelijke keuzes vastlegt en het kader van de economie en de politiek bepaalt of
2. de economische en politieke macht overdragen aan een kleine groep mensen die grote bedrijven vertegenwoordigt.

Welke beslissing u ook neemt, we dringen er bij u op aan niet te bezwijken voor dezelfde tactieken die werden gebruikt om de Canadese bevolking te misleiden en af te schrikken, om zo onze democratie te ondermijnen ten voordele van buitenlandse investeerders”, schreven een aantal Canadese academici het deelparlement van Wallonië op 17 oktober jl.. Zij zeggen te beschikken over uitgebreide gemeenschappelijke expertise over de regeling van disputen tussen investeerders en staten (ISDS) en verwante aangelegenheden in handels- en investeringsakkoorden van Canada. Immers, Canada heeft met NAFTA, het North American Free Trade Agreement tussen Canada, Mexico en de Verenigde Staten van Amerika sinds 1994 al een geschiedenis met zo’n verdrag als CETA. Hun conclusie op basis van die ervaringen is dat CETA het overheidsbeleid onmogelijk zal maken op gebieden als arbeidsrecht, tarifering van geneesmiddelen, gezondheidszorg, landbouw, openbare aanbestedingen en openbare diensten.

Na een eventuele ondertekening van het CETA-verdrag op 21 oktober aanstaande blijft volgens mij verzet tegen deze eufemistisch aangeduide “vrijhandelsakkoorden” even zinvol als ervoor. Degenen die dit met mij eens zijn, zie ik graag op 22 oktober vanaf 13.00 uur op het Museumplein in Amsterdam.

Klik hier voor het artikel waarin Vanoost de staatsinrichting in België kort uitlegt en de voorgeschiedenis van CETA en TTIP overzichtelijk beschrijft, inclusief de context waarbinnen deze verdragen zijn opgesteld.

Klik hier voor het artikel van Vanoost over de brief van Canadese academici aan het deelparlement van Wallonië. Dit artikel bevat ook een link naar bedoelde brief van 2 A4-tjes met 3 A4-tjes aan bijlagen met namen, gegevens en verwijzingen naar andere documenten.

Klik hier of bijvoorbeeld hier voor meer informatie over het verzet tegen CETA, TiSA en TTIP op 22 oktober aanstaande.

En voor wie beter geïnformeerd wil worden dan volgens mij door Nederlandse media mogelijk is, probeer de Nederlandstalige ‘De wereld morgen’, ‘Knack’ of ‘Trends’ van onze zuiderburen eens…

Bronnen: “CETA-verdrag tegenhouden is TTIP-verdrag tegenhouden” en “Wallonië krijgt steun uit Canada tegen CETA” door Lode Vanoost via http://www.dewereldmorgen.be respectievelijk op 14 en 17 oktober 2016,

Wat we al niet kunnen maken en weten

Wat mij aan het nieuwsbericht het meest fascineert is dat ‘we’ weten dat ‘het’ er is, ook al is het zo ver weg dat het licht de tijd nog niet heeft gehad om de aarde te bereiken. ‘We’ weten het dus eerder dan ‘we’ het hebben kunnen waarnemen, want gehoord hebben ‘we’ het ook niet, en het is niet te proeven, te ruiken of te voelen:  ‘slechts’ 100.000.000.000 sterrenstelsels kunnen ‘we’ met de ruimtetelescoop Hubble traceren, de overige 900.000.000.000 zien ‘we’ nog niet. En toch weten ‘we’ dat ze er zijn.

Britse wetenschappers van de Universiteit van Nottingham weten dit door modellen te maken van wat ze wel waargenomen hebben. En dan; want daarom was het nieuws, blijkt het totaal aantal sterrenstelsels 20x zoveel als ‘we’ eerst dachten.

Bovendien hebben de wetenschappers een beeld gekregen van sterrenstelsels in verschillende periodes in de geschiedenis van het heelal. Hun onderzoek gaat terug naar meer dan 13.000.000.000 jaar. Dat is in de buurt van de oerknal die het heelal zou hebben gevormd. ‘Ze’ missen nog 6% van de geschiedenis van ons universum, te weten het allereerste stukje van zo’n 800.000.000 jaar.

Mensen zijn ook tot zulke indrukwekkende prestaties in staat.

Zo kunnen ‘wij’, die zelf tussen de 60 en 100 jaar oud worden, miljarden jaren terug bestuderen en een biljoen lichtjaren om ons heen in kaart brengen, terwijl ik het al bijzonder vind een zonsondergang, Noorderlicht of de planeet Venus te zien.

En dan – voor het evenwicht – nog even naar het overzichtelijke. Vandaag had ik hulp ingeroepen bij het vervangen van een batterij van mijn computer. Laatste is 9 jaar oud en de batterij, die de tijd bijhoudt als de computer uitgeschakeld is, was op. In de Roobolkapel, waar de batterij vervangen werd, hield ik een complete computer met een geheugen van 1 terrabite in mijn handpalm. Hij had de grootte van een klein luciferdoosje en het gewicht van een viltstift. De stekker in- en uitgangen waren het grootst, want zonder die zou de inhoud gelijk zijn aan alleen het omhulsel van een luciferdoosje.

Wat kunnen mensen een hoop ontdekken en maken.

Bron: “Universum bevat twee biljoen sterrenstelsels” door en via http://www.nu.nl op 14 oktober 2016.

Een vroeg avontuur

Vanmorgen liep ik door het natuurgebiedje “De Hoorneboegse Heide”. Die naam heb ik niet bedacht. Het natuurgebiedje zou vroeger “Hilveroord” of “Hornebok” genoemd zijn. Buitenplaats “De Hoorneboeg”, op het hoogste deel, is nu de naamgever van deze heide omzoomd door bossen. De naam is afgeleid van deze heuvel, die “Hoogenberg” of “Hoornboo” genoemd werd. Het is het hoogste punt en de heuvel heeft de vorm van een hoorn. Aan het eind van de achttiende eeuw ontstond de buitenplaats hier waarvan de naam later verbasterd zou zijn tot “Hoorneboeg”. Op de buitenplaats zijn onder andere twee herenhuizen te vinden waarin nu een conferentiecentrum van de Remonstrantse Broederschap is gevestigd. Daarvoor stonden vanmorgen veel geparkeerde auto’s, maar ik zag er niemand.

Ik was vroeg op, de zon scheen en ik bedacht even op de fiets te springen om daar, een kilometer of zes verderop, een wandeling te maken voor ik de dingen zou doen die ik vandaag van plan ben te doen. Het voelde een beetje als spijbelen, wat het niet was.

Net toen ik aan mijn wandeling begon, hoorde ik gerommel schuinboven mij. Daar was een grote bonte specht aan het hameren. Met zijn snavel maakte hij dat drumgeluid, dat je vaker in bossen hoort. Dat verbrak heel af en toe de stilte in het bos. En boven mij rommelde ook nog iets of iemand. Dit bleek een ander soort specht te zijn; de groene. Geen bijzondere waarneming voor vogelaars, maar wel voor mij. Een monter beestje met mooie groene veren en rood op zijn kopje. Het was kennelijk in de bast van een boom naar insecten aan het zoeken. Ja, het gaat er in de natuur voor prooidieren wreed aan toe.

Dit in dat stille bos mee te maken, maakte mijn hele dag zo vroeg in de morgen al goed. Hier waar niemand – behalve ik bij toeval – het merkt, gaat het leven door. Bovendien, de boom zal er niet veel last van ondervinden. De weggehapte insecten en spinnen des te meer. Wat zouden die ervan meekrijgen opgeschikt te worden door getimmer en gedrum alvorens evenplots opgegeten te worden? Beide spechten – denk ik – en ik beleefden er een mooie dag aan.

Misschien beleefden de inzittenden van de auto’s voor de buitenplaats “De Hoorneboeg” andere spannende avonturen. Bij gebrek aan gegevens kan ik daarover helaas niets zeggen.

Bron: http://www.ivn.nl, http://www.wikipedia.org, beide op 13 maart 2015, en “Straatnamenboek van Hilversum: Hilversums historie vanuit de straatnaam” door A. H. Meijer (1988) ISBN 90-6550-317-X

Dit blog publiceerde ik eerder op de ter ziele gegane website http://www.gerardus.blog.com, dus het eerste woord ‘vanmorgen’ vond ruim anderhalf jaar geleden plaats. Heel die dag op 13 maart 2015 bleef ik overigens van dit avontuur nagenieten…

Nederland ontwikkelingsland

De politiek gaat bij ons weer even tot discussies leiden. Hebben we 3½ jaar politiek beleefd als amusement waarvan we weliswaar iets kunnen vinden, maar waar niets aan te doen valt, de politici zoeken zo langzamerhand de burger weer op. Immers er moet (overdrachtelijk) gevochten worden om de kiezersgunst. Degenen die in 15 maart 2017 de moeite gaan nemen om hun stem uit te brengen moeten verleid worden door
1.    stoere taal die niets te maken heeft met afgesloten internationale verdragen zoals de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948), het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (1954), het Verdrag betreffende de status van staatlozen (1954), het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (1966), het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (1966), het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie (1966), het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (1979), het Verdrag inzake de rechten van het Kind (1989) of het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (2006),
2.    harde maatregels tegen vermeend onrecht ook al is dat niet in lijn met het eerste artikel van onze grondwet, met wat een overheid vermag of de fundamenten van onze rechtsstaat,
3.    goede ideeën waar politici kennelijk een tijdlang niet opgekomen zijn waaronder het terugdraaien van eerdere wetgeving en
4.    meelevende retoriek.

Wanneer een politicus met een plan komt, wordt zijn of haar integriteit en persoonlijkheid in een kwaad daglicht gesteld in plaats van het gesprek aan te gaan wat voor wie juist zou zijn. We kopiëren de Amerikaanse omgangsvormen, kun je zeggen.

En ondertussen komen steeds meer mensen – ook in Nederland – in de problemen. Nederland telt volgens de meest recente cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek 421.000 kinderen in gezinnen met een laag inkomen. Dat is 1 op de 8 kinderen. Van hen groeien 131.000 kinderen op in een gezin waarin het inkomen langdurig laag blijft. Dat is 1 op de 25 kinderen. Ze lopen het risico dat ze onvoldoende eten en kleding krijgen, sociaal buitengesloten worden en een toekomst waarin zij altijd een laag inkomen zullen hebben. Armoede is dus het toekomstperspectief voor 4% van onze bevolking.

We zouden een politieke debat moeten voeren over wat er mis is in de politiek waardoor echte misstanden soms het resultaat zijn van ons overheidsbeleid.

Geen kind verdient het om aan de zijlijn te staan”, reageert Jetta Klijnsma; onze PvdA-staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het kabinet trekt jaarlijks € 100.000.000 extra uit voor de bestrijding van armoede onder kinderen, bleek op Prinsjesdag. “Zo kunnen die kinderen ook mee op schoolreisje en kunnen ze meedoen met sport en muziekles”, voegt Klijnsma toe. Geen woord erover dat dit niets nieuws is en dat het gevoerde beleid klaarblijkelijk dit gevolg heeft. Maar ja, ze reageert tenminste nog.

Ik vind het beschamend dat in een land met veel geld, zoals Nederland, kinderrechtenorganisaties als ‘Defence for Children’ en ‘Save the Children’ zich genoodzaakt voelen een oproep aan onze regering te doen voor concrete maatregelen om armoede van honderdduizenden Nederlandse kinderen te bestrijden. In plaats van extra geld ‘beschikbaar’ te stellen, zouden we het politieke debat moeten voeren over wat er mis is in de politiek waardoor dit de praktijk van ons overheidsbeleid is. Kom er maar eens om op TV of in een zaaltje…

Bron: “Concrete maatregelen nodig tegen armoede bij kinderen in Nederland” door het Algemeen Nederlands persbureau via http://www.nu.nl/binnenland, en https://mensenrechten.nl/internationale-verdragen; beide op 11 oktober 2016.

Tegengif

De nieuwe Engelen* is uit en ik las gisterenavond met rode oortjes dat CDA-minister van Financiën Onno Ruding in 1992 op de vooravond van het Verdrag van Maastricht zei: “Als we een economische en monetaire unie hebben, kan een land als Nederland niet meer vrijelijk de begrotingstekorten naar eigen genoegen opfokken (sic!). Brussel gaat opleggen wat kan en niet kan. Sommigen betreuren dat je die vrijheid kwijtraakt. Ik niet, ik juich dat toe. Natuurlijk versterkt dat de positie van de minister van Financiën. Je kunt Brussel gebruiken om ministers en parlement in het begrotingsgareel te houden.” Ofwel concurrentieverschillen kunnen in een Europese muntunie niet langer worden opgevangen door de munt te devalueren, maar vereisen verlaging van de arbeidskosten door de arbeidsmarkten te flexibiliseren, de rechts­bescherming van werknemers te ontmantelen en de verzorgingsstaat af te breken.

Het doel van de euro lijkt een geheime agenda te zijn waarin een kleinere overheid met een geringere rol in de economie is opgenomen. Dit althans is de analyse van de gelauwerde Amerikaanse Nobelprijswinnaar econoom Joseph Stiglitz.

Hoewel de Britse econoom John Maynard Keynes in zijn magnum opus uit 1936, ‘The General Theory of Employment, Interest and Money’, al omstandig had uitgelegd dat salarissen, uitkeringen en zekerheid niet alleen een kostenpost zijn, maar ook koopkracht en dus consumptie en groei, lijkt ‘Europa’ dat vergeten. Stiglitz schrijft in zijn meest recente boek ‘De euro’: “De grondleggers van de euro werden geleid door ideeën over hoe economieën functioneren die weliswaar in de mode maar desalniettemin overduidelijk verkeerd waren. Zij geloofden heilig in de heilzame werking van markten maar hadden geen benul van hun beperkingen en wat er nodig is om markten goed te laten functioneren.” Waarbij ‘goed’ verwijst naar ‘goed voor iedereen’, in plaats van naar ‘goed voor het grootbedrijf’.

In 1919 zette het desastreuze Verdrag van Versailles een kettingreactie in gang die in 1933 leidde tot de machtsovername door de nazi’s en in 1939 tot de inval in Polen.

In twee woedende hoofdstukken laat Stiglitz in ‘De euro’ geen spaan heel van de 3 programma’s die de trojka Griekenland sinds mei 2010 heeft opgelegd. Volgens Stiglitz heeft de trojka zo ongeveer alles fout gedaan wat ze maar fout kon doen: procyclische bezuinigingen, verkeerd ontworpen lastenverzwaringen, noodfinanciering die in het Noorden werd geframed als steun voor ‘luie’ Grieken maar die in werkelijkheid terechtkwam bij ‘verwende’ Duitse en Franse bankiers, potsierlijke privatiseringsprogramma’s die de staat kostbare inkomsten scheelden, wel snijden in pensioenen en niet in de aanschaf van peperdure Duitse duikboten en te late en te geringe schuldafwaardering. “Doormodderen” is volgens Stiglitz “een uiterst gevaarlijk scenario waar hoge kosten aan zijn verbonden, zowel economisch, politiek als sociaal. In ‘De euro’ waarschuwt hij op het eind: “Ik heb een hervormingsagenda geformuleerd voor de structuur van de eurozone en voor het economische beleid dat de eurozone dient te volgen zodra een van haar leden in crisis verkeert. Deze hervormingen zijn economisch niet ingewikkeld; noch zijn ze institutioneel lastig te realiseren. Maar zij vereisen wel een modicum [lees: ‘een klein beetje’; GjH] aan Europese solidariteit – het soort solidariteit dat fundamenteel anders is dan het zelfmoordpact waar sommige Europese leiders om roepen.

Stiglitz is een kleinkind van de “Grote Depressie” in de jaren ’30 van de 20e eeuw. Daardoor is het zijn angst voor populistische fragmentatie, waarmee de dwingende kracht van de omstandigheden is omgeven, die hem heeft ingefluisterd met zijn ‘De euro’ een laatste poging te wagen Europese politici als PvdA-minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem op te roepen te luisteren naar hun betere zelf voor het te laat is.

We weten nu dat de roep van John Maynard Keynes in 1919 en 1936 vergeefs was. Het is een open vraag of dat nu anders zal zijn.

En dan nog wat tegengif voor economisch optimisme: uit de nieuwe editie van de jaarlijkse Global Competitiveness Index door het World Economic Forum (WEF) uit Davos blijkt dat Nederland de beste economie heeft van de Europese Unie en wereldwijd de 4de plaats inneemt. Dat lijkt voor iedereen goed nieuws maar is het niet. Het WEF meet slechts de gastvrijheid van landen voor multinationals. Gekeken wordt naar de kwaliteit van het onderwijs, de infrastructuur en het rechtsstelsel; hetgeen belastingbetalers mogelijk maken. Het kijkt naar de flexibiliteit van de arbeidsmarkt, want u en ik moeten gemakkelijk ontslagen en opgeroepen kunnen worden en de laagst mogelijke lonen moeten afgedwongen kunnen worden. Het kijkt naar de competitiviteit van het belastingstelsel, want slecht een ééncijferig percentage aan belastingen willen multinationals aan de fiscus afdragen. En het kijkt naar de omvang van het innovatiebeleid, hetgeen gaat over subsidiemogelijkheden die u en ik weer als belastingbetalers bijeen brengen.

Wanneer er een economisch vergelijkend rapport verschijnt over de stand van zaken in verschillende landen met als variabelen armoede, private schulden, de hoogte van salarissen, de leefbaarheid van uitkeringen, afhankelijkheid van voedselbanken, de kwaliteit en kwantiteit van werk en werkloosheid, het relatief aantal zelfmoorden en toegankelijkheid van de zorg scoort Nederland vast en zeker een stuk slechter. En dit zijn de variabelen waar u en ik dagelijks mee te maken hebben, tenzij lezers van dit blog leven van de aandelen in multinationale ondernemingen.

Bronnen: “Overal vingerafdrukken van het grootbedrijf, Joseph Stiglitz’ antiserum tegen het neoliberalisme” en “Tijdgeest, de economiecolumn”, beide door Ewald Engelen in De groene amsterdammer van 5 oktober 2016. Klik hier voor het artikel of hier voor de column van Engelen.

Klik hier om het deel van de TV-uitzending “Buitenhof” van 2 oktober jl. terug te kijken waarin Pieter Jan Hagens spreekt met Joseph Stiglitz.

_____________________
* Vanwege de voor mij kwalitatief substantiële bijdrage aan De Groene van deze week door Ewald Engelen noem ik hem dit keer ‘De Engelen’.

Een kudde beuken

Misschien wel het aardigst van wat ik onlangs las is het slot: “Weet je wat de leukste momenten zijn? Wanneer we rijkstrainees op bezoek krijgen die net van hun opleiding komen. Die hebben precies geleerd wat de industrie wil. Ze denken dat ze hier op bezoek komen bij een stel dromers die lange haren hebben en peace zeggen. We beginnen dan maar meteen met de berekeningen, op de eerste avond. We laten ze doorrekenen wat hun model oplevert en we vergelijken dat met ons model. Dan breekt het zweet ze uit. Omdat ze er in één klap achter komen dat ze in hun studie helemaal niets hebben geleerd.

Aan het woord was Peter Wohlleben (1964). Hij is boswachter. Na zijn studie bosbouw werd hij ambtenaar voor de deelstaat Rheinland-Pfalz en kwam hij te werken in Hümmel in de Eifel; nog geen anderhalf uur rijden van Heerlen. In zijn bosbouwstudie leerde ook hij bomen te beheren als losse exemplaren van een plantensoort: beuken, eiken en sparren. Tijdens zijn werk veranderde zijn inzicht en – tegenwoordig lijkt dat het enige dat telt – dat legde zijn bosbeheer geen windeieren. Zijn uitgangspunt: Geen veehouder zou het in zijn hoofd halen om zijn hele kudde in één keer te verkopen en dan te wachten tot de jonkies groot genoeg zijn voor productie. En ook niet om de populatie ‘gezond’ te maken door de sterkste dieren te slachten en door te fokken met de zwakste. Wohlleben beheert inmiddels geen bosakkers meer, maar kuddes. Een kudde beuken, een kudde eiken en een kudde sparren. Hij heeft de bomen stuk voor stuk leren kennen door er jarenlang voor te zorgen.

In zijn studie was hem geleerd dat bomen altijd concurreren met elkaar, vooral om zonlicht en water. In de loop der jaren als bosbeheerder heeft hij een voor zijn docenten verborgen wereld ontdekt. Bomen beconcurreren elkaar helemaal niet altijd. Ze kunnen elkaar ook helpen. Oude beuken dienen jonge beuken, die onder onder hun bladerenkroon leven, bijvoorbeeld suiker toe waardoor zij zonder voldoende zonlicht toch in leven blijven.

Nog zoiets: “Wanneer een beuk een zwaar jaar gehad heeft doordat er onvoldoende water beschikbaar was, verandert hij het jaar daarop zijn watermanagement. Vanaf het volgende jaar gaat hij minder verbruiken in de lente, zodat hij reserves opbouwt voor in de zomer.” Kortom ‘beuken inneren’ en op basis van herinnering passen zij hun overlevingsstrategie aan. Dat heet cognitie en was lang alleen voorbehouden aan dieren, aan hersenen. Volgens onderzoekers moet de cognitie van planten grotendeels in de wortels worden gelokaliseerd.

Een eenvoudige maïsplant kan 0,1 gram nitraat al detecteren op 20 meter afstand. De wortels zullen die kant opgroeien, ook al zullen ze het nitraat nooit bereiken. Daar komt nog bij dat wortels andere wortels kunnen herkennen. Als ze in de buurt van een verwante soort komen, gaan ze veel minder om voedingsstoffen concurreren dan wanneer de wortels niet verwant zijn.

Wohlleben verraste de Duitse bestsellerlijsten met zijn boek ‘Het verborgen leven van bomen’, waarin hij de leek inwijdt in enige geheimen van het bomenbestaan

Nog een laatste voorbeeld: In het rationele bosbeheer wordt bosgrond gezien als bodem waarop het niet uitmaakt wat we er doen. Door die manier van werken worden de verrassende ondergrondse ontmoetingen, waarover Wohlleben spreekt, verstoort. Dat gaat ten koste van de vitaliteit van de hele kudde. Zo blijken er nog allerlei geheimen van bossen te onthullen.

We kunnen respectvoller omgaan met deze levensvormen, die vaak al volwassen waren toen wij nog geboren moesten worden. En we kunnen een respectvolle werkwijze ontwikkelen, waarbij we niet steeds kinderen met het badwater weggooien. Wohlleben verraste de Duitse bestsellerlijsten met zijn boek ‘Het verborgen leven van bomen’, waarin hij de leek inwijdt in enige geheimen van het bomenbestaan, zoals dat bomen insecten kunnen herkennen, temperatuurschommelingen onthouden, voedingsstoffen delen en met elkaar communiceren.

Wohlleben heeft diep respect gekregen voor de kuddes in zijn bosgebied. En hij heeft zijn respect over kunnen dragen op veel Hümmelaren, die hem financieel en door mee te werken steunen. Hij verwacht dat mensen bossen nooit helemaal zullen doorgronden. Nee, hij is geen bomenknuffelaar, hij heeft geen lange haren en zegt niet voortdurend ‘peace’. Hij is een gewone boswachter in de Eifel. Zijn boswachterij wordt aan het eind van het jaar door de Hümmelaren gewoon afgerekend op het geld dat hij aan de houtoogst heeft verdiend. Het mag duidelijk zijn dat zijn benadering van die oogst hem bijzonder maakt. Zijn hele bosbeheer en zijn oogstmethodiek zijn anders dan we nog steeds in bosbouw-opleidingen leren; respectvol en winstgevender.

Bron: “Bomen helpen elkaar” door Frank Mulder uit het thema ‘De bezielde natuur De geheimen van het woud’ in De Groene Amsterdammer van 4 juni 2016.

Dit blog verscheen eerder op de opgeheven website http://www.gerardus.blog.com.