Alleen voor wat en wie ons omringt, zijn wij van betekenis

Tussen geboorte en dood speelt ons leven zich af in de onderste laag van de dampkring rond de aarde. We staan daar zelden bij stil. Meestal denken we dat ons leven zich afspeelt in het centrum van alles wat er toe doet. De rest van de wereld is vaag totdat we daar geweest zijn of er op een andere manier kennis van hebben genomen. Onze leefomgeving vinden we overzichtelijk en van de rest hebben we beelden en ideeën, die we voor werkelijkheid houden. Dat heel die wereld een onbeduidende stip is, die in een onbevattelijk groot iets rondsuist, weten we wel, maar we beseffen dat nooit. Kijkend vanuit de ruimte, wat we inmiddels kunnen, zien we onze zeer beperkte, indrukwekkend kleine, haast fragiele leefomgeving als een onbeduidend plekje in het immense heelal.

Stel je nu eens voor dat de dampkring ons bewustzijn voorstelt, en dat we over de rest van de aardkern in het duister tasten. Dat we daarvan geen benul hebben, net als dat nagenoeg alles wat zich in alle richtingen boven de dampkring bevindt ook voor ons onbekend is. Dan heeft u de kern van dit verhaal te pakken.

De imposante ruimte om de aarde

De aarde draait met een snelheid van 1.050 kilometer per uur om haar as en van 107.000 km/u om de zon. Ons zonnestelsel scheert met 828.000 km/u om een superzwaar zwart gat, Sagittarius A, het centrum van de Melkweg. Het Melkwegstelsel, met minstens 200.000.000 en waarschijnlijk 400.000.000 sterren suist tegelijkertijd nog eens met een snelheid van 200.000.000 km/u door de kosmos.

Nog zoiets: de kans dat er ten tijde van de oerknal een kosmos als de onze kon ontstaan is berekend als 1 op (10.000.000.000)¹²³, een getal met biljoenen nullen achter de komma, dus alleen theoretisch niet gelijk aan 0 (nul).
De kans dat eens ergens op de galactische schijf rondom Sagittarius A een levend wezen in een wollen trui zich verheugt een plakje cake te proeven, dat zij met een metalen vorkje van een porseleinen schotel schraapt, is verpletterend, té verpletterend, maar het gebeurde onlangs op een gure donderdagmorgen.

Maar ook je eigen nietigheid valt te relativeren“, zegt emeritus hoogleraar Russisch christendom Wil van den Bercken, die een passie heeft voor onze sterrenhemel. In zijn boek “Uit sterrenstof gemaakt” noemt hij die verplettering ‘kosmologisch bewustzijn’: we leven op een onbeduidende planeet in een onpeilbaar universum. Maar hoewel we vergeleken bij het heelal misschien niets voorstellen, lijken we vooralsnog de enige bewuste waarnemers van dat heelal te zijn. Wij zijn de ogen die terugkijken naar de kosmos. Of, zoals de Engelse deeltjesfysicus Brian Cox het verwoordde: “We are the way for the cosmos to know itself.” Wij, dit wandelend kosmisch materiaal, dat we aanduiden met de term ‘mens’, vooralsnog alleen wij zijn het die het voor elkaar krijgen dat het heelal een bewustzijn van het heelal heeft. Daarmee kunnen we erover nadenken en we kunnen het onderzoeken. Uiteraard geldt deze unieke status, die we onszelf toedichten, totdat we elders iets met een bewustzijn ontdekken.

En onderzoeken en ontdekken zit ons in het bloed. Sinds 3.000 v.Chr. weten we dat mensen al ontdekkingsreizen maakten en sinds 3 oktober 1942 varen we zelfs in de ruimte. Gezien de schier oneindige hoeveelheid aan mogelijkheden binnen het universum, of multiversum zo u wilt, lijkt de kans groter dan 0 (nul) dat ergens nog iets met een bewustzijn is.

In de megagrote kosmische wereld, waarin we ons bevinden, zijn we dus zowel nietig als soeverein. Vanwege bewustzijn en zingevingsvragen zijn we haast onmisbaar. Tegelijkertijd hebben we een verwaarloosbare invloed op de loop der dingen. In ons denken zijn we vaak het centrum van alles. Dat levert mooi, minder mooi en ronduit lelijk gedrag jegens anderen en onze leefomgeving op.

Wanneer iedereen zijn dag zou aanvangen met het besef van nietigheid over wat en waar we in werkelijk zijn, zouden we elkaar wellicht een hoop ellende besparen. Het besef van de dubbele positie tegelijk onmisbaar en verwaarloosbaar te zijn, zou ons wellicht tot betere mensen kunnen maken. In het licht van miljarden zonnen zijn haat, oorlog en verovering op deze minuscule planeet immers per definitie betekenisloos.

Jammer vind ik het, dat we ons niet door en door bewust zijn van de raadselachtige afstemming van natuurkundige krachten, die voor het ontstaan van leven verbluffend precies moeten zijn geweest. Los van de onbeantwoorde vragen wat er voor de oerknal, het begin van tijd, geweest is en waar de ruimte, waarbinnen het heelal uitdijt, eindigt (en wat er achter dat einde te vinden is), weten we inmiddels wel dat wanneer de oerknal een fractie trager was verlopen alles was geïmplodeerd. En een fractie sneller hadden zich geen atomen kunnen vormen, en dus geen kosmisch materiaal, waar wij het met onze lichamen van moeten hebben.

Wat zou allemaal veranderen in ons denken, doen en laten wanneer we doordrongen waren van onze nietigheid en de onwaarschijnlijkheid van dit alles? Wanneer we doordrongen waren van onze onmacht? Wanneer we beseften dat denken dat alles een begin en een eind heeft voor onze woonplaats het heelal onhaalbaar is? Wanneer we begrepen dat een geringe, maar benutte kans aan de basis ligt ooit tot een levend bewustzijn te zijn gekomen?

Dieper in bodem van de aarde tot aan de kern

En dan is er nog de oneindige en onoverbrugbare afstand tussen het ‘ik’ en de ‘ik die zich van zijn ik bewust is’. Wat weten we van die eerste ‘ik’? “We weten minder van ons eigen en elkaars innerlijke leven dan we ons bewust zijn”, zegt psychiater en psychoanalyticus Antonie Ladan. Soms komt iets van binnen naar buiten. Dan kunnen we ons iets over onze binnenwereld bewust worden. Dan kunnen we dat ook aan anderen vertellen. Maar veruit de meeste tijd blijken mensen zich, net als andere dieren, maar zeer beperkt bewust te zijn van de invloeden waardoor zijn gedachten door zijn innerlijke wereld worden gestuurd. We zijn ons bewust van veel, maar tegelijk onbekend met onze binnenste binnenwereld.

We kunnen er enigszins naar kijken. Echter, de vraag is in hoeverre wij stuk voor stuk van dat vermogen gebruik maken. Onderzoek leert dat mensen in overgrote meerderheid vooral bezig zijn met ontspannende activiteiten en geen tijd besteden aan het bewust worden van ongestuurde gedachten.

Ladan gebruikt voor onze binnenwereld de metafoor van een huis zonder ramen, waardoor je van buiten niet naar binnen kunt kijken en er zit een slot op de deur. Door angst of schroom kunnen er meerdere hindernissen als hekken zonder poort en slotgrachten zonder brug rond dat huis aangebracht zijn.

Over onze binnenwereld kunnen we geen controle uitoefenen. Wanneer we in dat huis zonder ramen zouden zijn, zouden we geen enkel contact met de buitenwereld hebben. Dus bovendien zouden we in onze binnenwereld, in dat huis zonder ramen, fundamenteel eenzaam zijn. Daar moet je ook maar net tegen kunnen. En dat terwijl het juist zo belangrijk zou zijn ons onbewuste bewust te worden. Nu bepaalt onze binnenwereld heel veel van onze emoties, gedachten en zelfs waarnemingen zonder dat we die kunnen bijsturen.

Besef van ons bewustzijn, ons onbewustzijn, onze onwetendheid en onze wetenschap

Kortom, ons bewustzijn zorgt ervoor dat we van alles over onszelf en onze omgeving kunnen leren en dat we ons een mening kunnen vormen over alles wat we denken waar te nemen, dat we onze omgeving een beetje – de een minder dan de ander – naar onze hand kunnen zetten, dat we elkaar kunnen negeren, met elkaar kunnen samenwerken en elkaar kunnen tegenwerken. Maar op de keper beschouwd zijn we in het heelal dermate nietig en dermate onbewust van onszelf dat we alleen voor onszelf en voor wat en wie ons omringt nog van enige betekenis kunnen zijn.

Wat we ermee aan moois en lelijks gedaan hebben, laat ons de wereldgeschiedenis zien. In elk geval is daarvan het resultaat dat u en ik nog leven. Wat we ermee gaan doen in de 900.000.000 jaar, dat de aarde theoretisch voor ons nog leefbaar is, zal de toekomst uitwijzen. Dat zal ons nageslacht (deels) meemaken.
Eerst maar eens meemaken wat we er vandaag met elkaar van bakken.

Bron: “Medicijn tegen het kleine denken: een besef van het onmetelijke heelal” door Marjolein van Heemstra via DeCorrespondent op 18 maart 2020, “De totaliteit van het Oneindige; Essay over de exterioriteit” (1961) door Emmanuel Levinas, uitgegeven door Martinus Nijhoff Publishers in Den Haag en de lezing “Over innerlijke vrijheid” door Antonie Ladan via de Bilthovense Kring voor Wijsbegeerte en Psychologie op 20 januari 2020 in Bilthoven.

Overleven van een historische mijlpaal

Ik ben niet bang voor het Covid-19-virus. Ik neem risico’s, maar doe altijd al al het mogelijke om niet ziek te worden. Ik ben me er al heel lang van bewust het tot aan mijn dood met mijn lichaam te moeten doen. Mijn leefstijl is zondermeer gezond. Overigens staat geen enkele ziekte me aan. Ik houd niet van afhankelijkheid en pijn. Wie wel? Met Corona speelt nog iets anders: de zorg de Ander niet te besmetten. Dat maakt me wel wat voorzichtiger. Maar ook nu doe ik zoveel als mogelijk mijn dingen, die ik anders ook zou doen. Dat komt neer op veel dingen niet kunnen doen, helaas.

Met het begin van de lente ging ik officieel dan eindelijk met pensioen. Natuurlijk zou ik graag gewoon doorwerken. Toch kwam mijn pensioen later dan ik wilde, omdat ik sinds mijn 55ste voor geen enkele serieuze baan meer uitgenodigd werd om na een sollicitatie zelfs maar op gesprek te komen. Nu heb ik dan eindelijk de voordelen van het steeds maar ouder worden. Tegelijk met dat pensioen ben ik weer aan mijn jaarlijkse vastenkuur tussen Carnaval en Pasen begonnen. Corona-dreiging of niet. Ik zei al dat ik er, hoewel ik tot een risicogroep hoor, niet bang voor ben.

Ik heb altijd wel een zakdoekje bij me, en niet voor niets, en eens in de twee dagen hoest ik.

Feitelijk zijn alle Corona-beperkingen een mooie gelegenheid om te gaan vasten, nu de terrassen gesloten zijn. De verleiding ontbreekt om op een terras een biertje met kaas, espresso met gebak of glas wijn met nootjes te bestellen. Maar zulke verleidingen heb ik altijd al wel kunnen weerstaan.
Sterker nog, dit zou een ideaal moment zijn om een poosje mijn huis te verruilen voor een bungalow in de bossen, op een waddeneiland of aan zee. Lekker alleen, met mijn gezin of vrienden doen wat anderen in de zomer doen. Me terugtrekken van al het nieuws over de per land en provincie verschillende besmettingtrends, de Corona-gerelateerde doden, de laatste maatregels en de uitwassen: “Ooohhh, dat mensen dat doen!” Aan dat laatste doe ik sowieso niet mee en de eerste twee zeggen me weinig omdat er onvoldoende testmateriaal is. Het zijn volgens mij minimumbedragen. Nee, gewoon op vakantie en als die afgelopen is, ben ik vast snel bijgepraat over de stand van de Corona-zaken.

Woonde ik alleen, dan zou ik vast meer riskeren, maar ik heb huisgenoten. Die zijn dermate bang dat ze voortdurend met alcohol, handdoeken en schoonmaakmiddelen in de weer zijn. En vuurtjes in de open haard maken om het virus te doden. Zij spreken anderen, die nòg angstiger zijn en volgen een hoop Corona-nieuws op de voet. De supermarkt is hun enige, schuchtere uitstap, naast even in de tuin of rond het huis (om een sigaret te roken, zo’n zichtbare gezondheidsvijand).

Mijn agenda is leeg; alsof het vakantie is. Zelfs mijn celloles heb ik afgezegd omdat mijn docent alleen volledig klachtenvrije mensen lesgeeft. Ik heb altijd wel een zakdoekje bij me, en niet voor niets, en eens in de twee dagen hoest ik.

Eerst maar blijven genieten en voorkomen ziek te worden.

Ik ben deze dagen, met leestijd te over, tot het inzicht gekomen dat ik Emmanuel Levinas’ essay “De totaliteit en het oneindige” niet doorkom. Het is vermoeiend lezen, wanneer elke alinea twee of drie keer door mij herlezen moet worden om iets te begrijpen van wat er staat. Hoe boeiend ook. Dat inzicht leidde tot de aanschaf van twee inleidingen op zijn filosofie waar ik wel wijzer van hoop te worden. Ter verstrooiing schafte ik ook de Decamorone aan. 100 Verhalen, die de Italiaanse dichter en geleerde Giovanni Boccaccio waarschijnlijk in de periode 1349–1360 schreef: de pest waart rond in Florence en tien vrienden trekken zich twee weken terug op een buitenplaats; zoiets als mijn vakantie-ideetje van daarnet. Daar vertellen ze elkaar op 10 verschillende dagen elk een verhaal.

Als nutteloze toeschouwer verwondert het mij dat regeringen niet alle bevindingen van de WHO opvolgen. Dat is toch bij uitstek de World Health Organization met de primaire taak richtlijnen te geven over internationale gezondheidszorg en haar partners, waar wij er een van zijn, te adviseren hoe op mondiale gezondheidsbedreigingen zoals deze te reageren. Ook de adviezen van ons eigen Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) worden door onze regering niet nauwgezet opgevolgd. Ik snap dat niet. Of ik snap niet waarom onze regeringen adviesorganen met experts bevolken om vervolgens te besluiten het toch een beetje anders aan te pakken.
Alsof er een juiste aanpak zou zijn, baart het mij zorgen dat elk land, afhankelijk van haar toevallig huidige regering, haar eigen maatregels treft. Hoe kan ik dan weten of wat ik doe of laat voor anderen en mijzelf verstandig is? Woonde ik in Groot-Brittannië dan was het onnodig zoveel af te zeggen; woonde ik in België dan was het onmogelijk om nog zoveel te doen.

Zolang er nog geen antistof beschikbaar is en een tekort aan testmateriaal modderen we waarschijnlijk maar verder. Wel fijn dat we ons licht via internet op kunnen steken in zo’n beetje heel de wereld. Zo kunnen we veel te weten komen. Van Corona-sterfgevallen in Rusland, waarvan officieel bronchitis als de doodsoorzaak opgegeven wordt, tot de Verenigde Staten van Amerika, die er niet voor terugdeinzen te proberen het alleenrecht te verwerven op antistoffen voor Covid-19 en beademingsapparatuur. Mij lijkt het gewetenloos beleid, terwijl wij dat spul ook het liefst voor onszelf houden en niet naar armere landen sturen ter bestrijding van de gemeenschappelijke vijand, en terwijl dus de diversiteit aan maatregels in West-Europa mij verbaast.

Dat de afloop van dit alles uitloopt op een verdere uitkleding van alles wat het algemeen belang dient, staat voor mij als een paal boven water. Tenzij we dat straks na de Corona-crisis een keer niet accepteren, we hebben ons immers en masse al veel te lang zand in de ogen laten strooien. Enfin, we zien wel.

Klik hier voor een opinie over de ernst van de financiële toestand in de wereld nadat de Corona-crisis bezworen is, op basis van wat we nu al weten.
Klik hier voor drie mogelijke economische herstelopties om na deze Corona-crisis in gang te zetten; serieus bedreigend voor de 99% of onwenselijk voor de 1%.

Eerst maar zoveel als mogelijk blijven genieten en voor de gelukkigen onder ons: voorkomen ziek te worden. De anderen wens ik beterschap.

Alweer een Scandinavisch land winnaar

Even iets anders dan de gevolgen van het nieuwe Coronavirus-uitbraak. In het World Hapiness Report is Finland voor het derde jaar op rij uitgeroepen tot het land met de gelukkigste inwoners ter wereld. Dit is gebaseerd op peilingen van zes variabelen, te weten
1. afwezigheid van corruptie,
2. bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking,
3. gezonde levensverwachting,
4. sociale steun,
5. vrijgevigheid en
6. vrijheid

Sinds het begin in 2012 hebben slechts vier landen de koppositie veroverd. Denemarken in 2012, 2013 en 2016, Zwitserland in 2015, Noorwegen in 2017 en Finland in 2018, 2019 en 2020. Nu mis ik de winnaar van 2014, maar van dat jaar ontbreekt een rapport.
Het mondiaal geluksrapport wordt uitgebracht door het Sustainable Development Solutions Network (SDSN-UN) van de Verenigde Naties. De tien eerste plekken in 2020 zijn:

1. Finland
2. Denemarken
3. Zwitserland
4. IJsland
5. Noorwegen
6. Nederland
7. Zweden
8. Nieuw-Zeeland
9. Oostenrijk
10. Luxemburg

Dus Nederland doet het met een zesde plaats ook goed. Toch staan sinds aanvang de vijf Noordse landen – Denemarken, Finland, Noorwegen, IJsland en Zweden – allemaal steeds in de top tien van de jaarlijkse lijst. Dat valt op.

Hoe kouder hoe beter? Nee, volgens het verslag hebben de gelukkigste landen vaak een hoog niveau van de variabelen die het welzijn ondersteunen.
> gezonde levensverwachting,
> hebben van iemand om op te rekenen,
> voldoende inkomen en
> vrijheid.
In de enquête van dit jaar werd bij het bepalen van iemands gelukstoestand ook gekeken naar omgevingsfactoren, waarbij gegevens over klimaat, temperatuur en vervuiling gebruikt werden. Ook de gevolgen van ongelijkheid werden meegewogen, en hoe de sociale omgeving de gevolgen van ongelijkheid kan helpen verzachten. Dit suggereert het geheim van het Scandinavische geluk: de verzorgingsstaat, die relatief genereuze voordelen mogelijk maakt, en een regulering van de arbeidsmarkt om uitbuiting te voorkomen.
De kwaliteit van de overheid en overheidsinstellingen zijn belangrijk voor de nationale tevredenheid. Bovendien blijkt een relatief hoog inkomensniveau ook nog eens samen op te gaan met goed functionerende democratieën en – uiteraard – een groter gevoel van autonomie en vrijheid in de best scorende landen, terwijl de sociale cohesie ook een sterke indicator van geluk in een land blijkt te zijn. Daarom bezetten Scandinavische landen waarschijnlijk steeds de topplaatsen op dit gebied.

De tien landen met de minst gelukkige inwoners zijn volgens het SDSN-UN in 2020:
India
Malawi
Yemen
Botswana
Tanzania
De Centraal Afrikaanse Republiek
Rwanda
Zimbabwe
Zuid-Soedan
Afghanistan

Fijn toch, dat we nog negen volle maanden kunnen genieten van deze zesde plaats; wat er ook gebeurt.

Bron: “World Happiness: Finland takes top ranking for third year in a row 8¨ door Luke Hurst via Euronews op 20 maart 2020

En voor wie dit stukje wat te zoetsappig vindt, breng ik hier graag een link onder uw aandacht, die een ander politiek inzicht biedt. Dit inzicht is wel gebaseerd op de politieke reacties op het Covid-19-virus dat onder ons is.

Bij 2 Corona Extra gratis 1 Mort Subite

Vandaag zal blijken wat de werkelijke agenda van onze regering is: in goed Nederlands Bailout the people of Bailout the banks and the multinationals. Je kunt als overheid beslissen om enkele maanden de huur en de facturen voor nutsvoorzieningen te betalen van mensen die door de crisis minder inkomen en meer uitgaven hebben. Of je kunt als overheid beslissen om elk bedrijf, ook het meest belasting-ontwijkende en meest vervuilende overeind te houden. Om maar wat uitersten te noemen.

Het Coronavirus veroorzaakt een acute crisis die door al die steunpaketten ongetwijfeld ook in een economische crisis zal ontaarden. De Europese Unie heeft immers duidelijke regels voor begrotingstekorten en overheidsschulden bedacht (ook al staat de rente op schulden historisch laag). We ontdekken dat besparingen van de voorbije decennia in alle overheidssectoren niet de beste voorbereiding waren op een gezondheidscrisis van deze omvang, maar deze wetenschap houden we nog even onder de pet.

De acute Coronacrisis komt op een moment dat we met elkaar ook een bedreiging van de wereld als leefwereld voor nu levende mensen (dieren en planten) het hoofd moet bieden: klimaatverandering. Nu al vragen verschillende bedrijfstakken (met de reeds flink gesubsidieerde en klimaatverandering bevorderende luchtvaartindustrie voorop) om financiële steun van overheden. Even zijn we (lees ‘ze’) vergeten dat overheidsbemoeienis voor de vrije markt volgens de invloedrijke predikers van de afgelopen 40 jaar uit den boze is; zoals steeds weer wanneer er bij overheden wat te halen valt.

Volgens dr. Fatih Birol, de baas van het International Energy Agency, kan Corona naast bedreiging ook een kans zijn in die fundamentele transitie van onze economie en onze energiesystemen. De bedreiging zit ‘m in met name
– onderbroken aanvoerlijnen vanuit China, waar de meeste duurzame energie-technieken vandaan komen,
– dalende olieprijzen, die energie-efficiency minder financieel aantrekkelijk maken en
– overvraagde politici, die zo druk zijn met Corona dat ze andere bedreigingen, zoals armoede, klimaatverandering en gebrek aan toekomstperspectief, uit het oog verliezen.
Kansen zitten hem vooral in de steunmaatregelen, die overheden nu voorbereiden om de economie op gang te houden. Het belastinggeld dat nu wordt uitgetrokken om sectoren te steunen, die het door maatregels om Coronabesmetting tegen te gaan zwaar hebben, zou wat mij betreft gekoppeld moeten worden aan duurzame doelen. Daarmee houden we ook volgens Birol niet alleen nu de economie op gang, maar bouwen we direct aan de economie van de toekomst.

Frankrijk legt 10% van het bruto binnenlands product (BNP) op tafel als garantie voor banken, die geld geleend hebben aan bedrijven die nu dreigen ten onder te gaan. Nieuw-Zeeland maakt 4% van het BNP vrij om bedrijven en werknemers te ondersteunen. De Verenigde Staten van Amerika vergoeden in elk geval de schade, die heel de luchtvaartindustrie lijdt, voor 100%.

Vanavond, wanneer het Nederlandse pakket aan steunmaatregels bekend gemaakt wordt, wordt zo de lakmoesproef afgenomen:
– gaan we geld uitgeven om fossiele sectoren in het zadel te houden of geven we geld uit om hen op een koolstofarme toekomst voor te bereiden?
– Krijgen de aarde, de gezondheidszorg en mensen prioriteit of de economie, waaraan binnen ons hijgere kapitalisme alle welvaart en welzijn voor gewone mensen* uiteindelijk ondergeschikt zijn?

Ik heb er weinig vertrouwen in met een regering, die eerder al plaatsen waar meer dan 100 mensen samenkomen sloot, maar scholen open wilde houden. Niet omdat het onderwijs zo belangrijk is, maar omdat anders kinderen elders opgevangen moesten worden.

Bronnen: “Waarom we nu een volmachtenregering hebben (en dat is niet voor onze gezondheid)” door Christophe Callewaert via DeWereldMorgen op 17 maart 2020 en “Energieagentschap: ‘Gebruik coronavirus om energietransitie te versnellen’” door Ties Joosten via FollowTheMonney op 16 maart 2020.

* In verkiezingstijd worden deze mensen, voor zover ingezetenen, aangeduid met de term ‘Hardwerkende Nederlanders’. Overigens verwijs ik voor de achtergrond van deze zin naar wat ik enkele jaren heb bijgehouden over wat mensen vermag. Dat is hier te vinden onder het kopje “Over mensen”.

Ruimte nemen om mezelf te verbeteren

De trombone is onder de blaasinstrumenten wat de cello onder de snaarinstrumenten is. Ik speel nu bijna 2 jaar cello; zo’n groot viool-achtig muziekinstrument dat (meestal) met een pootje op de grond staat. De klankkleur van dit muziekinstrument vind ik prachtig; kan prachtig zijn. Dat hoorde ik twee jaar geleden bij een concert met de titel “De menselijke stem van de cello” uitgevoerd door leerlingen van het Utrechts conservatorium. Daarvoor had ik nog nooit een strijkstok vastgehouden. Wel heb ik in een grijs verleden verdienstelijk schuiftrombone gespeeld.

Het noten lezen moest na 40 jaar weer opgefrist worden. Onlangs heb ik een overzichtje gemaakt van de 15 toonladders met de bijbehorende grepen voor zover ik daar zicht op heb. Ik leer nu de zogenaamde ‘grote grepen’ op de eerste positie (een verschuiving van duim of vingers met een halve noot) en het spelen op de ‘tweede en “duimpositie”‘ (van de vijf). Het maken van dergelijke overzichten is voor mij gemakkelijker dan elke keer weer spelend de snaren op de juiste plek op de juiste manier in te drukken of aan te raken, wanneer vingers de snaren niet moeten aanraken ze erboven te houden en voor te bereiden wanneer ze weer in actie moeten komen en met mijn duim, die geen snaren indrukt maar als ‘oriëntatiepunt’ gebruikt wordt, met de gewenste druk tegen de hals aan te houden, of juist los daarvan te houden, met de andere hand de strijkstok losjes en toch sturend vast te houden en met mijn strijkstok op de bij de te produceren tonen behorende manier op de juiste plek onder de gewenste hoeken te strijken met de juiste druk en met het te wensen deel van de haren van de strijkstok en met verder ontspannen armen, tenzij er getokkeld moet worden. Om dat allemaal te leren en vingervlugheid te oefenen heb ik ook les; morgen de 40ste.

Bepaalde dingen leren vind ik leuk, wanneer ze mij interesseren. Het leren dit muziekinstrument te bespelen vind ik bijzonder leuk. Mijn docent inspireert me. Ze weet me al twee jaar te stimuleren door te gaan met schier onmogelijke dingen aan- en afleren en ze weet mijn leerstof te doceren. Ik ga door het cellospelen ook anders naar muziek luisteren en heel de dag spelen er deuntjes door mijn hoofd. Meestal melodieën die te maken hebben met wat ik op mijn cello onder de knie probeer te krijgen. Muziek is nu al twee jaar terug in mijn leven. Veel meer dan toen ik geen instrument leerde te bespelen en vaak naar fado’s luisterde; intenser.

Het moet leuk blijven.

Sinds een jaar speel ik op mijn verzoek ook samen met andere cellisten; leerlingen van mijn cellodocent. Het samen muziek maken vind ik leuk als aanvulling op mijn oefeningen. Zeker bij muziekstukken, waarin de ene stem ritmisch anders is dan de andere, klinkt de muziek een stuk voller dan wanneer ik alleen speel. Het is voor mij door de gerichtheid op wat de ander speelt en daarop aan te sluiten ook leerzaam. Het is meer muziek maken dan oefenen. Vandaag waren mijn medecellist en ik bijzonder tevreden over hoe mooi het soms klinkt. Zelfs voor het eerst een beetje trots.

Sinds ruim een half jaar speel ik ook nog mee in een amateur-orkest. Dat is voor mij flink aanpoten; vooralsnog eigenlijk te hoog gegrepen. Maar ik mocht na een auditie blijven, ik leer er veel van en mijn leercurve stijgt nu sneller dan toen ik er nog niet in meespeelde. Ik zorg ervoor niet te detoneren wanneer ik onzeker ben over een aantal maten van een muziekstuk en ik heb er heel veel plezier in zoveel als mogelijk op de door de dirigent gewenste manier mee te spelen; deel uit te maken van zo’n groter geheel dat allerlei stemmingen weet op te roepen. Daar komt bij dat de sfeer er heel prettig is.

Afgelopen week heb ik tijdens onze oefenavond tegen de dirigent gezegd dat het aan haar is om te beslissen, maar dat ik wat mij betreft de komende uitvoering voor publiek liever nog niet meespeel. Ik deed dat nadat ik dat al veel eerder aan het bestuur gemeld had. Muziek maken moet, omdat ik het puur voor de lol doe, geen prestatiedruk opleveren. Het moet leuk blijven. Voor mij ontstaat er zo ruimte om met alle plezier in mijn tempo te blijven oefenen en mezelf op de cello beetje bij beetje te verbeteren en fijn samen te spelen; ik op mijn niveau.

Voor de komende voorspeelmiddag van mijn cellodocent, waarvoor ik deze week een uitnodiging ontving, heb ik me direct weer opgegeven.

Niet begrepen worden (en daarmee om moeten gaan)

“Wer nur der liebe Adorno lässt walten,
der wird den Kapitalismus ein Leben lang behalten”
ofwel “Wie die aardige Adorno gewoon zijn gang laat gaan,
behoudt het kapitalisme zijn leven lang
”.

Deze tekst hadden enkele studenten van de Frankfurter Schule in 1969 op het bord geschreven, waar Adorno college zou gaan geven. Adorno, moet u weten, is de vader van de ‘kritische theorie’ (door Nederlandse bewonderaars toentertijd vaak als ‘kritiese theorie’ geschreven). De kritische theorie was de specialiteit van het Frankfurter Institut für Sozialforschung; de Frankfurter Schule dus. Het instituut was in 1923 opgericht als een marxistische ‘thinktank’, in de verwachting dat de Russische revolutie elk moment kon overslaan naar Duitsland en andere industriestaten. Het was een tijd waarin we nog niet veramerikaniseerd waren en ‘kritiek’ hoger stond aangeschreven dan ‘succes’ of ‘veel cashen‘. Toen die verwachting niet uitkwam, werd het instituut een wereldwijd bekend platform voor linkse economen, psychologen en sociologen. Zij betoogden dat de ideeën van de achttiende-eeuwse Verlichting in hun tegendeel zijn ontaard. Het primaat van het verstand zou immers de Verlichte mens bevrijden van de knechting van religie en ander magisch denken. Ons verstand zou ons waardigheid en kritisch zelfbewustzijn schenken. Echter, omdat aan de uitkomsten van techniek en wetenschap niet mag worden getwijfeld, zijn wij zelf nieuwe mythen geworden. We dragen al doende zelfs bij aan de moorddadigheid en nietsontziende uitbuiting van het kapitalistische systeem.

Het is een uitgangspunt waarvan de inhoud mij heel mijn leven al aanspreekt. Net als de oneliner van Adorno, die op de gevelsteen van het huis waar hij zijn leven lang gewoond heeft (met uitzondering van de tijd dat Adolf Hitler aan de macht was) gebeiteld staat: “Es gibt kein richtiges Leben im Falschen” ofwel “In een wereld zonder moraal is het maken van juiste keuzes onmogelijk”. De maatschappelijke voorwaarden voor het fascisme bestaan immers nog, meende hij, zoals de ‘concentratietendens’ bij het kapitaal, en het maatschappelijk-economisch afglijden van groeperingen die zichzelf nog zien als ‘burgerlijk’ (middenklasse, zou je nu misschien zeggen). Die richten hun frustratie niet tegen het kapitaal, maar tegen groeperingen die kritisch staan tegenover het systeem waarin ze zelf eens ‘status’ bezaten.

Als theoreticus ging Adorno voor in het verzet tegen de kapitalistische consumptiemaatschappij, waarin het streven naar winst alle andere menselijke strevingen overschaduwt. Zijn hoorcolleges waren zo populair dat de toehoorders ook de trappen van de collegezaal en de ruimte rond het spreekgestoelte vulden.

Maar ja, toen kwamen de roerige jaren ’60. De subtiele denker Adorno zag met lede ogen aan hoe ‘zijn’ activistische studenten radicaliseerden en overgingen tot daden. Hij koos welbewust niet voor actie voeren, maar wilde het vermaledijde kapitalisme met het verstand, met de ratio bevechten. ‘Zijn’ studenten namen hem zijn gerichtheid op goed doordenken kwalijk. Toen hij in april 1969 achter het spreekgestoelte had plaatsgenomen, omringden de drie vrouwelijke studenten van de boordtekst aan het begin van dit stukje hem, ontblootten hun borsten en wierpen rozenblaadjes over zijn hoofd. Geschokt door deze ludiek bedoelde actie probeerde Adorno de ‘aanval’ af te weren met zijn aktetas en beende vervolgens de gehoorzaal uit. Hij keerde er nimmer terug. Een half jaar later overleed hij tijdens een wandeling in de bergen van Zwitserland, waarbij hij te veel van zijn hart had gevergd.

Och ja, ik voel me ook wel eens niet begrepen. Laatst nog… Nou, ja, dat hoort hier niet.

Frankfurt am Main kan nu gekarakteriseerd worden door indrukwekkend glanzende glazen banktorens, overvloed voor the have’s en torenhoge huizenprijzen. Het is vermoedelijk een van de weinige plaatsen ter wereld waarin een monument voor geld staat: een 14 meter hoog, blauw euroteken met twaalf gele sterren. Op de AfD stemden er de laatste verkiezingen 9% van de stemgerechtigden.

Bronnen: “Flessenpost uit Duitsland” Profiel van Theodor W. Adorno door Raymond van den Boogaard in de Groene Amsterdammer van 4 maart 2020 en de website van ‘AfD-Fraktion im Frankfurter Römer’ op 11 maart 2020.

Sommige elementen van Adorno’s analyses zijn door de tijd ingehaald. Zo meende hij dat de opkomst van de NPD, De Nationaldemokratische Partei Deutschlands, mede werd veroorzaakt door angst voor het Oostblok, en dat de Duitsers nooit echt hebben gebroken met de ‘identificatie’ met het fascisme, terwijl dat in Italië zo prachtig gelukt zou zijn. Ook zag hij ‘anti-Amerikanisme’ als een belangrijke voedingsbodem voor rechts-radicale gevoelens en hij meende dat de EEG, de voorloper van de Europese Unie, een list was van het kapitaal om de broodnodige collectivisering van de Duitse landbouw tegen te houden. Hij blijkt een broertje dood gehad te hebben aan het Franse ‘existentialisme’, dat mij zo aanspreekt. Het zou het intellectuele klimaat volgens hem hebben vergiftigd en zo de weg vrij gemaakt hebben naar rechts-radicale aanvallen op echte ‘dragers van de geest’, en naar anti-intellectualisme. Jean-Paul Sartre moet ervan hebben opgekeken.

Hoewel de gedachte dat de Europese Unie een list is, mij wel aanspreekt. Ik zou zeggen: zich ontwikkeld heeft tot een list alsof de keuze bestaat uit
of géén enkele samenwerking (of zelfs oorlog)
of een onderlinge samenwerking zoals de aandeelhouders van multinationals, grootbanken en andere grootbedrijven die graag ingevuld zien (met voor de bühne wat ‘linkse’ regelgeving).

Verrassend veel van Adorno’s ideeën laat zich echter nog steeds lezen als commentaar op onze huidige wereld. Zo signaleerde hij dat de rechts-radicalen weliswaar de mond vol hebben van ‘de natie’, maar donders goed weten dat het nationalistische repertoire anachronistisch en versleten is. Adorno wees ook op het door rechts-radicalen met graagte opgeroepen beeld van een soort eindtijd van ‘sociale catastrofe’. Typerend voor rechts-radicalisme was volgens Adorno verder de pretentie dat men spreekt uit naam van een grote aanhang, zo niet namens iedereen, terwijl het in werkelijkheid gaat om een minderheid, of zelfs een verzameling ‘Einzelgänger’, eenlingen. Het rechts-radicalisme, meende Adorno, is geen richting met een werkelijk maatschappelijk programma, maar slechts ‘geniale propaganda’. Zo is er de gewoonte om suggestief te refereren aan ‘dingen die je niet mag zeggen’. Voor de ‘goede verstaander’ is dan bijvoorbeeld duidelijk dat de spreker vindt dat de jodenvervolging onder Hitler sterk wordt overdreven. Adorno heeft vanwege zijn katholieke vader, die van Joodse origine was, onder Hitler de wijk moeten nemen, nadat werken hem onmogelijk gemaakt was. In het verlengde daarvan ligt de gedachte bij rechts-radicalisten dat Duitsland moet ophouden steeds maar excuses aan te bieden voor het verleden en zich daarvoor te schamen. Dit is een wens die de AfD met de NPD gemeen heeft. Wat verder als hedendaagse kritiek op rechts-radicalisme op gaat: met feiten staat het volgens Adorno op gespannen voet. De beweging streeft naar wat hij ‘konkretisme’ noemde: een alternatief geheel van verzonnen, oncontroleerbare stellingen, die als feiten gepresenteerd worden. Het heeft daarom volgens hem weinig zin om het rechts-radicalisme met feitelijke argumenten te bestrijden, en ook moraliseren is vruchteloos, meende hij. Je zou de rechts-radicaal hoogstens kunnen bereiken door hem op zijn concrete belangen te wijzen. Daar zouden we wellicht nog steeds van kunnen leren.