Stijgen, door gebrek aan gewicht

Het begon met eigenwijsheid. Daar begint verandering altijd mee. Mijn eigenwijsheid (één woord):

Mijn cellodocent (v) vond een harde koffer voor mijn cello niet nodig. De zachte hoes, die ik had, volstond. Ik hoefde me niet druk te maken over de hals van mijn cello als een laaghangende tak ertegen zou botsen. Terwijl ik op de fiets naar haar twee van die laaghangende takken passeer. Op de terugweg geen; toch vond ik het maar niets. Een beetje deuropening is ook al te laag.

Een cellovriend, een net-als-ik-leerlingcellist met wie ik elke derde week samenspeel, had een mooie harde koffer gekocht. Daar kon ik goed mee fietsen. Die wilde ik ook. Ik wilde zelfs dezelfde mooie geborsteld blauwe kleur. Eigenwijze ik bestelde dezelfde koffer via internet. Zo gaat dat tegenwoordig.

In afwachting van de bezorging zocht ik stikkers uit om mijn koffer te onderscheiden van andere cellokoffers. Zo zet ik, uit vroegere orkestervaring wijs geworden, ook altijd een teken op al mijn bladmuziek. Mijn koffer werd bezorgd, ik beplakte hem bescheiden en ik werd een ander mens. Onverwacht voelde ik me ineens een cellist-in-de-dop, zoals een kind zich in een piratenpak piraat kan voelen.

Niet veel later gaf ik mij op bij een amateur-orkest. Als ik mijn cello goed mee kan nemen, vergroot dat mijn mogelijkheden en ik oefen om te leren samenspelen; niet om te oefenen. Vanavond had ik, na wonder boven wonder een auditie ‘overleeft’ te hebben, alweer mijn vijfde repetitieavond. De eerste avond dat ik haast alles mee kon spelen. Aan sommige hoge noten ben ik nog niet toe, dus dan zwijgt mijn cello; enkele loopjes gaan zo snel dat ik mijn behendigheid eerst nog verder moet ontwikkelen, één stuk dat in driekwartsmaat geschreven is (3 tellen, zoals ook in een wals), speelde ik telkens de tweede tel niet, waardoor ik de rest wel helemaal mee kon spelen. Slechts één keer klaagde de dirigent (v) vanavond over de zuiverheid van de cellisten. Wij alle vier wisten dat alleen ik me dat beklag aan moest trekken. Dat deed ik, en ik speelde monter en meer geconcentreerd op mijn vingerzetting door.

Tijdens de repetitie sprak ik met een medecellist (v) af om de komende tijd eens, net als met mijn cellovriend, duetjes te gaan spelen. Zo rol ik sinds de aanschaf van die koffer van het ene muziekavontuur in het andere.

Hoewel iets in mij ook wel opgezien had tegen deze repetitieavond, overweegt achteraf een gevoel van Wat leuk om aan dit geheel bij te mogen dragen; Mijn partijtje mee te strijken en te tokkelen. Heel anders dan op de heenweg, voel ik me voldaan. En verschillende melodiën, die we vanavond repeteerden, ‘hoor’ ik nog in mijn hoofd.

Wat mijn lol nog ‘ns extra vergroot, is dat ik – door feitelijk te vroeg aan een orkest deel te nemen – met sprongen vooruitga. De dirigent had dat in haar overweging meegenomen toen ze me na mijn auditie toeliet.

Dit alles roept nu een ervaring op uit mijn geheugen, een leerervaring uit het begin van mijn muzikale leven: door samen op een feitelijk te hoog niveau aan concoursen deel te nemen, konden we een enkele keer boven ons eigen niveau presteren.

Geef mij de bergen maar

Een opstand hier, een volgelopen mijn, uitzichtloze honger daar
Minister spreekt, De klok: ik moet vertrekken. Ik kom aan
Terugblikkend liggen er nog bergen en ben ik bijna klaar
Tijd is slechts vulling; echt niet iets om lang bij stil te staan

Immer broze harmonie
Erkenning: ik … of mijn
Ik?
Mijn ik?
Och lieve, wie … is wie?
Meer en meer bewustzijn zijn

Onder de mensen, alleen, onder weg, samen, een terras
Eten, water, gezond, verzorging, trek en finishing touch
Zekerheid, zon, o … lof der onzekerheid, geld, verras
Transparant eelt, steeds meer littekens en een flinke buts

Ongenoegens
Vrede, kalmte
VERZET!!!
Liefde, genoeg!
Tevree

Een schilderij, een film, een kleinigheid
Muziek sterft weg waar mijn gemoed zich vult
Zegen verving in de mist mijn lijnigheid
Zesenzestig jaren zoeken, weten, heroverwegen en geduld

En ben ik klaar? Welnee, geef mij de bergen maar!

Volmaakt gelukkig

Er zijn best wel momenten dat ik me volmaakt gelukkig voel. Wanneer ik als voorbeeld de afgelopen dagen overzie zijn dat er veel.

Natuurlijk heb ik ook mijn problemen. Ik probeer die ‘altijd al’ het hoofd te bieden door juist te doen. Dacht ik decennia geleden al: op mijn tachtigste moet ik tevreden terug kunnen kijken op wat ik vandaag ga doen, nu op mijn vijfenzestigste denk ik: mocht ik honderdvijftien worden (wat god verhoede) dan moet ik er tevreden op terug kunnen kijken wat ik vandaag ga doen; ook met mijn verdriet, tegenslagen en zorgen. En ik kan u verzekeren: over lang niet alles voel ik mij behaaglijk, maar ik ben wel verheugd dat ik ‘altijd’ geprobeerd heb om juist te doen. Mij lucht dat op.

Verder ben ik gezond en ik heb nagenoeg nooit last van pijnen of uitvalsverschijnselen. Dat scheelt alvast een slok op een borrel. Zorgen over mijn levensonderhoud hoef ik me ook niet te maken, dat scheelt een tweede slok op dezelfde borrel. Om de borrel leeg te drinken ben ik content met wie ik ben; en mijn tekortkomingen ga ik te lijf met mijn humor en zelfspot.

Ik had het over volmaakt gelukkig voelen. Dat gevoel ervoer ik bijvoorbeeld toen ik vanmorgen op de fiets in het herfstig zonnetje vertrok om 20 km verderop, na de Utrechtse Heuvelrug doorkruist te hebben, te gaan werken. Handschoenen nog even aan, omdat het best koud was toen de zon hier nog niet lang scheen.

Het gevoel ervoer ik deze week ook toen ik na veel denk- en voelwerk erachter was gekomen wat ik juist vond om te doen in een al wat langer lopende kwestie. Intense gesprekken met vrienden hadden me geholpen, maar uiteindelijk ben ik degene die handelt. Nadat ik de daad bij het woord gevoegd had, voelde ik me onverwacht frank en vrij; herenigd met mijzelf: volmaakt gelukkig.

Deze week ervoer ik dat ook nog tijdens mijn intensieve muziekles. Het is een uur aanleren wat ik nog niet kan, fouten maken, hard werken. Maar vooral ook me gesteund weten door mijn docent. Zij verricht – op mijn verzoek – kunstgrepen om te kijken in welk tempo ik naar beste kunnen niveaus hoger ga presteren. Voor haar zal het ook hard werken zijn, en volgens mij hebben we er beiden schik in. En toen ik later deze week thuis achter mijn cello en muziekstukken aan het studeren was, voelde het als volmaakt geluk; zo in harmonie met wie ik ben en met wat ik me wens. Niet het resultaat telt daarbij voor mij, maar mijn inzet.

Ook ervoer ik deze week een intens geluk tijdens mijn teamsport. Ik maak deel uit van een team waarin ik al jaren mijn plek gevonden heb. Zowel tijdens de training als in de kleedkamer mag ik zijn wie ik ben en ik maak daar dankbaar gebruik van. Zelfs mijn uitdagende humor – ik leef mij uit op zo’n avond – wordt gewaardeerd en gepareerd; ook als die humor duidelijk over het randje gegaan is.

Op mijn werk word ik ook al gewaardeerd en terecht gewezen; ook daar zit ik op de plek die volgens mij op dit moment in mijn leven het best bij me past. Over en weer kunnen mijn collega’s en ik bij elkaar heel wat potjes breken. En als dat gebeurt, wordt op de een of andere manier een weg gevonden om de onderlinge verstandhouding fantastisch te houden. Ik bewonder mijn collega’s vanwege hun betrokkenheid bij elkaar en bij het werk wat ons te doen staat. Ik ken ze als superverschillendsoortige mensen, die elkaar in hun waarde laten en met hun buik begrijpen dat juist onze verschillen onze gezamenlijke kracht zijn. En zo stellen zij zich ook richting mij op. Ook daar voelde ik vandaag-nog verschillende geluksmomenten.

En, niet te vergeten, mijn dierbare familieleden en vrienden, die ik om mij heen verzameld heb. Ook bij hen kon ik deze week weer mijn hart uitstorten waarbij ik mag zijn wie ik ben, waarbij ik mag denken wat ik denk en voelen wat ik voel. Ook dat maakte mij deze week bij vlagen volmaakt gelukkig. Gelukkig kan ik er ook vaak voor hen zijn.

Volgens Emmanuel Levinas is zintuiglijk genieten onze levensvervulling, als ik hem goed begrijp. “De roeping van de mens is mens te zijn”, schreef Multatuli. Bijdragen aan het genieten van de Ander zou volgens Levinas gelijkstaan aan tegemoet komen aan menszijn. Ik onderschrijf dat alles, probeer dat, en ik ontvang ook daardoor veel geluksmomenten terug. Of er een verband is, weet ik niet eens zeker. Ik ervaar hoe dan ook naar mijn wellicht bekrompen idee – naast getob en gepieker – bovengemiddeld veel volmaakt-geluksmomenten.

Deels heeft dit alles natuurlijk te maken met het toeval dat ik nog gezond kan leven; overweldigende overvallen (eens dankzij mijn tegenwoordigheid van geest op dat moment), vreselijke verkeersongelukken (mede dankzij een airbag, door een net-goed aflopende valpartij en eens op een toevallig nippertje na) en zorgelijke ziektes (mede dankzij vitaal erfelijk materiaal) zijn me bespaard gebleven. Anderdeels weet ik mij omringd door een aantal mensen bij wie ik me thuis voel, door wie ik gewaardeerd wordt en bij wie ik mezelf kan zijn. Toch vraag ik me vaak af: “In hoeverre zijn mijn geluksgevoelens nu mijn eigen verdienste?” Wie kan ik verder nog van harte danken zo’n gelukspoeper te zijn?