Een onvolledige quote

In 1977 was het afgelopen met de verplichte vermogensaanwasdeling; de door de regering voorgenomen afgedwongen plicht werknemers te laten delen in de bedrijfswinsten met behulp van collectief beheerde aandelen. Het CDA ging met de VVD regeren. Daarna stemde de Nederlandse bevolking steeds rechtser, totdat de VVD het laatste decennium zelfs de minister-president mocht leveren. In plaats van ‘vrijheid van gebrek en vrees’ werd de ‘vrijheid zoveel geld bij elkaar te schrapen dat er geen eind aan komt’ het streven van de wisselende Nederlandse coalitiepartijen.

Tot nu, nu de koopkrachtcijfers negatief staan en degenen die in Nederland hun hoofd nog altijd wel boven water konden houden ook in armoede kopje onder dreigen te gaan, terwijl de Nederlandse economie blijft groeien.

De feiten volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek: het afgelopen jaar groeide de economie met 5,6% (gecorrigeerd voor inflatie) en rekening houdend met de gestegen prijzen daalde de cao-lonen met zo’n 7% (waarbij geen rekening gehouden is met de geldontwaarding). Het verschil tussen wat ‘we’ armer werden en rijker zit grotendeels bij bedrijven en hun eigenaren: Shell maakte in 6 maanden tijd € 20.000.000.000 winst; € 250.000 per werknemer. Unilever maakte € 40.000 winst per werknemer, Douwe Egberts’ moederbedrijf € 33.000 en zo kunnen we nog even doorgaan.

En gaat het kabinet nu een winstbelasting instellen? Welnee, veel te opzichtig overheids-ingrijpen waar ‘de vrije markt’ de problemen moet oplossen. Het is een soort religie dat de overheid in de samenleving een marginale rol dient te spelen. Het kabinet roept bedrijven dus vriendelijk op de lonen te verhogen. Naar mijn verwachting gaat dat dezelfde zoden aan de dijk leggen als het kabinetsbeleid – vervreemd van schaamte dàt sommige mensen in Nederland afhankelijk zijn van voedselbanken – de afgelopen 40 jaar aan de dijk gelegd heeft: een steeds grotere kloof tussen arm en rijk, doodgewoon omdat werken nagenoeg niet loont en speculeren met geld wel. “We moeten beseffen dat we collectief een stukje armer worden”, zei D66-minister Sigrid Kaag vorige maand, omdat ze kennelijk niet over de groeicijfers geïnformeerd is. Maar haar quote was wat mij betreft nog niet af: “omdat we nu eenmaal gewoon geworden zijn via onze belastingen geld van arm naar rijk te laten stromen”, voeg ik daarom zelf maar toe.

Bron, naast mijn geheugen en Wikipedia: “Winst”, de Economie-column van Mirjam de Rijk in DeGroeneAmsterdammer van 24 augustus 2022.

Hoe onze vrijheden te benutten?

CETA, TiSA en TTIP, onthoud die afkortingen, zullen na wat verdieping volgens mijn bescheiden mening de mensheid en ons weinig moois brengen; het zijn cadeautjes voor grootbedrijven. Niet omdat de standaard van producten erin omschreven wordt, maar omdat via die verdragen het grote geld verzekert is van haar winsten. In plaats van het beschermen van de burger in ‘de race naar het putje’ en van de concurrentiepositie van ‘kleinschalige’ Nederlandse bedrijven, mogen bedrijven gaan concurreren met bedrijven waar arbeidsomstandigheden, loon en milieuzaken anders, en vaak minder stringent dan hier afgesproken zijn en deze verdragen zetten de Nederlandse overheid door hun arbitrageparagraaf in feite buiten spel.

Elk besluit van de Nederlandse overheid om over arbeidsomstandigheden, loon of ons milieu meer recht te doen aan wat in onze regio van de wereld van belang is, kan na ondertekening van deze verdragen rekenen op miljoenenclaims, die betaald zullen worden van ons bijeengeschraapte belastinggeld, waarbij het Nederlands recht op een zijspoor gerangeerd is. En of u nu CDA, CU, D66, PvdA of VVD gestemd heeft, maakt (weer) niet uit.

Iedereen, die zich er meer in verdiept dan wat de mainstreammedia ons daarover voorschotelt, weet dat; dus jammer genoeg haast niemand 😉 Dat zie ik in dezen wel als het grootste probleem van deze tijd: de vrijheid zich goed te informeren, wordt nauwelijks benut, net als de vrijheid eens een minuut te nemen om de consequenties van ons beleid op ons te laten inwerken.

Nederland op 4

Gisteren zag ik na een prachtige wandeling een ekster op een gladgeschoren heg bij de Reeuwijkse Plassen in de weer met een rivierkreeft. Mocht het een van de Amerikaanse kreeften geweest zijn, dan zullen weinig deskundigen daar rouwig om zijn, maar ik vond het akelig hoe de ekster met zijn snavel hapjes uit het nog levende beest nam. Onaangenaam om te zien? Ja, maar vooral dat dat gebeurde. Dat het zo wreed in de natuur toe kan gaan.

Zo bemerk ik steeds gevoeliger te worden voor het leed van de ander. Waarom toch al dat lijden, zelfs als het – anders dan voor die onfortuinlijke rivierkreeft – voorkomen kan worden? Zeker in een rijk land als het onze, waarin volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek ruim 4% van de bevolking onder de armoedegrens leeft. Gaat het om politiek dan schaam ik me Nederlander te zijn. Zoveel onrecht dat onze overheden burgers (en aspirant-burgers; lees ‘assielzoekers’) aandoet, naast de in mijn ogen goede dingen waar eveneens werk van gemaakt wordt. Volgens mij is die kindertoeslag-affaire werkelijk slechts een topje van de ijsberg; een ijsberg waarvan de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag ons overheidsbeleid voor de betreffende ouders kwalificeerde als ‘ongekend onrecht’.

Volgens mij worden op heel veel vlakken de minst financieel-draagkrachtigen op een weinig humane wijze blootgesteld aan het delirium van deze tijd: marktwerking. Terwijl de meest financieel-draagkrachtigen eventueel goede advocaten kunnen inhuren, zichzelf en hun kinderen naar believen kunnen scholen, hetzelfde percentage aan inkomstenbelasting moeten betalen als alle andere Nederlanders, niet bij voorbaat verdacht zijn, weinig belasting over hun vermogen betalen, terwijl het hen bovendien mogelijk gemaakt is om hun rijkdom ongezien in belastingparadijzen onder te brengen. Panama Papers, Pandora Papers, Paradise Papers… Pardon voor de minister; huisuitzetting voor de ouder. Inmiddels schijnen we met elkaar alle sociale onrecht als best practise te zien en stemmen bij verkiezingen goedgemutst de veroorzakers van al dat leed terug op het pluche.

En dan het leed dat onze overheden in het buitenland veroorzaakt, onder meer door het toe te staan hulp te bieden om geld via Nederland naar belastingparadijzen weg te sluizen waardoor elders belastinginkomsten misgelopen worden, door hulp aan de armsten ter wereld te weigeren en onze ogen te sluiten voor ons aandeel aan de oorzaken van hun achtergesteldheid, door mee te doen om arbeid in lage lonenlanden en milieuvervuiling in corrupte landen te laten plaatsvinden (op zo’n uitgebreide schaal dat we speciale Fair trade-winkels hebben waar dat voor hun producten niet geldt), door ons omwille van de handel steeds zonder enig ethisch besef als schoothond van de Verenigde Staten van Amerika te gedragen, door internationale wapenverkopen omwille van de daarop gemaakte winst toe te staan.

En dat brengt mij bij de oorsprong van mijn kritiek: de vervulling van mijn militaire dienstplicht. Van binnenuit ervoer ik in 1974/1975 tot mijn schrik en verbazing de waanzin van onze denkwijze; van onze ratio. We hebben naar mijn mening ons paradijs deels in eigen hand, maar laten ons met bangmakerij en goed uitge-spindoctorde mooie praatjes in de luren leggen. Zo verdampt veel onderlinge solidariteit en laten we ons tegen elkaar uitspelen en verharden.

Nee, ik ga maar een stukje cello spelen en aan de wandel, en laat het bekvechten aan jullie over. Gisteren genoot ik na de buien met mijn vriendin, stappend over het natte gras, van de heldere zon over het Hollandse landschap met prachtige herfstkleuren. Vanmorgen genoot ik van de muziek, die ik met mijn cello-vriend instudeer, vooral op de momenten dat ons duet harmonieus en op elkaar ingespeeld klonk. Laat ons ons maar bekwamen in beroeren van de cellosnaren en kom me er niet mee aan dat we inmiddels volgens het nieuws van vandaag het op drie na rijkste land ter wereld zijn, want dan vraag ik mij weer hopeloos verdrietig af: “Over wiens ruggen?” en “Wie profiteren wel van die hoge plaats?

Over de betaalbaarheid van… Pensioenen

Ik ben ‘met pensioen’ zoals dat heet. Voor mij en voor veel mensen maakt de duur van hun loopbaan en de hoogte van hun pensioen het verschil tussen lichamelijke gezondheid, ontspanningsmogelijkheden, psychisch welzijn en de mate van stress.

Een constante in het politieke debat over pensioenen is dat het vernauwd wordt tot de betaalbaarheid ervan. En wanneer politici het woord ‘betaalbaarheid’ laten vallen, spreken zij nooit over investeringen in megalomane projecten, infrastructuur en software, ons koningshuis, onze deelname aan militaire interventies of de rijkelijke subsidies voor ondernemingen. Nee, wanneer ze over betaalbaarheid spreken gaat het over de olie van onze samenleving: onze gezondheidszorg, de ondersteuning van daaraan behoeftigen, onderwijs, de politie of uitkeringen zoals pensioenen.

Wie onze geschiedenis kent, weet dat pensioenen nooit het onderwerp van louter debat zijn geweest, maar de inzet van een lang volgehouden politieke en sociale strijd. Toen de Duitse rijkskanselier Otto von Bismarck in 1889 het eerste wettelijke staatspensioenfonds op poten zette was dat niet uit liefdadigheid, maar om het oprukkende socialisme een halt toe te roepen.

Arbeidersbewegingen en mensen als Domela Nieuwenhuis ijverden voor een recht op onderwijs, een verbod op kinderarbeid, gegarandeerde vervangingsinkomens bij ziekte, een wettelijke beperking van het aantal arbeidsuren, en dus ook voor een degelijk pensioenstelsel. Dàt vonden zij beschaving. Die heel verschillende eisen vertrokken van een zelfde, gemeenschappelijke bezorgdheid, te weten het terugdringen van de marktwerking uit het leven van arbeiders en de minst bedeelden; kom er nog maar eens om. Een leven lang overgeleverd zijn aan de grillen van de arbeidsmarkt, werd ooit als niet verenigbaar geacht met de mogelijkheid om een levenswaardig, vrij en zelfstandig leven te leven. En wat mij betreft terecht natuurlijk.

De vraag naar pensioenen zou niet losgekoppeld mogen worden van de vraag naar welk leven we hier met elkaar willen leiden.

Al die betaalbaarheidsdiscussies zijn inclusief pensioenhervormingen niets anders dan aanvallen op de posities van werkenden, die afhankelijk zijn van loon. Des te meer loon-afhankelijken er zijn, des te lager kunnen de lonen en slechter de secondaire arbeidsvoorwaarden van werkenden. Dus wordt langer doorwerken gepropageerd. Ze treffen in de praktijk vooral vrouwen, die – op de een of andere manier – veelal opdraaien voor de zorg voor echtelieden, kinderen en mantelzorg voor familieleden en ouders, waar betaalde krachten – om die zorg voor het leeuwendeel te verrichten – laag betaald worden, als ze al niet wegbezuinigd zijn. Daardoor ontvangen vrouwen vaak na hun arbeidzame leven ook nog eens een zeer laag pensioen.

Eén van de belangrijkste misvattingen is het idee dat we steeds ouder worden. We verwarren hierbij het gemiddelde (de levensverwachting) met de biologische houdbaarheidsdatum van de menselijke soort. Pensioenfondsen stellen hun uitkeringen voor de uitbetaling van het opgebouwde pensioen in op het bereiken van de 90-jarige leeftijd. In de afgelopen anderhalve eeuw zijn we erin geslaagd om steeds meer vroegtijdige sterfte uit te schakelen, waardoor de gemiddelde leeftijd gestegen is. Echter, de levensverwachting van een negentigjarige nu verschilt nauwelijks van die van een negentigjarige 150 jaar geleden. De mensen van vandaag zijn biologisch niet verschillend van de mens 100 of 1.000 jaar geleden. De maatschappij is veranderd. Onze leef- en werkomstandigheden zorgen voor gezondere mensen en betere overlevingskansen, maar de biologisch haalbare leeftijd is dezelfde gebleven. Evolutionaire processen hebben veel langere periodes voor aanpassingen (zoals ‘veroudering’) nodig.

Bovendien komen pensioenen meteen opnieuw in de economie terecht. Bij de arts, de bakker, de boekhandel en de groentenwinkel. Dat is absoluut niet het geval met de € 172.000.000.000 (ongeveer 1/3 van het totale bruto binnenlands product) die in 2019 officieel vanuit België naar belastingparadijzen weggesluisd werd. Het Nederlands equivalent daarvan heb ik niet paraat, maar wanneer we het over onbetaalbaarheid hebben zou ik hier misschien wel het eerst aan denken. De Nederlandse politici niet, want die zijn al decennia een notoire dwarsligger in ‘Europa’ om dit aan te pakken.

Sommigen stellen het pensioendebat ook nog eens voor als een tegenstelling tussen wie met pensioen is en wie werkt, maar de meeste gepensioneerden hebben net als ik hun hele leven gewerkt, waarbij zij hun pensioen opbouwden, en de meeste werkenden gaan ook ooit met pensioen. Wie het voorstelt alsof de pensioenen onbetaalbaar worden, draait de mensen een rad voor de ogen.

Nee, de concentratie aan rijkdom neemt al ruim 40 jaren toe en de onderlinge ongelijkheid groeit al die tijd. Tot mijn al-die-tijd-aanhoudende-verbazing stemmen we daar met elkaar voor. CDA, D66, Groenlinks, PvdA, VVD; wat dit betreft is het één pot nat. Het taartdeel voor de minst vermogenden wordt zo steeds kleiner. Dat is een maatschappelijke evolutie; een politieke keuze die dwars door de generaties heen loopt. De geleidelijke afbraak van een progressief belastingstelsel heeft daar ook aan bijgedragen. Het verdwijnen van de hoogste belastingschijven is uiteraard alleen die inkomens ten goede gekomen, die zo hoog waren dat ze op dat niveau belasting moesten betalen. En zo is het ook met het bezuinigen op onderwijs, welzijn en zorg, en het privatiseren van energie- en andere nutsvoorzieningen zoals in de zorg. In dezelfde tijd ontvangen private grootbedrijven allerlei subsidies, die uiteindelijk ten goede komen aan de aandeelhouders en eigenaren, die – godbetert – hun opgebouwde vermogen onmogelijk gedurende de rest van hun leven kunnen opsouperen.

De discussie gaat dus volgens mij helemaal niet over ‘betaalbaarheid’, maar gewoon zoals altijd over politieke prioriteiten; conservatieve, (vanwege de PvdD diervriendelijke,) neoliberale, populistische of socialistische.

Ondertussen ben ik blij met mijn goed toereikend pensioen. Gisteren genoot ik nog in het Amsterdams Concertgebouw van een concert-uitvoering door het Groot Omroepkoor en het Radio Philharmonisch Orkest. Zij speelden met een aantal solisten onder leiding van de gedreven dirigent Giampaolo Bisanti “Fedora”; een opera die de Italiaan Umberto Giordano in 1898 schreef. “Het was een zee van klanken, emoties en vervoering”, appte ik naar een broer. Echter, dat neemt niet weg dat de strijd tegen al het onrecht dat de machtigen de meutes aandoet wat mij betreft gestreden moet blijven worden en – nog steeds – politieke welgebekten behoeft.

Bronnen: “Het pensioendebat verdient beter dan versleten oneliners” door Patrick Deboosere en “Langer werken dan 65 is absurd, irrationeel en destructief” door Thomas Decreus via DeWereldMorgen op respectievelijk 9 en 10 september 2021.

Jaarlijks € 97.000.000

Dat is het bedrag dat overblijft na het betalen van een aanzienlijk dividend aan aandeelhouders, onderhoud van systemen, onderzoeksgelden voor innovatie (lees: ‘het businessmodel in te stellen op meer inhaligheid’) en privé-ruimtereisjes voor eigenaars. En dat bedrag van € 97.000.000 wordt gebruikt om de scheve verdeling van welvaart in de wereld enigszins recht te trekken en ziektes in Afrika… O, nee, om beleid van de Europese Unie zo te beïnvloeden dat de aandeelhouders en eigenaren voorlopig volop aan hun trekken blijven komen.

Volgens Tommaso Valletti, professor Economie aan de Imperial College Business School in London, zijn de lobbytechnieken van Big Tech niet anders dan die van andere bedrijven, koepels en multinationals. Het enige verschil is dat zij veel grotere budgetten aanwenden dan de andere aan lobbyen besteden.

Een van de beproefde technieken is volgens hem ‘agnotology’. De techniek waarbij lobbyisten proberen de politiek ervan te overtuigen dat er nog onvoldoende informatie is over het thema; dat er eerst meer onderzoek nodig is. Een techniek om het hele beleidsproces te vertragen. Agnotology is overigens eerder met succes gebruikt door de tabaksindustrie. Zo wisten we reeds in de jaren ’60 dat roken kanker veroorzaakt. Maar ze slaagde erin de wetgeving daarover meer dan 20 jaar te vertragen. Hetzelfde geldt voor de fossiele industrie en de impact daarvan op het klimaat: 40 jaar vertraging. En deze beproefde methode hanteert de Big Tech-industrie nu dus ook. Vertraging van de broodnodige regulering in deze sector, waar alles hypersnel gaat, betekent dat de EU-wetgevers niets anders rest dan achter de feiten aan te blijven hollen.

Na E-privacy & GDPR is het tijd voor DSA & DMA, hoog tijd wat mij betreft

In 10 jaar tijd hebben de grote technologische bedrijven alle andere industrieën overtroffen met hun lobbybudgetten. Reeds bij de EU-plannen rond E-privacy en de General Data Protection Regulation (GDPR), dat eveneens onnodig door agnotology vertraagd werd, hebben deze bedrijven veel energie en geld gestoken in allerlei gelobby.

Ook nu is het dus alle hens aan dek bij de grote tech-bedrijven om de geplande Europese reguleringen voor online-platformen te beïnvloeden, omdat ‘Europa’ met de Digital Services Act (DSA) een juridisch kader wil scheppen voor e-commerce en online-activiteiten. De wet omvat verschillende onderdelen, waaronder het ter verantwoording kunnen roepen van tech-bedrijven bij frauduleuze, illegale en schadelijke content. Deze wet wil ook een juridisch kader scheppen om platformen als Airbnb en Uber beter te reguleren en nationale overheden er enige grip op te geven. Daarnaast wil de EU met deze wet de gerichte online-advertenties reguleren wanneer daarbij verzamelde gegevens van gebruikers ingezet worden. Dit naar aanleiding van – onder meer – spelletjes op Facebook die op de achtergrond gebruikersdata verzamelden om daarna door Cambridge Analytica gerichte advertenties tijdens de verkiezingen in de Verenigde Staten van Amerika te laten tonen.

Een andere geplande wet, en eveneens een doorn in het oog van de grote tech-bedrijven, is de Digital Markets Act (DMA). Deze gaat over het reguleren van eerlijke handelspraktijken op de Europese digitale markt en zou in principe de buitensporige marktmacht van Big Tech aan banden leggen om ook ruimte te bieden aan de talrijke kleinere digitale bedrijven op de Europese markt. Een van de geplande maatregelen is bijvoorbeeld het verbod dat een bedrijf als Google haar eigen producten bovenaan in de zoekopdrachten plaatst, omdat dat ons als consumenten oneerlijke en te weinig keuze geeft.

Verder bereid de EU een wet voor om de praktijk van bundeling van verschillende producten door één Tech-bedrijf te verbieden, zodat gebruikers zich voor verschillende diensten slechts één keer hoeven aan te melden. En deze wet wil ook marktonderzoeken houden naar eerlijke concurrentie op de digitale markt en bedrijven aanpakken die dat belemmeren.

Gebruikersdata is het nieuwe goud

Kortom, gebruikersdata is het nieuwe goud. Steeds meer bedrijven zien de handel in gebruikersdata als een lucratief businessmodel, terwijl wij alle cookies accepteren om te bekijken, te beluisteren en te vinden wat we op internet zoeken. Via apps, op sociale media, tijdens spelletjes en wat niet meer verzamelen Big Tech-bedrijven gebruikersdata van de nietsvermoedende gebruiker en naïeve surfer.

De bedoeling van de wetten is deze online-praktijken te reguleren. Maar omdat ‘onbeperkt geld verzamelen’ in onze manier van leven – ook in de ogen van de argeloze burgers – het hoogste goed is, wordt er idioot veel geld tegenaan gegooid om de reeds veroverde macht te handhaven. Geld waarmee we de wereld ook jaarlijks mooier hadden kunnen maken.

Bron: “Google, Facebook en andere Big Tech spenderen record lobbygeld om EU-beleid te manipuleren” door Keltoum Belorf via DeWereldMorgen op 2 september 2021.

By the way, multinationals wenden enorme budgetten aan om Europese beleidsmakers direct en indirect te beïnvloeden via een perfide systeem van denktanks, experts en lobbygroepen met de bedoeling wetgeving naar hun hand te zetten. Het ontbreekt aan denktanks, geld en grote organisaties die de belangen van ons, de Europese consumenten, in ‘Brussel’ verdedigen.

En als we het dan toch over Big Tech hebben, ik ken niemand in Ierland maar binnen een uur na publicatie van dit blog hadden 4 bezoekers uit Ierland dit verhaal geopend en een van hen had meerdere pagina’s van mij op deze website bezocht…

Vrijheid van gebrek en vrees

Als ik het allemaal goed begrepen heb, werd na de Tweede Wereldoorlog in vooruitstrevende kringen van de Westerse Wereld gestreefd naar vier vrijheden:

  1. De vrijheid van meningsuiting
  2. De vrijheid van godsdienst
  3. De vrijheid van gebrek
  4. De vrijheid van vrees

Belangrijk motief hierbij was de nieuwe wereld te vrijwaren van fascisme en communisme. In Nederland maakten met name de premiers Willem Drees en Joop den Uyl van de Partij van de Arbeid zich hier sterk voor en dat leverde Den Uyl bij verkiezingen in 1977 voor de PvdA 52 zetels op; meer dan eenderde van heel de Tweede Kamer. Maar tegelijk behaalden andersdenkenden (conservatiever, linkser en rechtser) bijna tweederde van de Tweede Kamer. Dries van Agt van het Christen-democratisch Appèl werd premier en ging met de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie regeren.

Ruud Lubbers, een volgende fractievoorzitter van het CDA die premier werd, had met de zijnen sinds 1982 een nauwere opvatting van het begrip vrijheid, te weten

  1. De vrijheid zo rijk mogelijk te worden

Een vrije markt-economie en zo min mogelijk bemoeienis van overheden. Een kleine, tandenloze overheid. Die vrijheid zou volgens Lubbers en de zijnen, met name de econoom en secretaris-generaal van het Ministerie van Economische Zaken Frans Rutten en directeuren van de grootbedrijven van toen, iedereen ten goede komen. Een van Lubbers’ wapenfeiten is het Verdrag van Maastricht dat begrotingsdiscipline aan alle EU-landen oplegt.

In een later kabinet met Wim Kok als premier, de fractievoorzitter van de PvdA, werd vanaf 1994 de macht van vakbonden gebroken, want hij was na een vakbondscarrière ook geïnspireerd door het neoliberalisme, dat hebzucht als een maatschappelijke vrijheid opvat.

En nu streven we al decennia naar de vrijheid zoveel mogelijk hebzucht ten toon te spreiden en zijn we collectief de vrijheden van gebrek en van vrees vergeten. Daarbij ontnemen we onze kindskinderen ook nog eens de vrijheid op een bloeiende, leefbare planeet te wonen. En er is geen hond in de politiek die zich afvraagt wat economie eigenlijk is, hoe goed het is als die groeit, en voor wie die groei dan goed zou zijn. Zolang ‘de economie’ groeit heeft het kabinet goed werk geleverd. Wanneer die groei vooral voortkomt uit het afknijpen van werkenden, financiële speculaties, reclame-opbrengsten of wapenleveranties maakt dat niet uit; de regering leverde goed werk want het bruto binnenlands product groeide. Nou, ja, de Partij voor de Dieren heeft hier in het kader van zuinig zijn met grondstoffen en tegengaan van klimaatverandering als enige politieke partij kanttekeningen bij.

Het is achteraf een cruciaal momentum in onze vaderlandse geschiedenis geweest dat Den Uyl in 1977 niet met de linksere partijen (CPN, EVP, PPR en PSP) een coalitie kon vormen. Hij kwam in de oppositiebankjes terecht.

En nu zitten alle mensen, die met werken in plaats van met geld hun inkomen bij elkaar moeten schrapen, met de gebakken peren: lagere lonen en slechtere arbeidsvoorwaarden zodat winst maken voor bedrijven geoptimaliseerd wordt; afwaarderen van de progressieve inkomstenbelasting, loonmatiging en verlagen van vennootschapsbelastingen. Alsof bedrijven geen belang hebben bij een goed functionerende publieke sector moeten de belastingen maar vooral bij huishoudens opgehaald worden via de BTW, de verminderd progressieve inkomstenbelasting, de onroerendezaakbelasting en het verlagen van toelagen en uitkeringen. En de bedrijfswinsten gaan dan naar aandeelhouders en Chief Executive Officers, die meer geld voor zichzelf bij elkaar harken dan zij bij een lang leven kunnen uitgeven. Die plukken dus wel de vruchten van de vrijheden van gebrek en vrees. De andere 99% zoekt het maar uit.

Bron: “Fantoomgroei, Waarom we steeds harder werken voor steeds minder” door Sander Heijne en Hendrik Noten, sinds 9 juni 2020 uitgegeven door Business Contact met ISBN13-nummer 9789047013242 en 256 pagina’s dik.

Geruisloos ging dit jaar de Dag van Europa voorbij

Burgers binnen de Europese Unie (EU) hebben in ongelijke mate profijt van wat de interne Europese markt genoemd wordt. Een relatief klein, sterk van de export afhankelijk EU-land als Nederland heeft relatief veel voordeel. Burgers van zuidelijke lidstaten veel minder.
· Nederlandse burgers profiteren gemiddeld voor € 1.500 per jaar van de EU.
· Het welvarende (en door Covid-19 meest getroffen) Noorden van Italië komt niet verder dan € 1.000 per jaar; inwoners van de rest van Italië profiteren aanzienlijk minder van de EU.
· Spanjaarden profiteren gemiddeld voor € 590 per jaar van de EU,
· Portugezen voor € 500 per jaar en de
· Grieken voor € 400 per jaar.

Door belastingparadijs Nederland lopen andere EU-lidstaten bovendien via brievenbusfirma’s op de Zuidas in Amsterdam in totaal € 10.000.000.000 per jaar aan vennootschapsbelasting mis:
· Frankrijk loopt via de Zuidas € 2.700.000.000 per jaar mis,
· Italië € 1.500.000.000,
· Duitsland € 1.000.000.000 en
· Spanje loopt via de Zuidas bijna € 1.000.000.000 per jaar mis.
En als Nederland er nou rijk van werd, dan zou je het nog als handige roof kunnen zien; of supermodern ‘slimme aanpak’, maar Nederland vangt er ‘slechts’ € 2.200.000.000 van; bijna € 8.000.000.000 ‘lekt via de Zuidas weg’ naar weer andere belastingparadijzen.

In Italië en Spanje wordt de financiële steun door de EU ervaren als een emotionele noodzaak om met elkaar verder te kunnen. Mij lijkt dat een politieke realiteit: als de EU nu een bondgenoot in de hoogste nood niet helpt-zonder-vragen, dan zullen de anti-Europese krachten daar ongetwijfeld van profiteren.

En vergelijk het mislopen van vennootschapsbelastingen door Italië en Spanje nu met de € 1.000.000.000 die Mark Rutte en Wopke Hoekstra eenmalig wilden schenken als coronafooi, nadat Zuid-Europa te hoop was gelopen tegen de suggestie van Hoekstra dat eerst moest worden uitgezocht hoe het kwam dat sommige lidstaten (lees: die in Zuid-Europa) hun boekhouding niet op orde hadden. Dan begrijpt u misschien meer van de irritaties over de Nederlandse opstelling. Ook vraag ik me af welk christen-democratisch appèl Hoekstra daarmee aan zijn uniebroeders deed.

Daarnaast hebben we allemaal gezien hoe de ‘redding’ van Griekenland vanaf 2015 vooral de banken uit Duitsland, Frankrijk en Nederland ten goede kwam en desastreus uitpakte voor de Griekse bevolking, die moedig maar zonder enig succes ‘tegen’ gestemd had. Onder leiding van de zichzelf sociaal-democraat noemende Nederlandse minister Jeroen Dijsselbloem werden door de Eurogroep bijvoorbeeld de volgende maatregels genomen:
· Afdwingen dat de datum van verse melk van 3 naar 7 dagen verlengd werd zodat Nederlandse boeren hun melk sindsdien als verse melk in Griekenland kunnen verkopen,
· Een wet van 100 pagina’s in één artikel opstellen en afdwingen dat die op 15 juli 2015 in minder dan 24 uur werd goedgekeurd,
· Een wet van 1.000 pagina’s in 3 artikels opstellen en afdwingen dat die precies een week later eveneens in minder dan 24 uur werd goedgekeurd en
· op 14 augustus 2015 passeerde nog een wet van 400 pagina’s, die ook al in 24 uur moest worden goedgekeurd.
Is dit democratie of Piketty?

Financiële steun onder dergelijke voorwaarden zien de Italianen en Spanjaarden natuurlijk niet als een goed economisch recept.
En nu noemde ik Hoekstra en Rutte, maar zij handelden achteraf met de steun van een ruime meerderheid in onze Tweede Kamer. Dit onthult volgens mij opnieuw dat het Nederlandse debat over de Europese Unie zich grotendeels in voor ons winstgevende euro’s afspeelt en niet over ethiek gaat. De BV Nederland is gewoon een sprinkhaankapitalist, terwijl het anderen de les leest over deugdzaamheid.

Mij zou het geen verkeerde ontwikkeling lijken wanneer de Nederlandse EU-opstelling-in-Coronanood tot gevolg krijgt dat Italië een uittreding uit de EU gaat overwegen. Hoe moeten we anders een EU krijgen, die er voor de burgers is? Hoe moeten we anders de huidige realiteit stoppen dat met EU- en nationale overheidsprivileges grootbedrijven steeds maar groter en machtiger worden (en direct bij de staat aankloppen als er een ondernemingsrisico verkeerd ingeschat blijkt)?

Hoewel ik op straat (op anderhalve meter afstand) verneem dat we het in Nederland goed doen rondom Covid-19, is het niets meer of minder dan Piketty in de praktijk. We moesten ons – wat mij betreft – schamen (ik was daar al een tijd geleden mee begonnen).

En dit allemaal naar aanleiding van 9 mei jl.; de Dag van Europa. Omdat die dag, precies 70 jaar geleden, de Franse minister Robert Schuman een ambitieuze verklaring aflegde waarin hij voor een organisatie pleitte om Franse en Duitse productie van kolen en staal onder gemeenschappelijk beheer te plaatsen. Dat zou de kans op een nieuwe Europese oorlog minimaliseren. Dat beheer werd het aller eerste begin van de EU, zoals die nu vormgegeven is.

Bronnen: “Nederland leest anderen de les over deugdzaamheid maar gedraagt zich als sprinkhaankapitalist” door Marc Chavannes via DeCorrespondent april 2020, “Staatssteun aan KLM stroomt naar oliehandelaren en Iers belastingparadijs” door Ties Joosten op 6 april 2020 via FollowTheMoney en “Sta niet toe dat democratie wordt vernietigd waar ze is ontstaan” door Zoé Konstantopoulou, voorzitter van het Griekse parlement via DeWereldMorgen op 10 september 2015.

Onbaatzuchtige toewijding

Ik heb armoede meegemaakt. Op de Lagere school werd bijvoorbeeld gevraagd om onze ouders geld te vragen zodat Bep, dat ene meisje waarmee ik vanwege haar kapotte jas nooit mee speelde, mee kon met het jaarlijkse schoolreisje. Ik speelde bij vriendjes waar de stoelen kapot waren, waar het stonk, waar ik alleen mocht doortrekken als ik gepoept had. Nee, niet om door water te besparen onze ‘voetafdruk’ zo klein mogelijk te houden; dat was toen nog niet.

Ik heb vooruitgang meegemaakt. Achter elke voordeur kwam een bankstel, een televisie en een wasmachine, voor elk huis kwam een auto. Op vakantie gaan werd iets voor iedereen. Volksbuurten werden opgeknapt. Het ene Nederlandse kabinet na het andere viel over de grootte van het begrotingstekort, maar ik kreeg van diezelfde overheid wel net te weinig geld om toch nog rond te komen wanneer ik even geen werk had; er was even mee te leven.

Ik heb meegemaakt dat we allemaal ondernemer moesten worden. Juist wanneer onze overheid zich zou beperken tot haar kerntaken en een flink deel van haar dienstverlening zou commercialiseren, zou dat iedereen ten goede komen, was het idee. De op winst beluste banken, bejaardenhuizen, buurtvoorzieningen, energiebedrijven, hulpverleners, ondersteuners, scholen, spoorwegen, waterbedrijven, ziekenhuizen en zorgverzekeraars zouden gaan strijden om prijs en kwaliteit. Wanneer de overheid hen alle vrijheid gaf om te ondernemen, zou iedereen daarvan profijt hebben. Waar even geen rekening mee werd gehouden, is dat aandeelhouders er met de buit vandoor zouden gaan, dat bedrijven bedrijven zijn in plaats van een nutsvoorziening en dat sommige bedrijven te invloedrijk werden dat hun eventuele faillissement desastreuze gevolgen voor iedereen zou hebben.

We hebben het geweten, want dat allemaal was niet alleen een Nederlandse aangelegenheid. Ik maak mee dat mensen regionaal, nationaal en internationaal tegen elkaar opgezet worden, dat verknipte persoonlijkheden, net als Adolf Hitler in 1933, democratisch aan de macht gekomen zijn en ‘hun’ democratieën, net als Hitler indertijd, als een dictator besturen; dat argumenten niet meer tellen en dat opposities het nakijken hebben als ze al niet vernietigd worden. Dat publieke diensten in zoveel landen zwaar ondergefinancierd of geprivatiseerd zijn, dat – bijvoorbeeld – over heel de wereld 262.000.000 kinderen niet naar school kunnen; dat 10.000 mensen jaarlijks sterven omdat ze geen toegang hebben tot betaalbare gezondheidszorg. Vrouwen en meisjes zijn de grootste slachtoffers, maar ook ik kijk wel uit mijn ‘eigen risico’ aan te spreken.

Ik maakte onlangs nog mee dat er mondiaal tussen 2017 en 2018 om de 2 dagen een nieuwe miljardair bijkwam. En ik maak mee dat multinationals en superrijken lager belast worden dan in voorgaande decennia. Zo daalde het hoogste tarief van de inkomstenbelasting in rijke landen van 62% in 1970 tot 38% in 2013. Het gemiddelde tarief in armere landen is 28%. Het gemiddelde tarief voor de vennootschapsbelasting daalde in rijke landen van 49% in 1981 naar 26% in 2015. Slechts 4 cent van elke dollar aan belastinginkomsten, die in 2015 wereldwijd werd geïnd, kwam nog voort uit belastingen op vermogen, zoals eigendom of erfenissen. Ik maakte vorig jaar mee dat het vermogen van miljardairs met 12% toenam, een gemiddelde van $ 2.500.000.000 per dag, en dat het vermogen van de 3.800.000.000 mensen, die de armste helft van de wereldbevolking uitmaken, in datzelfde jaar 2018 met 11% afnam.

Ik weet nu dat de armste burgers het meest te lijden hebben wanneer publieke diensten worden verwaarloosd; met name vrouwen en meisjes. Arme meisjes worden het eerst van school gehaald als er onvoldoende geld beschikbaar is en vooral vrouwen en meisjes zorgen voor zieke familieleden als de gezondheidszorg faalt. De economische waarde van de onbetaalde zorg die vrouwen en meisjes wereldwijd uitoefenen, komt uit op $ 10.000.000.000 per jaar; 43 keer de omzet van Apple.

Toch fijn dat vrouwen en meisjes zorgtaken wel onbaatzuchtig op zich nemen, is het niet?

Bron: “Vermogen miljardairs in 2018 toegenomen met 2,5 miljard dollar per dag” door Oxfam – Solidariteit, via DeWereldMorgen op 21 januari 2019.

Een laag democratisch gehalte; te laag wat mij betreft

Ik gok dat het sinds de neo-liberaal Ruud Lubbers was (eerst lid van de KVP en sinds 1980 van het CDA), maar met de huidige coalitie van CDA, CU, D66 en VVD in de Tweede Kamer worden mij twee zorgwekkende zaken steeds duidelijker.
De eerste is dat de heersende opvatting in de Tweede Kamer er een is die neerkomt op wat goed is voor grootbedrijven, is goed voor iedereen. Ik deel die mening helemaal niet, maar je kunt zo’n opvatting hebben.
De tweede is dat we ons moeten afvragen of het democratisch gehalte van onze democratie nog wel voldoet aan de eisen voor een vitale parlementaire democratie.

Het recht van initiatief lijkt mij bij ons wel goed geregeld, en evenzo het recht van spreken en het stemrecht. Maar bij het vierde fundamentele element voor een parlementaire democratie gelijkheid gaat het hier te lande volgens mij al decennia fout; ik denk sinds Lubbers minister president was tussen 1982 en 1994. Nu met de afschaffing van de dividendbelasting voor buitenlandse investeerders komt pijnlijk aan het licht hoe gelijkheid in de Tweede Kamer ondermijnd wordt.

De drie-stappen-procedure is als volgt:
1.
Alle stemgerechtigden stemmen een verdeling van zetels in de Tweede Kamer (nagenoeg alle niet-stemmers weten niet dat ze hieraan mee-stemmen).
2.
Op basis van die zetelverdeling is er een procedure om een regering te vormen. Die komt neer op wie wil met wie regeren tegen welk politieke succes en tegen welke politieke prijs? Tot zover gaat het naar mijn idee goed. Maar dan wordt een strategie gevolgd waardoor het in deze stap toch al decennia fout gaat.
3.
Dat het volgens mij in stap 2 fout gaat, komt doordat de regeringspartijen een ‘regeerakkoord’ sluiten dat zo waterdicht mogelijk gemaakt wordt. Met dat laatste bedoel ik dat de regeringspartijen zich in dat proces van wie wil met wie verzekeren van meerderheden in de Tweede en Eerste Kamer waardoor de oppositie vrolijk initiatieven kan nemen, kan spreken en stemmen, maar dat haar doen en laten er niets toe doet (zolang de regering niet valt).

Met het afschaffen van genoemde dividendbelasting wordt eindelijk voor iedereen die kijken kan duidelijk dat zelfs thema’s die in geen enkel verkiezingsprogramma gestaan hebben in stap 2 door de Tweede en Eerste Kamer tot onaantastbare wet verheven kunnen worden. Laat staan hoe de onderhandelingsresultaten op basis van de politieke voorkeuren, zoals die in een regeerakkoord voor ieder die niet mee-onderhandelde uitonderhandeld blijken, door die Kamers gejast worden.

En nu het er op lijkt dat het daarmee geslagen gat in de begroting deels gedicht wordt door de vennootschapbelasting minder te verlagen, krijg ik niet het gevoel dat welzijn van het volk voorop staat. Ook verlaging van de vennootschapsbelasting staat dus geagendeerd door deze coalitie (en niet een verlaging van de loonbelasting voor de eerste twee schijven; wel een verhoging van de BTW die voor de laagste inkomensgroepen het hardst aankomt). Deze bedrijfsvriendelijke houding ten koste van een volksvriendelijke houding komt kennelijk voort uit de opvatting dat (groot)bedrijven in de watten leggen, iedereen vast ten goede zal komen. Met een toekomst waarin onze kinderen het materieel slechter gaan krijgen dan onze ouderen het gehad hebben, geloof ik daar geen snars van.

Ik zou zeggen dat we als handlangers van het grote geld onze dictators mogen kiezen en dat ons democratisch gehalte al jaren geminimaliseerd is tot, wanneer een coalitie om een of andere reden uitgeregeerd is, het zonder bloedvergieten mogen kiezen van onze nieuwe dictators die het grote geld weer gaan dienen. Oud ministers vertrekken dan nogal eens naar grootbanken of grootbedrijven. Mark Rutte te zijner tijd mogelijk terug naar Unilever voor een leuke job waarbij hij als beloning voor zijn gelegaliseerde diefstal vanuit de Staatskas het meervoudige van de Balkenende-norm binnen mag harken. Feitelijk vergaderen Tweede en Eerste Kamer voor de bühne om de besluiten uit het regeerakkoord er door te jassen waarbij de niet-regeringspartijen vrijelijk initiatieven mogen nemen, spreken en tegen-stemmen totdat ze een ons wegen. Toch wel mooi, dat wisselingen van regeringen zonder bloedvergieten gaan.

Een stuiptrekkende vakbond

Vandaag was ik bij het ‘FNV-offensief’, de in goed Nederlands Kick off van de Federatie Nederlandse Vakbeweging; weliswaar 30 jaar te laat, maar toch. Ik ervoer het als stuiptrekkingen van een vakbond-van-weleer. Een dagvoorzitter die blij is met de eerste die ‘actie’ scandeerde, nog blijer wanneer zo’n beetje iedereen ‘actie, actie, actie’ riep, waarbij de ‘actie’ beperkt bleef tot het ‘actie’ roepen. Wat een armetierige vertoning.

De voorzitter van de FNV had voor mij een weinig inspirerend verhaal. Ik koester al geruime tijd argwaan tegen deze vakbond, al ben ik er tot enkele jaren geleden wel altijd lid van geweest. In plaats van enige zelfkritiek deed hij net alsof ze daar bij de FNV na jaren intern gedoe onlangs eens een krant gingen lezen en toen vreselijk schrokken hoe arbeidsomstandigheden, arbeidsvoorwaarden en lonen voor werknemers intussen achteruit gehold waren. Hij probeerde stoer te doen met een herhaald ‘Dit pikken we niet’, waar ik liever niet dergelijke straattaal gehoord had. En zowel in de plenaire bijeenkomst als bij zijn nieuwjaarsspeech benadrukte hij dat de FNV maandelijks 4 à 5.000 nieuwe leden inschrijft. Over waarom ze ooit weggelopen waren geen woord. Bovendien, als succes teveel geëtaleerd wordt, krijg ik het idee dat het falen overschreeuwd wordt. Dat zal wel met mijn jeugd te maken hebben. Of met levenswijsheid. Toen ik in dat overvolle Tivoli/Vredenburg rondkeek, kreeg ik het vermoeden dat het aandeel laagstbetaalden wel erg groot was. Ik heb met die mensen te doen en realiseer me, vanuit de mensonwaardige behandeling van de flexwerkers bij een distributiecentrum van de HEMA, waar ik ook even toe behoorde: “Wat kunnen ze anders dan ‘actie, actie, actie’ roepen?

Nee, dan Hans Hoek. Dat bestuurslid mocht de FNV-analyse uitleggen. Hij deed dat zonder papiertje waarvan hij voorlas “O ja, hier ben ik. Dit pikken we niet.” Hoek stelde kort en bondig dat we niet moeten praten over marktwerking zonder daarbij de rol van de politiek te benoemen:
Onze politici maakte payrolling, uitzenden en ZZP-werk in plaats van vaste banen mogelijk.
Onze politici stonden toe dat prijsverschillen ontstonden tussen flex en vast, doordat flexwerkers niet onder een collectieve arbeidsovereenkomst hoefden te vallen, flexwerkers hoefden niet verzekerd te worden, voor flexwerkers hoefden werkgevers geen pensioen af te dragen en flexwerkers ontvangen geen ontslagvergoeding. Stuk voor stuk besluiten die in de Tweede en Eerste Kamer genomen zijn.
Verder subsidieerde onze politici de MKB-aftrek, de startersafstrek en de zelfstandigenafstrek. Zo werd iedereen in Nederland, die nog geen ZZP-er was geworden, flexwerker.

Ofwel, het ondernemersrisico werd zonder tegenprestatie van werkgevers door de politiek van werkgevers bij de werknemers verlegd: Is er geen werk, dan hoeft de flexwerker niet te komen. Is er wel werk, dan is de flexwerker verplicht wel te komen. Is er even geen werk, dan wordt de flexwerker dat ‘even’ niet doorbetaald.

Zie het voor je: 5 schilders werken aan de buitengevel van een mooi duur pand. De eerste is een flexwerker, de tweede heeft een tijdelijk contract, de derde is een uitzendkracht, de vierde is in vaste dienst en de vijfde is een ZZP-er. Ze krijgen alle vijf hetzelfde nettoloon. Deze schilders zullen vriendelijk voor elkaar zijn, maar werken slechts ogenschijnlijk samen: doordat hun werkgevers heel verschillende winsten overhouden van hun arbeid, hebben alleen de echt goed ondernemende ZZP-er en de flexwerker een grote kans op werkbehoud. Tot een van die twee kiespijn krijgt, natuurlijk.

Hoek stelde voor nu als uitgangspunt te kiezen:
1. Flex is prima voor piek en ziek (werkgevers)
2. Flex is prima voor vrij en blij (werknemers)
En het is prima dat werknemers het ondernemersrisico overnemen, maar alleen als dat beloond wordt:

Ad. 1. Beprijs flexwerk
Ad. 2. Beloon het risico dat werknemers nemen

Het ZZP-minimumtarief noemde Hoek een goede eerste stap.
Minimale pensioenafdrachten en AOV-plichten, verplichtingen aangaande de algemene oudersdom voorziening, zijn volgens hem de essentiële eerstvolgende stappen die nu gezet moeten worden. En het minimumloon voor flexwerkers moet van hem (en de FNV) omhoog: bij elk nul-urencontract, oproepcontract of tijdelijk contract en bij elke proeftijd moet het minimumloon naar € 15,= per uur.

Een FNV-voorzitter die pleit voor beter materieel voor defensie, dat ministerie dat nauwelijks nog iets met ‘verdediging’ te maken heeft maar met schendingen van humanitaire rechten op de Middellandse Zee en agressie in het kielzog van de Verenigde Staten van Amerika, diskwalificeert zich voor mij, maar…
Het is waar dat de materiële zekerheden sinds 1992 in Nederland voor veruit de meeste mensen in loondienst en voor de mensen die afhankelijk zijn van een uitkering systematisch zijn afgebouwd, lijkt me.
Het is waar dat de kwaliteit van werk sindsdien eveneens afgenomen is, lijkt me.
Het is waar dat ons uur-inkomen steeds lager wordt door bijvoorbeeld het verlagen van pensioenafdrachten en het afschaffen van seniorendagen, lijkt me.
Het is waar dat, terwijl buitenlandse aandeelhouders minder dividendbelasting hoeven te betalen, de publieke voorzieningen onverkort van ònze arbeidsinkomsten gefinancierd moeten worden, lijkt me.
Maar om hier nu allemaal nu pas mee te komen, aan de vooravond dat CETA ondertekend gaat worden, is wel super-last-minutwerk.

Nee, CDA, D66, Shell, VNO-NCW en VVD, alle vertegenwoordigers aan de onderhandelingstafel om het kabinetsbeleid te bepalen, zijn altijd wel eerlijk geweest over hun wensen ruim baan te geven aan het grote geld en de overheid te verzwakken waar ze maar verzwakt kan worden. Voor hen is een Nederlandse driekleur in de Tweede Kamer afdoend, ondernemerschap en concurrentie op de werkvloer een zegen zoals een vangnet voor kwetsbaren hen een vloek is en het enige dat echt telt is voor hen het vooruitzicht op banen waar ze na hun politieke stage als minister of staatssecretaris ver boven de Balkenendenorm uitbetaald gaan worden.
Nagenoeg alle Nederlandse politieke partijen ijveren nog steeds voor economische groei ook nu die groei al decennia niets oplevert voor mensen aan ‘de onderkant’ van de samenleving, integendeel, dat grotere bruto binnenlands product wordt bereikt door hen aan hun lot over te laten. Vrijwel alle linkse organisaties hebben er net zo goed een aandeel in gehad dat het zover als nu gekomen is, inclusief de FNV die in een dodelijke omhelzing met de PvdA verkeerde. Maar toch, dat verhaal van Hoek was voor mij de moeite waard.