Ik: Vanavond ga ik naar Veenhuizen voor een Muziekfestival daar.
Ander: Niet omdat je onlangs een borrel teveel op had, neem ik aan.
Weer een ander: Daarover heb ik een boek gelezen. Dat zal je zeker interesseren, over hoe dat er indertijd toeging. “Het pauperparadijs: een familiegeschiedenis”. Het was zo’n klein boekje, dat gedrukt was op bijbelpapier, zal ik maar zeggen. Van een uitgeverij, die eerder bijbels maakte en daarvoor dus de expertise in huis had. Suzanna Jansen had het geschreven.
Ander: Dus niet van die wielrenner, die in 1967 de Tour de France won, Jan Janssen. Of nee, dat was de Ronde van Spanje. Die had hij ook gewonnen. In 1968 won hij de Tour de France, die toen nog de Ronde van Frankrijk genoemd werd. Weten jullie dat de organisator van de Tour de France Henri Desgrange heette en hoofdredacteur was van het tijdschrift “L’Auto”.
Die andere ander weer: Ja, die schreef toch het bekende wielerboek “La tete et les jambes”. Dat blad heette overigens “L’Auto-Velo”.
Ander: Oh ja, en vanwege de gele papierkleur van dat tijdschrift kreeg de leider van de Tour ook een gele trui. Daar zijn later de blauwe trui, de bolletjestrui en de regenboogtrui bijgekomen. Dat zijn natuurlijk geen truien, maar sportshirts, made in China, als ze niet in Bangladesh gemaakt worden.
Nog een ander: Daar komen toch steeds cyclonen, tornado’s en vloedgolven voor?
Ander: Ja, de Volksrepubliek Bangladesh, want dat is het, heeft nogal wat problemen. Ook met arbeiders, die bewaakt in bouwvallen moeten werken. Gelukkig wordt dat Bangladesh-akkoord binnenkort waarschijnlijk verlengd. Ik vind het – als je het mij vraagt – wel belangrijk dat textielarbeiders daar beschermd worden.
Ander (tegen mij): Dat zal jij vast ook wel vinden, of maakt jou dat niets uit?
En zulk geklets hield het gezelschap, waarin ik elk jaar rond deze tijd een avond verkeer, uren vol. Tot de verjaardagsborrel, het hoofdgerecht en het nagerecht genuttigd waren. Dit waren slechts 2 minuten van die avond, die 3 uren op dezelfde energie – zal ik maar zeggen – voort kabbelde. Tussendoor had ik terzijde ook nog 2 werkelijke gesprekjes. Nèt op tijd om in te checken bereikten mijn vriendin en ik ons hotel.
De volgende dag luisterden we onder een heerlijk zonnetje op verschillende locaties in het voormalig concentratiekamp voor armen, bedelaars, landlopers en wezen een stel verrukkelijke voorstellingen op. Ik dacht terug aan de nu nog steeds bewaakte arbeiders in Bangladesh en stelde vast dat er door de tijden heen toch ook niet genoeg verandert.
De huisband van Podium Witteman, Fuze, had daar in Veenhuizen een prachtig programma samengesteld. Wij zagen de ongepolijste Lidy Blijdorp virtuoos haar cello bespelen, het lollig en vaardig Nieuw Amsterdams klarinetkwartet, natuurlijk ook de boeiend vertellende Suzanna Jansen met een indringend verhaal over ‘Catootje en de eik’ precies op de plaats waar het verhaal in 1828 begon, de amusante Sterre Konijn met haar prachtig ensemble en nog zo wat. Al die muziek, het geamuseerd publiek, dat indringende verhaal van Catootje, de zon op de verschillende terrassen en tuinen waar we nu naar believen (met een kaartje) in en uit konden lopen; het werd me soms even teveel, zodat ik een traan uit mijn ogen moest pinken.
Kortom, het was een prachtige dag waarop we van plek naar plek heen en weer fietsten, tijd vonden om oud-bekenden van mijn vriendin te spreken en enkele voor haar dierbare plaatsen te bezoeken.
De volgende dag keerden we weer huiswaarts via een familielid van mij, anderhalf museum, een restaurantbezoek en een wandeling waarbij we – alsof het niet op kon – onverwacht getrakteerd werden op een concert vanuit een waterpartij. Dat had dan weer met het Oranjewoudfestival te maken.