Ik ben geboren in 1953 en ben me van kinds af aan bewust in een bijzonder interessante tijd en plaats op de wereld te leven. In Nederland heb ik heel mijn leven al weinig te vrezen van ongelimiteerd onrecht en/of enige andere vorm van terreur.
En vanuit Nederland, met haar mogelijkheden voor haast iedereen om zich nagenoeg ongelimiteerd te informeren over van alles en nog wat, kan ik mij over heel veel op de hoogte stellen. Dat ik er van mijzelf nog een eigen leven op na wil houden is de belangrijkste beperking niet over alles het meest belangrijke te weten.
Daarnaast maak ik de ontwikkelingen in Nederland mee. In mijn ouderlijk gezin kregen we het financieel en materieel steeds beter totdat berichten verschenen dat Nederland ‘bijna af’ was. Dat was in de jaren ’70. Daarna werd de verzorgingsstaat stukje bij beetje afgebroken met inmiddels alweer 40 jaar politieke beloftes dat we het door die afbraak steeds beter zouden krijgen. Nederland is inmiddels allang niet meer ‘bijna af’.
Wat politieke beloftes in verkiezingstijden waard zijn, denk ik na enkele zware teleurstellingen inmiddels wel te weten. Ik houd me er doof voor en beoordeel politieke partijen en politici op hun stemgedrag en hun verklaringen gedurende de afgelopen 4 jaar.
De inkomens en vermogensongelijkheid loopt in de wereld en ook in Nederland uit de hand.
Multinationals bepalen wat we aanschaffen en zelfs wat we drinken en eten; er zijn nauwelijks nog zelfstandig ondernemende winkeliers.
Banken hielpen Nederland aan een indrukwekkend doel voor ons bijeengebrachte belastinggeld en mogen inmiddels weer vrijelijk hun gang gaan; de volgende financiële crisis tegemoet.
Degenen die zich van begin af aan voor hun levensonderhoud in Nederland hebben moeten melden bij voedselbanken, dreigen het nu zonder deze noodverziening te moeten doen. Dat heeft ermee te maken dat er in dit rijke land zoveel mensen niet in hun levensonderhoud kunnen voorzien dat er een beperking gesteld is aan het aantal jaren dat van deze – overigens voor een rijk land als Nederland beschamende – voorziening gebruik gemaakt mag worden.
En wat mij nog het meest intrigeert is dat het bewustzijn van het gevaar dat mensen voor elkaar kunnen betekenen afgenomen is. Het in mijn ogen onverantwoorde politieke beleid, dat onze Tweede Kamer sinds – laat zeggen – Balkenende in elkaar timmert, getuigd daarvan:
Sympathie voor verdragen die de verdragsteksten stellen boven nationale wetgeving; de Tweede Kamer is al akkoord gegaan met CETA waarin dit geregeld wordt.
Grondrechten en de universele verklaring van de rechten van de mens lapt de Kamer aan haar laars inzake bijvoorbeeld anti-Marokkanisme, Islamofobie en het wel weren van vluchtelingen, maar geen enkele actie ondernemen om ons aandeel in het ontstaan van stromen vluchtelingen richting Europa aan te pakken.
Het ondersteunen van regelgeving en wetgeving die het welzijn van mensen ondergraaft ten gunste van financieel beleid, lees het aan de liberale EU-regels voldoen van het begrotingstekort en begrotingsoverschrijdingen, waardoor de vraag steeds is: “Hoe betalen we …?” Vul maar in: AOW, gehandicaptenzorg, geestelijke gezondheidszorg, gezondheidszorg, pensioenen, uitkeringen, enzovoort. De vraag is niet: “Wat achten wij onszelf, gezien onze beschaving en de rijkdom van Nederland, verplicht te doen aan genoemde zaken?
In het algemeen kunnen we wellicht stellen dat mensen het in Nederland beter hebben dan in veel buitenland, maar de financiële zorgen voor grote groepen Nederlanders, die al langere tijd buiten de boot vallen, zijn bijzonder groot en groeiend en de mogelijkheden op vast inkomen voor deze mensen wordt stukje bij beetje – door het steeds verder afschaffen van voorzieningen – steeds kleiner.
Inmiddels zijn we eraan gewend geraakt dat – anders dan onze ouders – de volgende generaties het financieel en materieel in Nederland, zijnde een van de rijkste landen van de wereld, slechter krijgen dan de generaties voor hen. Politici die lagere belastingen bepleiten of een kleinere overheid wensen, werken volgens mij mee de overheid tandeloos te maken waar het aankomt op de bescherming van de zwakkeren in de samenleving – u en ik – tegen de sterkeren, zoals aandeelhouders, grootbanken en grootbedrijven. Terwijl ik de bescherming van de machtelozen tegen de machtigen als dè kerntaak van de overheid zie. Maar de politiek kiest kamerbreed voor de economie van de grootbanken en grootbedrijven en laat zich al decennia weinig gelegen liggen aan de economie van uw en mijn huishoudboekje. Inmiddels is het heel gewoon dat in een gezin beide ouders inkomen moeten verwerven en dan nog moeite hebben rond te komen, waaraan de flexibilisering van wat ‘arbeidsmarkt’ genoemd wordt ook een zware wissel trekt op de bestaanszekerheid van gezinnen.
Wat politieke beloftes in verkiezingstijden waard zijn, denk ik na enkele zware teleurstellingen inmiddels wel te weten. Ik houd me er doof voor en beoordeel politieke partijen en politici op hun stemgedrag en hun verklaringen gedurende de afgelopen 4 jaar. Dat biedt mij een beter houvast – hoop ik – dan me te laten overtuigen door verkiezingsbeloften waarover ik na de stemming op 15 maart begrip moet hebben dat ze niet nagekomen worden in ons staatsbestel waarin politieke partijen door ‘te geven en te nemen’ hun politieke macht verdelen.
Ik denk te zien hoe desastreus liberaal beleid de afgelopen 4 decennia heeft uitgewerkt op ons dagelijks leven en ons denken. En één ding weet ik daardoor al bijna zeker: ik stem niet op een liberale politieke partij. Dus van de 28 partijen, die straks meedoen, valt voor mij volgens een ruwe schatting zo al zo’n 75% af. En verder blijf ik genieten van deze voor mij interessante tijden.