Gisterenavond kwam ik na het avondeten thuis. Bij een vriend had ik tofu, op zijn Chinees klaargemaakt, met groenten en bami gegeten. Ik besloot nog even een haardvuur te maken. Slecht voor het milieu, ik weet het, maar ik deed het toch. Al snel knapperde het vuurtje in mijn woonkamer. Ik zette me op een stoel er tegenover.
Mijn gedachten gingen naar de afgelopen dag. Op de fiets naar Utrecht had ik herinneringen gehad aan mijn jammerlijke gedachten over een gesprek, ooit met een vriendin. In Utrecht sprak ik een andere vriendin onder meer over mijn gedachten over dat gesprek met die eerste. Daarna was ik naar een vriend gegaan, waarmee ik allerlei gesprekken had gevoerd, waaronder… Juist. En toen die tofu met groenten en bami.
Kijkend in het vuur gingen mijn gedachten naar de afgelopen week. Gesprekken en informatie. Indrukken en stilte. Waken, stilzitten en slapen. Mooi woord eigenlijk: ‘indrukken’. Alsof je een versteende voetafdruk van een dinosaurus vindt, zo vind ik herinneringen terug die ‘indruk’ op mij gemaakt hebben.
Wat is nu echt belangrijk? mijmerde ik bij mezelf.
Wat, van wat ik deze week heb meegemaakt, doet er toe? preciseerde ik.
Kan ik dat nu al weten, of weten we dat altijd pas langer achteraf?
Ik deed een blok hout op mijn vuurtje om het aan te houden en liep naar de koelkast voor een glas wijn.
Waarom alcohol? Mijn vriend-van-de-tofu doet mee om 40 dagen geen alcohol te drinken. Omdat hij eerder begonnen is dan na carnaval, is hij nu al op de helft. Hij merkt positieve verschillen.
De druivensap in mijn koelkast is waarschijnlijk niet goed meer. Net als de bosvruchtensap. In de cassis heb ik geen zin.
Met een glas water zet ik mij weer voor het vuur.
Hoe zou ik deze tijd omschrijven? Trump? Rutte? Nee, niet die van Halbe Zijlstra of Thierrie Baudet.
De tijd waarin heel de wereld zich niets aantrok van het lot van de Palestijnen? En van de Grieken, Rohingya, Tibetanen, de nog overgebleven Indianen; van alle Vreemden; de tijd waarin wij-en-zij-denken na de Tweede Wereldoorlog weer mode werd?
De tijd waarin we de klimaatproblemen begonnen te onderkennen maar niet bereid waren iets aan onze levensstijl te veranderen?
Toen had ik geen gedachten meer; keek enkel naar het vuur dat mij verwarmde.
Ik nam nog maar eens een slok water.
Geknesper.
Vlammetjes en één heel lange, sierlijk van onder naar hoog.
Ik wil weten hoe het met een familielid van mij gaat; morgenochtend bellen. Niet nu.
Het is alsof een miniwind door de vlammen raast.
Zo zat ik misschien wel vijf minuten. Misschien een kwartier. Tijdloos en stil zoals het geluid van de golven op het strand me aan stilte kan doen denken. In het geluid van golven aan het strand kan ik alles horen; stilte, maar ook vage gesprekken of muziekstukken.
Het geknesper in mijn vuurtje deed me ineens denken aan bigbandmuziek. Onlangs gehoord in TivoliVredenburg. De klankkleur herinnerde mij aan de tijd dat ik speelde in het Utrechts Jazzorkest en bij Jubal waar ik trombone leerde spelen. Indrukken.
Hi, hi.
Dat is het! Wat er echt toe doet is wat ik deed en doe.
Of ik nu samen muziek maak, gedachten uitwissel, stilzit, slaap of mijn werk uitmuntend doe. Het gaat om ‘wat’: ‘Ik heb een steen verlegd,
in een rivier op aarde.
Het water gaat er anders dan voorheen.
De stroom van een rivier, hou je niet tegen
het water vindt er altijd wel een weg omheen.
Misschien eens gevuld, door sneeuw en regen,
neemt de rivier m’n kiezel met zich mee.
Om hem, dan glad en rond gesleten,
te laten rusten in de luwte van de zee.
Ik heb een steen verlegd,
in een rivier op aarde.
Nu weet ik dat ik nooit zal zijn vergeten.
Ik leverde bewijs van mijn bestaan.
Omdat, door het verleggen van die ene steen,
de stroom nooit meer dezelfde weg zal gaan’, zong Bram Vermeulen ooit. Dat is wat er voor mij toe doet: de steentjes, die ìk heb verlegd. Vandaag, gisteren en daarvoor.
Het vuur liet ik uitbranden tot het gloeide; tot het hier en daar nog gloeide. Ik schonk mezelf een glas witte wijn in, poetste mijn tanden na gerag en geflos, waste mijn nek en ik ging naar bed. Het glas wijn plaatste ik naast mijn bed.
Vanmorgen stond het er nog, net zo vol als ik het gisteren had ingeschonken.
Na opstaan, wassen, ontbijten en bellen dacht ik bij mijzelf: Welk steentje ga ik vandaag in welke rivier verleggen? Wat voor moois ga ik vandaag bijdragen aan de wereld inclusief mijn familie, vrienden en aan mijzelf?
“Wat voor moois nog meer? preciseerde ik.
Hi, hi.