Na een zondagse dagwandeling langs de Waal belandden we aan het begin van de avond in de moestuin van kasteel Neerijnen. De aangrenzende Nederlands Hervormde kerk dateert uit de 14de eeuw, het kasteel Neerijnen, dat dienst doet als gemeentehuis, uit 1720 en de moestuin waar wij waren van begin 20ste eeuw. Logisch dat deze omgeving als ‘beschermd dorpsgezicht’ is aangewezen, met ‘cultuurhistorische waarde voor de plaatselijke bevolking’. Toch bleek deze romantische omgeving verbonden met tragiek in zijn ergste vorm: kinderleed.
De inmiddels ontvolkte moestuin was aan het begin van deze avond nog voor ons toegankelijk en we konden genieten van de bloemenpracht en bijbehorende geuren. Dit is zo’n omgeving waarvan ik me niet kan voorstellen dat die ook aan verandering onderhevig is. Ergens is een schuur was iemand aan het werk. Na even kwam hij naar buiten in zijn buitenissige kleding: een zwart habijt van goede kwaliteit met keurige goede schoenen daaronder. Zijn witte baard contrasteerde mooi op zijn zwarte pij. Zijn verwilderde witte wenkbrauwen completeerden deze gestalte tot een zonderling. Hij had een kuiken verzorgd, vertelde hij. We raakten aan de praat en hij bevestigde al snel mijn vooroordelen door te vertellen dat hij ‘een kluizenaar’ is. Geïnteresseerd in dit vak, dat immers geen van mijn kennissen beoefent, vroeg ik hoe hij kluizenaar was geworden. Hij vroeg daarop of wij de tijd hadden.
Hij begon te vertellen over zijn carrière bij de periode van zijn leven dat hij poppenspeler was. Daarop reageerde ik met de uitroep dat hij dan ‘Jozef van der Berg’ moest zijn, de artiest die een van zijn voorstellingen begon met de openingszin: “Wie zit hier nou vast? U of ik?”
Immers, wanneer het publiek 30 jaar geleden de Blauwe Zaal in Utrecht betrad, bracht ik in herinnering, zag het rechts stoelen; kennelijk bedoeld om op plaats te nemen. Links zag het voor een decor dat een kasteel voorstelde een man staan die was vastgeketend in een schandblok. Nadat iedereen had plaatsgenomen en de zaalverlichting doofde, wenkte de man met zijn vastgeketende handen en vroeg ons als publiek wat dichterbij te komen, ‘omdat de afstand zo groot was’. Het publiek bleef zitten. Ik ook. Daarop kwam de man met hoofd en handen vastzittend in het schandblok naar zijn publiek en plantte het schandblok vlak voor ons, vragend “Wie zit hier nou vast? U of ik?”
Het daarop volgende verhaal van Jozef van den Berg ken ik uit kranten. Ik nam de gelegenheid te baat om hem ermee te confronteren dat hij, een artiest die zijn publiek naar mijn mening ‘wat te vertellen heeft’, ons zijn inzichten inmiddels 27 jaren heeft onthouden. En dat ik mij, nee, dat ik nu ik hem sprak hem afvroeg hoe hij aan zijn kinderen uitlegde dat hij hen verlaten heeft. Immers, op 12 september 1989 legde hij rondom het overlijden van zijn broer zijn toegestroomd publiek voor de nieuwe voorstelling “Genoeg gewacht” uit dat hij nooit meer zou spelen en dat het publiek het betaalde geld zou kunnen terugkrijgen bij de kassa, bracht Van den Berg in herinnering.
Hij legde ons in die geurige moestuin uit wat voorafging. Even rende hij er vandoor omdat moestuinkippen door een hond werden belaagd. Bij de try-outs van “Genoeg gewacht” ontving hij vingerwijzingen dat hij bijna op de juiste weg was, maar net niet helemaal. Hij voelde toen en voelt zich nog steeds door zijn god geroepen.
Misschien wel die ene van die aangrenzende Nederlands Hervormde kerk. Misschien de god die hoorde bij zijn Katholieke achtergrond. Zijn zoektocht eindigde 27 jaar geleden in het vinden van – naar zijn inzicht – ‘De Waarheid’. In dat geval zou hij een gids zijn. Maar wel een gids die zijn gehoor leidt naar een god, die van zijn kinderen het offer vroeg vaderloos op te groeien. Net als de god van Abraham deze man naar verluid vroeg zijn zoon te offeren. De aandacht van dat laatste verhaal gaat naar de menselijke hoofdpersoon. Mij valt op dat aan het trauma, dat Abraham zijn zoon Isaäk daarbij ongetwijfeld bezorgde, geen hoofdstuk, geen alinea, geen zin, geen woord wordt gewijd.
Zo ook in het verhaal van Van den Berg, die mij desgevraagd over zijn kinderen vertelde van hen te verlangen om ‘te wachten’. Inmiddels dus 27 jaar. Je zult maar een artistieke, oprechte, sensitieve, wijze vader hebben die je in de steek laat. Of zo’n partner. Of zo’n familielid. Of zo’n vriend. Of als publiek zo’n idool. Wat doen sommige ouders hun kinderen een leed aan zonder dat ik daarvoor enige noodzaak zie. Nee, volgens mij kàn het besluit van Van den Berg niet juist zijn. De uiteindelijke vraag is: “Wie zit hier nou vast, hij of ik?
Bron: “Monumentenlijst” van de gemeente Neerijnen over kadestraalnummer ‘D340 Waardenburg’.
Dit blog schreef ik op 19 juli 2016. Hij stond eerder op de voorloper van deze website ‘www.gerardus.blog.com’.
________________________
* Naar Herman van Keeken (1971): (…)
’t Was voor beiden beter dat ik weg zou gaan
Ik keek nog even om halverwege het station
‘k Zag m’n dochtertje. Ze vloog achter me aan. Ze snikte
Pappie loop toch niet zo snel
Pappie loop toch niet zo snel
Loop wat zachter, toe
Want ik ben al zo moe
Pappie loop toch niet zo snel
(…)