Vandaag was ik bij het ‘FNV-offensief’, de in goed Nederlands Kick off van de Federatie Nederlandse Vakbeweging; weliswaar 30 jaar te laat, maar toch. Ik ervoer het als stuiptrekkingen van een vakbond-van-weleer. Een dagvoorzitter die blij is met de eerste die ‘actie’ scandeerde, nog blijer wanneer zo’n beetje iedereen ‘actie, actie, actie’ riep, waarbij de ‘actie’ beperkt bleef tot het ‘actie’ roepen. Wat een armetierige vertoning.
De voorzitter van de FNV had voor mij een weinig inspirerend verhaal. Ik koester al geruime tijd argwaan tegen deze vakbond, al ben ik er tot enkele jaren geleden wel altijd lid van geweest. In plaats van enige zelfkritiek deed hij net alsof ze daar bij de FNV na jaren intern gedoe onlangs eens een krant gingen lezen en toen vreselijk schrokken hoe arbeidsomstandigheden, arbeidsvoorwaarden en lonen voor werknemers intussen achteruit gehold waren. Hij probeerde stoer te doen met een herhaald ‘Dit pikken we niet’, waar ik liever niet dergelijke straattaal gehoord had. En zowel in de plenaire bijeenkomst als bij zijn nieuwjaarsspeech benadrukte hij dat de FNV maandelijks 4 à 5.000 nieuwe leden inschrijft. Over waarom ze ooit weggelopen waren geen woord. Bovendien, als succes teveel geëtaleerd wordt, krijg ik het idee dat het falen overschreeuwd wordt. Dat zal wel met mijn jeugd te maken hebben. Of met levenswijsheid. Toen ik in dat overvolle Tivoli/Vredenburg rondkeek, kreeg ik het vermoeden dat het aandeel laagstbetaalden wel erg groot was. Ik heb met die mensen te doen en realiseer me, vanuit de mensonwaardige behandeling van de flexwerkers bij een distributiecentrum van de HEMA, waar ik ook even toe behoorde: “Wat kunnen ze anders dan ‘actie, actie, actie’ roepen?”
Nee, dan Hans Hoek. Dat bestuurslid mocht de FNV-analyse uitleggen. Hij deed dat zonder papiertje waarvan hij voorlas “O ja, hier ben ik. Dit pikken we niet.” Hoek stelde kort en bondig dat we niet moeten praten over marktwerking zonder daarbij de rol van de politiek te benoemen:
Onze politici maakte payrolling, uitzenden en ZZP-werk in plaats van vaste banen mogelijk.
Onze politici stonden toe dat prijsverschillen ontstonden tussen flex en vast, doordat flexwerkers niet onder een collectieve arbeidsovereenkomst hoefden te vallen, flexwerkers hoefden niet verzekerd te worden, voor flexwerkers hoefden werkgevers geen pensioen af te dragen en flexwerkers ontvangen geen ontslagvergoeding. Stuk voor stuk besluiten die in de Tweede en Eerste Kamer genomen zijn.
Verder subsidieerde onze politici de MKB-aftrek, de startersafstrek en de zelfstandigenafstrek. Zo werd iedereen in Nederland, die nog geen ZZP-er was geworden, flexwerker.
Ofwel, het ondernemersrisico werd zonder tegenprestatie van werkgevers door de politiek van werkgevers bij de werknemers verlegd: Is er geen werk, dan hoeft de flexwerker niet te komen. Is er wel werk, dan is de flexwerker verplicht wel te komen. Is er even geen werk, dan wordt de flexwerker dat ‘even’ niet doorbetaald.
Zie het voor je: 5 schilders werken aan de buitengevel van een mooi duur pand. De eerste is een flexwerker, de tweede heeft een tijdelijk contract, de derde is een uitzendkracht, de vierde is in vaste dienst en de vijfde is een ZZP-er. Ze krijgen alle vijf hetzelfde nettoloon. Deze schilders zullen vriendelijk voor elkaar zijn, maar werken slechts ogenschijnlijk samen: doordat hun werkgevers heel verschillende winsten overhouden van hun arbeid, hebben alleen de echt goed ondernemende ZZP-er en de flexwerker een grote kans op werkbehoud. Tot een van die twee kiespijn krijgt, natuurlijk.
Hoek stelde voor nu als uitgangspunt te kiezen:
1. Flex is prima voor piek en ziek (werkgevers)
2. Flex is prima voor vrij en blij (werknemers)
En het is prima dat werknemers het ondernemersrisico overnemen, maar alleen als dat beloond wordt:
Ad. 1. Beprijs flexwerk
Ad. 2. Beloon het risico dat werknemers nemen
Het ZZP-minimumtarief noemde Hoek een goede eerste stap.
Minimale pensioenafdrachten en AOV-plichten, verplichtingen aangaande de algemene oudersdom voorziening, zijn volgens hem de essentiële eerstvolgende stappen die nu gezet moeten worden. En het minimumloon voor flexwerkers moet van hem (en de FNV) omhoog: bij elk nul-urencontract, oproepcontract of tijdelijk contract en bij elke proeftijd moet het minimumloon naar € 15,= per uur.
Een FNV-voorzitter die pleit voor beter materieel voor defensie, dat ministerie dat nauwelijks nog iets met ‘verdediging’ te maken heeft maar met schendingen van humanitaire rechten op de Middellandse Zee en agressie in het kielzog van de Verenigde Staten van Amerika, diskwalificeert zich voor mij, maar…
Het is waar dat de materiële zekerheden sinds 1992 in Nederland voor veruit de meeste mensen in loondienst en voor de mensen die afhankelijk zijn van een uitkering systematisch zijn afgebouwd, lijkt me.
Het is waar dat de kwaliteit van werk sindsdien eveneens afgenomen is, lijkt me.
Het is waar dat ons uur-inkomen steeds lager wordt door bijvoorbeeld het verlagen van pensioenafdrachten en het afschaffen van seniorendagen, lijkt me.
Het is waar dat, terwijl buitenlandse aandeelhouders minder dividendbelasting hoeven te betalen, de publieke voorzieningen onverkort van ònze arbeidsinkomsten gefinancierd moeten worden, lijkt me.
Maar om hier nu allemaal nu pas mee te komen, aan de vooravond dat CETA ondertekend gaat worden, is wel super-last-minutwerk.
Nee, CDA, D66, Shell, VNO-NCW en VVD, alle vertegenwoordigers aan de onderhandelingstafel om het kabinetsbeleid te bepalen, zijn altijd wel eerlijk geweest over hun wensen ruim baan te geven aan het grote geld en de overheid te verzwakken waar ze maar verzwakt kan worden. Voor hen is een Nederlandse driekleur in de Tweede Kamer afdoend, ondernemerschap en concurrentie op de werkvloer een zegen zoals een vangnet voor kwetsbaren hen een vloek is en het enige dat echt telt is voor hen het vooruitzicht op banen waar ze na hun politieke stage als minister of staatssecretaris ver boven de Balkenendenorm uitbetaald gaan worden.
Nagenoeg alle Nederlandse politieke partijen ijveren nog steeds voor economische groei ook nu die groei al decennia niets oplevert voor mensen aan ‘de onderkant’ van de samenleving, integendeel, dat grotere bruto binnenlands product wordt bereikt door hen aan hun lot over te laten. Vrijwel alle linkse organisaties hebben er net zo goed een aandeel in gehad dat het zover als nu gekomen is, inclusief de FNV die in een dodelijke omhelzing met de PvdA verkeerde. Maar toch, dat verhaal van Hoek was voor mij de moeite waard.