Tobias paste in zijn rijtjeshuis met zijn vrouw Godelinde, zijn twee kinderen en zijn hond. Nou ja, hond? Hondje! Zijn kinderen van 9 en 6 keken nog tegen hem op en zijn vrouw hield van hem en van zijn inkomen. Tobias was blij met zijn werk als directeur van een flinke basisschool. Afwisselend werk met kinderen, docenten, ouders, de gemeente, maatschappelijke instellingen en wat niet al. “Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst”, zei hij zelfs op ongepaste momenten. Hij was op alle vlakken onomstreden en de school lag in een wijk met jonge mensen, dus wat kon hem gebeuren?
Hij wilde wat meer doen voor de mensen in zijn omgeving. Zijn relatie met Godelinde was stabiel; “Een heerlijke sleur”, zei hij als mensen er naar vroegen. Grote delen van de weekenden reserveerde hij voor zijn twee dochters, en ook doordeweeks wilde hij meedoen in het huishouden als hij van school kwam. Hij realiseerde zich niet dat het gewone alledaagse leven plaats gemaakt had voor de stilte voor een storm.
Tobias besprak met Godelinde dat hij één avond in de week in hun huis mensen wilde gaan masseren. Hij had eerder met zijn vrouw een cursus daarvoor gedaan en “Zou het niet leuk zijn om het geleerde in de praktijk te gaan brengen?”
Godelinde: “Je doet maar wat je niet laten kunt, als je aan mij-masseren niet genoeg hebt.”
Tobias: “Maar ik wil het samen, tenminste jij zoveel avonden als je wilt en ik op donderdagavond.”
“Ik heb mijn vader ook nog, Tobbekop.”
“Ja, natuurlijk, mijn godje.”
“En als ik dit nu toch ga opzetten?”
“In de kleine voorkamer? Je doet maar. Maar ik ga de mensen niet ontvangen.”
Tobias dacht zijn plannen goed uit en na verloop stond er een massagetafel in de kleine voorkamer. Via zijn school maakte hij bekend dat hij massages aan huis gaf. “Nee, het ging hem niet om het geld.”
“Nee, niet met een happy end.”
De eerste klanten kwamen voor € 10 per behandeling van zo’n drie kwartier en Tobias praktiseerde zich als een masseur op te stellen. Er volgden nog enkelen tot de tweelingzus van Godelinde vroeg – aan Godelinde – of zij zich ook mocht laten masseren door Tobias. “Je doet maar”, had haar zus gezegd, “als je er maar goed over praat met jouw Karel.
Ik wil geen gedoe in de familie.”
Tobias’ schoonzus was drie maanden geleden bij Tobias geweest. Na het vertrek van haar zus – ze hadden achteraf nog even gedrieën een glas wijn gedronken – voelde Godelinde zich er toch niet zo lekker mee.
“Hoe was het masseren vanavond, Tobbekop?”
“Ik heb haar borsten niet aangeraakt, hoor”, antwoordde Tobias, die gevaar rook.
“Hoe was het?”
“Net als de anderen.”
“Hoe voelen die anderen?”
“Iedereen voelt anders en jij het fijnst van iedereen”, probeerde Tobias de situatie te redden.
“Hoe was het?”
En nu kreeg Tobias de ingeving, die een storm zou inluiden: “Lief godje van me, als ik voel, voel ik niet de huid van een ander, maar ik voel mijn eigen vingers. Niets meer en niets minder.”
“Hmmm”, reageerde Godelinde. Ze had het er verder bij gelaten.
Bij het uitlaten van het hondje voelde Tobias een ongekend chagrijn van zich meester maken.
Die nacht kon Tobias niet in slaap komen. “Als ik voel, voel ik niet de huid van een ander, maar ik voel mijn eigen vingers”, spookte door hem heen.
“Als ik kijk, zie ik niet de ander, maar ik zie alleen wat ik zie van de ander”, varieerde hij.
“Als ik hoor, hoor ik niet alle geluid, maar alleen de geluiden waarop ik focus; misschien alleen de woorden die ik begrijpen kan. Alleen de zinnen die ik aankan.
Als ik denk, denk ik binnen mijn eigen denkraam, zou Marten Toonder de dwerg Kwetal laten zeggen.”
Zijn getob stortte Tobias in een poel van onzekerheid met levensvragen als Wat stel ik eigenlijk voor; eigenlijk? Feitelijk!?! Hij realiseerde zich dat zijn inzicht erger was dan in de bubble leven. Dat kon hij nog wel begrijpen. In een bubble leef je nog met andere, soortgelijke mensen; dit is een knellend, veel te klein luchtbelletje. Wat weet ik werkelijk? Van de werkelijkheid?
Voor het eerst in zijn leven voelde hij zich eenzaam. Voor het eerst vroeg hij Godelinde een paar keer om hem vast te houden. Voor het eerst liet hij zijn eten staan, maar voor zijn kinderen bleef hij de hen-toegewijde vader, die hij altijd voor hen geweest was. Godelinde begreep zijn uitleg voor zijn droevige gezicht niet. Adviseerde hem ‘hiermee op te houden’, en eiste tegen beter weten in meer aandacht. Hem liet het niet meer los alsof hij op de bodem van een oceaan in een eenpersoonsonderzeeboot zat met een uitgevallen motor: geen ontsnappen aan en blijven is ook geen optie.
Afgelopen weekend op een familiebezoek vroeg hij een tante van hem, toen hij haar naar de keuken gevolgd was, wat zij ervan vond; ‘de gevangenschap in zijn lijf’. Die tante reageerde enthousiast. Verbouwereerd hoorde hij haar vreugdekreten aan.
“Jochie, wat mooi! Je hebt god gevonden.”
Dit was wel het laatste wat hij van zijn atheïstische tante verwacht had.
“Mij maakt het somber”, wierp hij tegen, “alleen Judith en Yara doen er nog toe voor mij.”
“Beste Tobias, er is niets om somber over te zijn. Jij weet iets wat niet veel mensen weten, maar wat voor iedereen geldt. Ook voor mij.”
“Hoezo heb ik god gevonden?”
“Willem Kloos zei: ‘Ik ben een god in het diepst van mijn gedachten’. Die god van Willem Kloos heb jij gevonden.”
Tobias keek haar verbaasd aan.
“Of je bent goed onderweg.
Jouw inzicht, dat jij vergelijkt met een gevangenis, helpt jou bewust te maken van waar het echt om draait. Jouw inzicht gaat over ‘waarheid’.
Jezus, hoe moet ik het je uitleggen?
Jij…
Ieder kind wordt…
Nee, ik… Ik ben geboren met een open mind. Daarna werd me van alles aangeleerd en afgeleerd door jouw opa en oma: Foei!, Lief!, Stout!, Nee!, Afblijven!, Doe eens normaal!
Vervolgens werden er allemaal etiketjes op mij geplakt: ‘Je bent een egoïstisch meisje’, ‘Je kunt goed praten’, ‘Je bent wel scherpzinnig’. ‘Je bent niet te vertrouwen’. ‘Huilebalk’. ‘Als jij je zin maar krijgt’.
Pas toen ik op mijn achttiende het huis uit was, kon ik helemaal zelf bepalen met wie ik omging en met wie niet. Van mijn vriendenkring hoorde ik heel andere kenmerken van mij: ‘Je staat voor iedereen klaar’. ‘Bij jou kom ik tot rust’. ‘Jij kunt ook alles’. ‘Wat ben je snel’.
Weer veel en veel later kon ik veel van die etiketjes van me afschudden, mede dankzij Pim; oom Pim. Die is zo goed voor mij, zo vertrouwd. Alles wat ik met hem bespreek, is bij hem in goede handen.
Ik kreeg meer en meer zelfvertrouwen en waardering voor mijzelf. Mede door mijn werk natuurlijk. En wanneer ik nu emotioneel geraakt wordt, vandaag bij wijze van spreken, willen er oude of nieuwe beelden over mij nog wel eens terugkomen. Ik kan die dan vaak waarnemen op de manier waar jij het over had: ‘Ik ben het die voelt’; alsof ik het niet ben die boos of koppig is, maar dat de boosheid of koppigheid in mij de kop opsteekt.
Ik ben toch ook niet mijn boosheid? Ik ben toch niet mijn karakter? Ik ben ‘ik’, en kan allerlei emoties van mijzelf, en gedachten over mijzelf waarnemen. Alsof het oude vrienden zijn.
Juist daardoor kan ik vertrouwen. Juist daardoor kan ik liefde zijn. Juist daardoor kan ik zelfs mijzelf vertrouwen. Dàt is die god in mij: vertrouwen, liefde, zelfvertrouwen. Ik kan ook waarnemen! Bewust-zijn. Twee aan elkaar gekoppelde woorden. Begrijp je wat ik zeg?”
Tobias was alleen naar zijn tante aan het luisteren en reageerde niet.
“Tobias, juist daarom leg jij mij jouw probleem voor. Omdat ik jouw gevangenis-gevoel juist als iets moois zie; iets wat alleen mensen kunnen; dieren niet. Op de een of andere manier wist je dat je mij jouw probleem moest voorleggen.
“Dat zou best kunnen”, antwoordde Tobias.
“Jochie, jouw inzicht dat jij het bent die voelt wat hij voelt, die ziet wat hij ziet, die hoort wat hij hoort, is een inzicht waar mijn zus Godelinde heel veel aan zal hebben. Het is volgens mij”, zei zijn tante, “de eerste echte stap naar afpellen en werkelijk waarnemen. Het zal je nederig maken en trots. Het zal je duidelijk maken wat jouw toegevoegde waarde aan dit ondermaanse is, omdat je er achter gaat komen dat je niks meer en niets minder dan jouw ‘ik’ bent met dezelfde open mind die je had, toen je werd geboren. Geniet hier maar van en wees maar tevreden met jezelf; je bent het zelf die voelt; je bent goed bezig om vanuit jouw ‘ware natuur’ te gaan leven!
Jouw gevangenis-gevoel gaat je misschien in staat stellen om je met tomeloze liefde en vertrouwen te verbinden met Judith, met Yara, met Godelinde, met jezelf en met iedereen.
Zelfs met mij”, grapte ze er achteraan.