Mijn cello mocht niet mee op vakantie in de hooggebergten van de Pyreneeën. En na mijn vakantie heb ik haar (hem of het) naar een reparateur moeten brengen. Naast onderhoud moest er ook een zich aandienend probleem voorkomen worden. Een klus, die buiten mijn kunnen lag. Nu zijn we weer verenigd, mijn cello en ik.
Mijn spel is er door al dat niet-spelen minder op geworden, maar – gelukkig – ook niet veel slechter dan voor mijn vakantie. Het valt me niet heel gemakkelijk na 6 weken mijn cello weer ter hand te nemen en mezelf ermee te confronteren dat het nog niet gaat zoals ik graag zou willen. Ik heb van de centimeter hoge stapel aan oefenstof een selectie gemaakt; de stukjes die me redelijk afgaan eerst. Zou ik die stukjes in één keer doorspelen, dan heb ik ongeveer aan 20 minuten muziek, maar ik herhaal stukjes die niet goed genoeg gaan tot ze wel goed gaan. Met name geldt dat voor “At morn” van W.H. Squire (bewerkt door Alvin Buechner), dat ik eigenlijk uit mijn hoofd wil leren spelen, omdat het lastiger voor mij is dit stuk met al die herstellingstekens, kruizen en mollen van papier te spelen. Met mijn dagelijkse oefeningen voor mijn lessen ben ik nu elke dag ruim een uur aan het studeren.
Daarnaast heb ik nog voor zeker een uur muziek aan oefeningen in de rest van de stapel. Oefeningen die me minder goed afgaan of voorlopig ogenschijnlijk onmogelijk voor mij zijn. En daar kwam deze week muziek bij van het repertoire, dat mijn amateur-orkest voornemens is het nieuwe seizoen te gaan spelen. Ook daarop moet ik studeren. Binnenkort starten mijn cello-duet en mijn cello/horn-duet weer, dus ook daarvoor moet ik aan de slag. Ik zet strepen in mijn agenda om voldoende tijd over te houden voor al die oefeningen. En dan doe ik in september nog mee aan een ‘Muziekproject balletmuziek’; nòg 9 dansen uit “De Notenkrakerssuite” van Pyotr Ilyich Tchaikovsky en “Romeo en Julia” van Sergei Prokofiev aan studiestof.
En toch; wat is dat in mij; wellicht in ieder mens? Het voelt goed om iets te moeten. Om uitdagingen aan te gaan; mijn individuele lessen, waarin ik zoveel techniek leer, en om met mijn muziekbroeders en -zusters zo mooi mogelijke muziek te maken. Om iets te willen presteren. De een doet dit, de ander dat en ik speel cello. Het voelt goed dat de vakantie er nu voor mij opzit, al zou ik ook levenslang met mien leafke onze vakanties willen voortzetten. Maar dat gaat niet; mijn huis is mijn thuis en ik hoef – gelukkig – nergens voor op de vlucht. Ja, ik ben me naast al die oefeningen op mijn cello wel aan het inlezen om het over een tijdje met mien leafke op Kreta naar mijn en onze zin te hebben. Voor de eerste nachten van die reis zijn we al een appartement aan het boeken.
En ik besef dat dit puur luxe is. Hoeveel anderen tobben met hun brein, met conflicten, met geldzorgen, met hun gezondheid, met instanties, noem maar op. En ik besef ook dat ik die luxe mede eraan te danken heb dat ik in Nederland geboren ben uit Nederlandse ouders en voorouders, dan weer eigenwijs genoeg om mijn eigen weg te gaan met een goed stel hersens en dan weer wijs genoeg om me aan de omstandigheden aan te passen, met levenslang al vrienden die me ook nog eens op ideeën brengen en voor misstappen behoedden. Ik voel me dankbaar voor en vereerd met zoveel gunsten.
Maar nu ga ik mijn cello pakken om die oefenen te doen; ik ben al laat.